ECLI:NL:GHSHE:2020:2229

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
200.277.169_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de verlening van vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarige [minderjarige] naar [plaats 1]. De moeder, appellante in principaal appel, heeft verzocht om toestemming voor de verhuizing en inschrijving van [minderjarige] op een basisschool in [plaats 1]. De vader, verweerder in principaal appel, heeft in incidenteel appel verzocht om de zorgregeling te wijzigen en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien beide ouders zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit bezitten. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat [minderjarige] ten tijde van de indiening van het geding bij de moeder in Nederland woonde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juni 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangegeven dat zij met haar gezin op één plek wil wonen en heeft ingestemd met een hulptraject om de communicatie tussen partijen te verbeteren. De vader heeft als doel gesteld een wezenlijke inbreng in het leven van [minderjarige] te behouden en heeft ook ingestemd met het hulptraject. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de ouders in het belang van [minderjarige] met elkaar in gesprek moeten gaan.

Het hof heeft besloten om partijen te verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West voor hulpverlening. De beslissing over de verzochte toestemming voor verhuizing en de zorgregeling is aangehouden, zodat partijen de kans krijgen om deel te nemen aan het zorgtraject. Het hof heeft verzocht om een eindrapportage van de zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject, waarna verdere beslissingen zullen worden genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 juli 2020
Zaaknummer: 200.277.169/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/351858 / FA RK 18-6105
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Ç. Bayrak,
tegen
[de vader]
,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Czarnota.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 10 maart 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 april 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 1] en voor de inschrijving van [minderjarige] op basisschool ‘ [basisschool]
’ te [plaats 1] , kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 mei 2020, heeft de vader verzocht de grieven van de moeder af te wijzen en de beschikking waarvan beroep in zoverre te bekrachtigen.
Tevens heeft de vader hierbij incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen voor zover daarbij het zelfstandig verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen is afgewezen en alsnog te bepalen dat voortaan een zorgregeling zal gelden waarbij [minderjarige] de ene week bij de vader is en de andere week bij de moeder met als wisseldag zondagavond 19.00 uur en waarbij de moeder met [minderjarige] in [woonplaats] verblijft als [minderjarige] bij de moeder is.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen ter griffie op 15 juni 2020, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek in incidenteel hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Bayrak;
  • de vader, bijgestaan door mr. Czarnota;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 februari 2020;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 10 juni 2020;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 19 juni 2020;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 22 juni 2020;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 23 juni 2020.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
Beide partijen hebben zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit.
Het internationale karakter van deze zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft. Deze rechtsmacht kan worden gebaseerd
op het bepaalde in artikel 8 lid 1 Verordening Brussel IIbis: ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid zijn bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, dat wil zeggen het tijdstip waarop het inleidend gedingstuk wordt ingediend. Nu vast staat dat de minderjarige ten tijde van de indiening van het inleidend gedingstuk haar gewone verblijfplaats bij haar moeder in Nederland had, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
3.2.
Partijen zijn op 5 december 2011 met elkaar gehuwd.
Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.3.
Bij beschikking van 4 oktober 2016 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, welke beschikking op 28 oktober 2016 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
Bij beschikking van 13 december 2016 heeft de rechtbank bepaald dat de onderlinge
regelingen uit het aangehechte (aanvullend) ouderschapsplan d.d. 18 oktober 2016 deel uitmaken van die beschikking.
Partijen hebben in dit ouderschapsplan de volgende reguliere zorgregeling afgesproken:
[minderjarige] heeft contact met de vader gedurende ieder weekend van zaterdagmorgen 12.00 uur
tot zondagavond 18.00 uur, zolang de moeder niet in [plaats 2] woont, althans [minderjarige] niet naar school gaat.
Zodra de moeder verhuisd is naar [plaats 2] en/of [minderjarige] naar school gaat, wijzigt deze regeling in een regeling van een weekend in de veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 18.00 uur.
Met betrekking tot de vakanties en de bijzondere dagen hebben partijen afspraken gemaakt zoals weergegeven in voormeld ouderschapsplan.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en [minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats 1] , afgewezen.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank tevens afgewezen het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen zodra de moeder is verhuisd naar [plaats 1] , het verzoek van de vader om zodra de moeder verhuisd is naar [plaats 1] een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen en het verzoek van de vader om indien de moeder alsnog besluit niet naar [plaats 1] te verhuizen en in [woonplaats] te blijven wonen een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] de helft van de tijd bij de vader is en de helft van de tijd bij de moeder, althans een evenredige verdeling vast te stellen die de rechtbank redelijk acht.
3.6.
Partijen kunnen zich met deze beschikking gedeeltelijk niet verenigen en zij zijn hiervan in (incidenteel) hoger beroep gekomen.
3.7.
Zoals aan partijen tijdens de mondelinge behandeling reeds is medegedeeld zal het hof de inhoud van het door de moeder bij het hof ingediende verweerschrift in incidenteel hoger beroep ambtshalve buiten beschouwing laten voor zover hierin (randnummers 1 tot en met 49) wordt gereageerd op het verweerschrift van de vader in principaal hoger beroep.
