ECLI:NL:GHSHE:2020:2163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
12 juli 2020
Zaaknummer
20-001414-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarigen en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met drie minderjarige kinderen en het bezit en vervaardigen van kinderpornografie. De feiten vonden plaats in de periode van 2003 tot 2017, waarbij de slachtoffers, twee meisjes van 5 en 9 jaar en een jongen van 6 tot 12 jaar, onder de zorg van de verdachte stonden. De verdachte heeft tijdens logeerpartijen ernstige ontuchtige handelingen gepleegd en daarbij foto's en video's gemaakt van de slachtoffers. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De slachtoffers hebben aanzienlijke schade geleden, wat heeft geleid tot schadevergoedingsmaatregelen in hun voordeel.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001414-18
Uitspraak : 13 juli 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 april 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-879871-17 tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
thans verblijvende in [naam PI] .
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de aan verdachte ten laste gelegde feiten zal bewezen verklaren en verdachte ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van verdachte zal gelasten. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat
  • de vordering van [benadeelde partij/slachtoffer 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 976,93 ter zake van materiële schade en tot een bedrag van € 4.000,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [benadeelde partij/slachtoffer 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 976,93 ter zake van materiële schade en tot een bedrag van € 4.000,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens vordert de advocaat-generaal de vergoeding van de door de wettelijke vertegenwoordigers van de benadeelde partijen in eerste aanleg
(€ 43,69) en in hoger beroep (€78,99) gemaakte proceskosten;
- de vordering van [benadeelde partij/slachtoffer 3] wordt toegewezen tot een bedrag van € 7.500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gevorderd dat het hof hieromtrent overeenkomstig de rechtbank zal beslissen, met uitzondering van het onder nummer 10 op de beslaglijst vermelde fototoestel. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dit goed aan het verkeer zal worden onttrokken.
De raadsman heeft uitsluitend verweer gevoerd ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en – daarmee samenhangend – dat geen gevangenisstraf voor de duur van zes jaren dient te worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd mede omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2011), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
  • met zijn, verdachtes, mond en/of tong en/of hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of de billen van [slachtoffer 1] betast en/of
  • het lichaam van [slachtoffer 1] betast en/of
  • een of meer foto's gemaakt van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 1] en/of
  • die [slachtoffer 1] een of meer foto's laten maken van zijn, verdachtes, (ontblote) geslachtsdeel, in elk geval zijn lichaam en/of
  • [slachtoffer 1] haar schaamlippen en/of vagina en/of billen laten spreiden;
2.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
  • met zijn, verdachtes, mond en/of tong en/of hand(en) en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of de billen van [slachtoffer 2] betast en/of
  • met (een) wattenstaafje(s) en/of een trillend apparaat de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of de billen van [slachtoffer 2] betast en/of het lichaam van [slachtoffer 2] betast en/of
  • een of meer foto's gemaakt van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 2] en/of
  • [slachtoffer 2] ontkleed en/of (daarbij) [slachtoffer 2] opgemeten terwijl [slachtoffer 2] was ontkleed en/of
  • [slachtoffer 2] haar vagina en/of schaamstreek laten betasten;
3.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008 te [plaats 2] en/of [plaats 1] , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, (telkens) buiten echt, (telkens) één of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , immers heeft hij, verdachte, (telkens):
  • het lichaam van [slachtoffer 3] betast en/of
  • [slachtoffer 3] afgetrokken en/of
  • zichzelf door [slachtoffer 3] laten aftrekken en/of
  • zijn penis in de mond van [slachtoffer 3] gebracht en/of zich (vervolgens) laten pijpen door [slachtoffer 3] en/of
  • de penis van [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of (vervolgens) [slachtoffer 3] gepijpt en/of
  • zijn vinger(s) in de anus van [slachtoffer 3] gebracht en/of
  • een of meer foto's gemaakt van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 3] en/of
  • [slachtoffer 3] naar (een of meer) kinderpornografische afbeelding(en) laten kijken;
4.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008 te [plaats 2] en/of [plaats 1] , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, (telkens) buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, (telkens):
  • het lichaam van [slachtoffer 3] betast en/of
  • [slachtoffer 3] afgetrokken en/of
  • zichzelf door [slachtoffer 3] laten aftrekken en/of
  • de penis van [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of (vervolgens) [slachtoffer 3] gepijpt en/of
  • een of meer foto's gemaakt van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 3] en/of
  • [slachtoffer 3] naar (een of meer) (kinder)pornografische afbeelding(en) laten kijken;
5.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 21 mei 2003 tot en met 29 mei 2017, te [plaats 2] en/of [plaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens), een (grote) hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) - en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) (grote) hoeveelheid afbeeldingen, - in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt waarbij de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens),
  • een (grote) hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) en/of
  • (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) (grote) hoeveelheid afbeelding(en),
heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
  • [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2007) en/of
  • [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2011),
was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven – bestond(en) uit:
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20172405.1200.80327),
en/of het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans deze persoon gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar/hun leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of de billen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , althans deze persoon in beeld gebracht wordt/worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20172405.1200.80327);
7.
