ECLI:NL:GHSHE:2020:222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
20-000000-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de voorlopige hechtenis en afwijzing verzoek tot schorsing in verband met medische voorzieningen

Op 16 januari 2020 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de voorlopige hechtenis van een verdachte, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van tweeënveertig maanden wegens betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. De advocaat-generaal had verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding, omdat de verdenkingen en bezwaren tegen de verdachte nog steeds bestaan. Het hof heeft de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.G.J.E. Lut.

Het hof overweegt dat de voorlopige hechtenis kan worden verlengd op basis van de eerder opgelegde vrijheidsbenemende straf. De verdediging voerde aan dat de medische voorzieningen in de penitentiaire inrichting ontoereikend zijn en dat de verdachte gezondheidsklachten heeft. Het hof oordeelt echter dat deze klachten niet van dien aard zijn dat ze de schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. Het hof wijst het verzoek tot schorsing af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het belang van de samenleving bij voortzetting van de voorlopige hechtenis zouden doen wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.

De beslissing van het hof houdt in dat de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van de verdachte met honderdtwintig dagen wordt verlengd. Het hof concludeert dat het wettelijk systeem van het penitentiaire stelsel voldoende mogelijkheden biedt voor de verdachte om een adequate medische behandeling te verkrijgen, en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van de beschikking en brengt deze ter kennis van de verdachte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Parketnummer 1e aanleg : [arrondissementsparketnummer]
Parketnummer : [ressortsparketnummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de vordering van de advocaat-generaal van [datum] strekkende tot verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van
[voornamen & achternaam verdachte]
geboren te [geboorteplaats, -datum & -land]
thans gedetineerd in de [detentieplaats] .
Dit bevel is op grond van artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, van kracht tot [datum] .
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte is op [datum] door de meervoudige kamer van de [rechtbank] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek wegens kort gezegd betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. Tegen dat vonnis is namens verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof is na onderzoek gebleken dat de verdenking, bezwaren en gronden die tot het laatstelijk verleende bevel tot gevangenhouding van verdachte hebben geleid, ook thans nog bestaan. De vordering van de advocaat-generaal zal dus worden toegewezen, met dien verstande dat de voorlopige hechtenis ook komt te berusten op de grond dat in het bestreden vonnis van de [rechtbank] van [datum] een vrijheidsbenemende straf is opgelegd voor de duur van tweeënveertig maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan de tenuitvoerlegging langer duurt dan de periode van het op grond van artikel 66, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering verlengde bevel tot gevangenhouding.
Het hof heeft kennis genomen van het vonnis. Niet is gesteld noch anderszins is gebleken dat het om een feitelijk of juridisch evident onjuist vonnis gaat. Dat betekent dat de vrijheidsbeneming van verdachte is komen te vallen onder artikel 5, eerste lid onder a van het EVRM. Dat heeft onder meer tot gevolg dat het recht van de verdachte om in beginsel zijn berechting in vrijheid af te wachten niet zonder meer van toepassing is aangezien een bevoegde rechter uitspraak heeft gedaan en die uitspraak niet feitelijk of juridisch evident onjuist is. Een beroep op artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering kan niet slagen aangezien de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf langer duurt dan de thans door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
Verdachte heeft voorafgaande aan de behandeling in raadkamer op [datum] een schriftelijk verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof zal daar niet toe overgaan. Na een veroordelend vonnis door een daartoe bevoegde rechter is het recht om de berechting in vrijheid af te wachten niet zonder meer van toepassing. Schorsing van de voorlopige hechtenis is in een dergelijk geval – na een veroordelend vonnis – in beginsel slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis moet wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte.
In dat kader is onder meer aangevoerd dat verdachte gezondheidsklachten heeft. De raadsvrouw heeft dit verzoek onderbouwd met stukken.
Het hof is van oordeel dat deze gezondheidsklachten van verdachte niet zodanig bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis moet wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Het hof is ook anderszins niet van het bestaan ervan gebleken.
In raadkamer heeft de raadsvrouw tevens aangevoerd dat – kort gezegd – de medische voorzieningen binnen het penitentiaire stelsel (vooralsnog) ontoereikend zijn gebleken en dat verdachte vreest voor zijn gezondheid. Naar het hof begrijpt ligt de oorzaak hiervan onder andere bij het feit dat verdachte niet het hem gewenste resultaat heeft kunnen bewerkstelligen van een medische behandeling. Uit de door de raadsvrouw overlegde stukken leidt het hof af dat de medische dienst van de vorige penitentiaire inrichting een medische behandeling aan verdachte heeft geadviseerd. Verdachte stelt dat zijn medische situatie hierdoor niet is verbeterd en wil een andere behandeling. Hierop heeft de medische dienst van de vorige penitentiaire inrichting gemotiveerd gereageerd. Verdachte heeft hierop een bemiddelingsgesprek aangevraagd. Het hof begrijpt dat het uitblijven van een dergelijk bemiddelingsgesprek bij de vorige penitentiaire inrichting mede de oorzaak is voor het uitblijven van de door verdachte gewenste medische behandeling. De raadsvrouw heeft toegelicht dat de penitentiaire procedure met betrekking tot de gezondheidsklachten inmiddels verder in gang is gezet naar de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Tevens blijkt uit de stukken die de raadsvrouw heeft overlegd dat een soortgelijk verzoek om andersoortige behandeling reeds aan de huidige penitentiaire inrichting is gericht.
Het hof stelt voorop dat het wettelijk systeem van het penitentiaire stelsel aan verdachte mogelijkheden biedt om – indien nodig – een adequate medische behandeling te verkrijgen. Naar het hof begrijpt heeft dit systeem vooralsnog niet het door verdachte gewenste resultaat kunnen bewerkstelligen. Het hof kan aan de hand van de stukken in het dossier niet beoordelen wat daarvoor de oorzaak is. Die beoordeling is overigens ook niet aan het hof voorbehouden nu het penitentiair stelsel voorziet in de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. De raadsvrouw heeft toegelicht dat zij die procedure reeds in gang heeft gezet. Het hof deelt de conclusie van de rechter-commissaris – dat het penitentiaire stelsel ontoereikend is – dan ook niet. Feiten of omstandigheden die het hof tot een ander oordeel zouden kunnen of moeten brengen zijn niet aannemelijk geworden.
Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE:

Verlengtde geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van verdachte voor een termijn van honderdtwintig dagen.

Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Aldus gedaan op 16 januari 2020
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. R. van Maaren, griffier.
De advocaat-generaal gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
’s-Hertogenbosch, 16 januari 2020
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De Directeur van de [detentieplaats]