Een extra schriftelijke ronde is gelet op de zogenaamde “twee-conclusieregel” niet toegestaan.
3.8.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling als haar doel gesteld dat zij samen met haar gezin ( [minderjarige] , haar partner met diens kind en het kind dat zij van haar partner verwacht) op één plek wil wonen. De moeder heeft verklaard dat zij mede met het oog daarop wil werken aan verbetering van de communicatie tussen partijen
De moeder heeft daartoe ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft, bijvoorbeeld bij Sterk Huis.
3.9.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling als doel gesteld dat hij een wezenlijke inbreng in het leven van [minderjarige] wil houden. De vader heeft verklaard dat hij mede met het oog daarop zijn medewerking wil verlenen aan verbetering van de communicatie tussen partijen. De vader heeft daartoe ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft, bij voorbeeld bij Sterk Huis.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de ouders in het belang van [minderjarige] met elkaar in gesprek zouden moeten gaan in het kader van het hulptraject Ouderschap Blijft. De ouders doen er verstandig aan om in die gesprekken verschillende scenario’s uit te werken. Zo is er een scenario denkbaar waarin de moeder met [minderjarige] naar [plaats 1] verhuist of naar een andere gemeente en een scenario waarin de
moeder zonder [minderjarige] naar [plaats 1] verhuist. Ook andere scenario’s zijn voorstelbaar.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
3.11.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft.
3.11.2.
De bedoeling van het in te zetten hulptraject is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van het volgende resultaat:
- de (gezagdragende) ouders kunnen gezamenlijk afspraken maken en beslissingen nemen die in het belang zijn van het kind, onder meer over het hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.11.3.
Gelet op het vorenstaande en omdat beide partijen ter zitting hebben verklaard hiermee in te kunnen stemmen, zal het hof partijen voor een zorgtraject ten behoeve van het hiervoor genoemde resultaat verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West.
3.11.4.
Ter zitting heeft het hof zich ervan vergewist dat partijen ermee instemmen dat de door de woonplaatsgemeente van de minderjarige aangewezen zorgaanbieder aan de rechtbank rapporteert over het verloop en de resultaten van het zorgtraject als ook dat de rapportage over een niet geslaagd zorgtraject bij de raad terecht komt en voor de raad aanleiding kan zijn om (nader) advies uit te brengen aan het hof.
3.11.5.
In verband met de verwijzing van partijen naar het loket zal het hof de beslissingen in deze zaak aanhouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan de noodzakelijk geachte zorg.
3.11.6.
Het hof verzoekt het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West om uiterlijk op
30 oktober 2020of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof de eindrapportage over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen. Het hof zal binnen twee weken na ontvangst deze rapportage doorzenden naar de advocaten van partijen en hen in de gelegenheid stellen daarop binnen twee weken te reageren en daarbij aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk achten. Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat, verzoekt het hof genoemd loket de eindrapportage tevens tegelijkertijd te zenden naar de raad, zodat de raad kan bezien of (nader) advies door de raad noodzakelijk is.
3.11.7.
De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage het hof te laten weten of zij aanleiding ziet om advies uit te brengen. Indien de raad tot
advies besluit dan verzoekt het hof de raad dit advies uiterlijk binnen vier maanden na deze kennisgeving, of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof in te dienen. Na ontvangst van het advies van de raad zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen veertien dagen te reageren, waarna de behandeling van de zaak ter mondelinge behandeling – indien gewenst – zal worden voortgezet.
3.11.8.
Na de mondelinge behandeling hebben de advocaten namens partijen toestemming gegeven voor het delen van hun bij het hof bekende persoonsgegevens via het “Formulier verwijzing ouders/kind naar hulpverlening” (hierna ook: het verwijzingsformulier) met het loket van de zorgregio, de toegang (van de woonplaatsgemeente van de kinderen), de in te zetten zorgaanbieder en eventueel de raad. Voorts hebben zij toestemming gegeven voor het verzenden van het verwijzingsformulier met de resultatenlijst (per e-mail) en deze tussenbeschikking (per fax en/of post) naar het loket en vervolgens naar de toegang en de zorgaanbieder.
3.12.
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
verwijst partijen voor hulpverlening ten behoeve van het hiervoor genoemde resultaat naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West;
verzoekt het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West om uiterlijk op
30 oktober 2020PRO FORMA een eindrapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen, zulks met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 3.11.6 is overwogen. Binnen twee weken na ontvangst zal de eindrapportage naar de advocaten van partijen worden gestuurd en krijgen zij vervolgens twee weken de tijd om daar schriftelijk op te reageren;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, de rechter (nader) te adviseren, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van zijn rapport en advies aan de advocaten van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland - Verhaegen, E.M.C. Dumoulin en M.I. Peereboom - van Drunick en is op 16 juli 2020 uitgesproken in het openbaar door mr. E.M.C. Dumoulin in tegenwoordigheid van de griffier.
[x]