Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
- onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter waarvan hij wist dat zij leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor zij onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden; en
- onder feit 2 ten laste gelegde, te weten ontucht plegen met zijn minderjarige kind,
hij,
hij,
geweld of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van de door [slachtoffer] gestelde handelingen. Uit het procesdossier en het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken dat geweld is gebruikt of dat daarmee is gedreigd. Voor zover de tenlastegelegde handelingen ‘het vastbinden, het brengen van een seksspeeltje in de mond van [slachtoffer], en het slaan met een zweep tegen het lichaam’ als een geweldsaspect kunnen worden gezien, wordt naar oordeel van het hof dit onderdeel van de aangifte niet dan wel in onvoldoende mate ondersteund door andere, objectieve bewijsmiddelen in het dossier.
feitelijkheidvan fysiek en/of psychisch en/of feitelijk overwicht van verdachte op [slachtoffer], vanwege het (grote) verschil in postuur en/of (grote) leeftijdsverschil en/of de verstandelijke beperking van die [slachtoffer] en/of de (afhankelijkheids-)relatie (vader/dochter), is gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Daarmee vindt de advocaat-generaal de verkrachting bewezen. Subsidiair heeft de advocaat-generaal er op gewezen dat sprake was van een kwetsbaar meisje en dat verdachte wist dat zij eerder seksueel was misbruikt.
zodanigeverstandelijke beperking bij het slachtoffer, en zij mede hierdoor een
zodanigepsychische druk heeft ervaren dat zij zich
daardoorniet tegen de seksuele handelingen kon verzetten. Het bewijs voor dwang door middel van een andere feitelijkheid ontbreekt dan ook naar het oordeel van het hof eveneens. Weliswaar kan vanwege de relatie vader-dochter, het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer, het fysieke overwicht, en de kwetsbaarheid van het slachtoffer worden gesproken van een feitelijk overwicht op het slachtoffer, doch die enkele omstandigheid is in dit geval onvoldoende om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat het slachtoffer zich redelijkerwijs niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat uit de stukken in het dossier blijkt dat het seksueel contact tussen de verdachte en [slachtoffer] tot en met 3 oktober 2017 heeft geduurd. [Slachtoffer] heeft in de periode februari/maart 2015 tot en met maart 2016 bij de verdachte gewoond, daarna is zij bij haar moeder gaan wonen. Het feit dat het seksueel contact ook doorging nadat [slachtoffer] weer bij haar moeder woonde, wijst er niet op dat [slachtoffer], vanwege haar afhankelijkheid van de verdachte en zijn feitelijk overwicht, zich redelijkerwijs niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten. Dat er sprake is van een situatie waarbij de verdachte [slachtoffer] in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat zij zich daardoor niet tegen de tenlastegelegde handelingen kon verzetten, blijkt evenmin uit de verklaring van de zorgmedewerker [zorgmedewerker] en uit de verklaring van GZ-psycholoog, [deskundige].
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte:
- zich voor het einde van een proeftijd van
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
- zich zal melden en blijven melden bij Reclassering Nederland (telefonisch bereikbaar op het telefoonnummer van het regiokantoor van regio Zuid, 088 8041504), dan wel bij een nader door Reclassering Nederland aan te wijzen reclasseringsinstelling, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- zich zal laten behandelen door ambulante forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 3.058,29 (drieduizend achtenvijftig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 58,29 (achtenvijftig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.