In deze zaak, uitgesproken op 16 juli 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg. De moeder verzocht om het gezag over haar twee minderjarige kinderen, geboren in 2008 en 2010, alleen aan haar toe te kennen. De rechtbank had eerder, op 8 mei 2019, het verzoek van de moeder tot wijziging van het ouderlijk gezag afgewezen. De moeder stelde dat er sinds de echtscheiding geen contact meer was tussen de kinderen en de vader, en dat de vader geen betrokkenheid toonde. De vader was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en had geen verweer ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader sinds 2018 geen contact meer heeft met de kinderen en dat de moeder alle beslissingen met betrekking tot de kinderen alleen neemt. De raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het gezag aan de moeder toe te kennen, in het belang van de kinderen. Het hof oordeelde dat de situatie zodanig was gewijzigd dat wijziging van het gezamenlijk gezag noodzakelijk was. De vader had geen betrokkenheid meer en was onbereikbaar, waardoor de moeder niet in staat was om gezamenlijk beslissingen te nemen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat het ouderlijk gezag over de kinderen aan de moeder alleen toekomt. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.