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008, te [plaats 2] en/of [plaats 1] , meermalen, althans eenmaal, (telkens),
  • een (grote) hoeveelheid afbeeldingen, te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) en/of
  • (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) (grote) hoeveelheid afbeelding(en),
heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
- [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1996), was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door [slachtoffer 3] , althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij [slachtoffer 3] , althans deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van [slachtoffer 3] , althans deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of de billen van [slachtoffer 3] , althans deze persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
in de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats 1] , met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2011), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte,
  • met zijn, verdachtes, mond en/of tong en handen en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van [slachtoffer 1] betast en
  • het lichaam van [slachtoffer 1] betast en
  • foto's gemaakt van het (ontblote) lichaam van [slachtoffer 1] en
  • [slachtoffer 1] een of meer foto's laten maken van zijn, verdachtes, (ontblote) geslachtsdeel, in elk geval zijn lichaam en
  • [slachtoffer 1] haar schaamlippen laten spreiden;
2.
hij, in de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 te [plaats 1] , met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2007), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 2] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte:
  • met zijn, verdachtes, tong en/of handen en/of vingers de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en/of de billen van [slachtoffer 2] betast en
  • met wattenstaafjes en een trillend apparaat de vagina en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek en de billen van [slachtoffer 2] betast en het lichaam van [slachtoffer 2] betast en
  • foto's gemaakt van het ontblote lichaam van [slachtoffer 2] en
  • [slachtoffer 2] ontkleed en (daarbij) [slachtoffer 2] opgemeten terwijl [slachtoffer 2] was ontkleed en
  • [slachtoffer 2] haar vagina en/of schaamstreek laten betasten;
3.
hij, meermalen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008 te [plaats 1] , met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 1996, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, telkens buiten echt handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , immers heeft hij, verdachte, telkens:
  • het lichaam van [slachtoffer 3] betast en/of
  • [slachtoffer 3] afgetrokken en/of
  • zichzelf door [slachtoffer 3] laten aftrekken en/of
  • zijn penis in de mond van [slachtoffer 3] gebracht en zich vervolgens laten pijpen door [slachtoffer 3] en/of
  • de penis van [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, mond gebracht en vervolgens [slachtoffer 3] gepijpt en/of
  • zijn vinger in de anus van [slachtoffer 3] gebracht en/of
  • foto's gemaakt van het ontblote lichaam van [slachtoffer 3] en/of
  • [slachtoffer 3] naar kinderpornografische afbeeldingen laten kijken;
4.
hij, meermalen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008 te [plaats 1] , met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] een minderjarige was die aan zijn, verdachtes zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, te weten als oppas, telkens buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, telkens:
  • het lichaam van [slachtoffer 3] betast en/of
  • [slachtoffer 3] afgetrokken en/of
  • zichzelf door [slachtoffer 3] laten aftrekken en/of
  • de penis van [slachtoffer 3] in zijn, verdachtes, mond gebracht en vervolgens [slachtoffer 3] gepijpt en/of
  • foto's gemaakt van het ontblote lichaam van [slachtoffer 3] en/of
  • [slachtoffer 3] naar (kinder)pornografische afbeelding(en) laten kijken;
5.
hij, de periode van 21 mei 2003 tot en met 29 mei 2017, te [plaats 2] en/of [plaats 1] , meermalen telkens, een grote hoeveelheid afbeeldingen, te weten foto’s en video’s en films - en gegevensdragers bevattende een grote hoeveelheid afbeeldingen,
- in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt en/of het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen en/of de borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327),
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij, op tijdstippen in de periode van 01 januari 2017 tot en met 31 maart 2017, te [plaats 1] , meermalen afbeeldingen, te weten foto’s en/of een video heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
  • [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 2007) en
  • [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 2011),
was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het betasten en aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20172405.1200.80327),
en
het naakt laten poseren van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , waarbij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , poseert/poseren in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar/hun leeftijd past en (waarna) door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de billen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20172405.1200.80327);
7.
hij, in de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 juli 2008, te [plaats 1] , meermalen, (telkens),
- afbeeldingen, te weten foto's, heeft vervaardigd,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten:
- [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1996), was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het naakt laten poseren van [slachtoffer 3] , waarbij [slachtoffer 3] poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij zijn leeftijd past en waarna door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose van [slachtoffer 3] , nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van [slachtoffer 3] , in beeld gebracht wordt, waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
((onder andere) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van bestandsnaam [bestandsnaam] en beschreven in het proces-verbaal met documentcode 20171107.1200.80327).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsmiddelen en overwegingen [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het hof verenigt zich grotendeels met de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen van de rechtbank en maakt die tot de zijne. Nu het hof echter op een aantal punten tot wijziging c.q. aanvullingen van de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen komt, zal het hof ten behoeve van de leesbaarheid de bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot de bewijswaardering opnieuw in het arrest vermelden
.
Feit 1 Ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 1]
Op 7 april 2017 werd door [aangever] , de vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , namens zijn dochters, aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen door zijn buurman [naam verdachte] , [2] destijds woonachtig op [adres] . [3] Aangever heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem eind maart 2017 heeft verteld dat de buurman (hof: verdachte) met zijn handen haar billen en haar plasser had betast en dat hij met zijn tong haar billen en haar geslachtsdeel had aangeraakt.
[slachtoffer 1] heeft tijdens het studioverhoor op 20 april 2017 het navolgende verklaard:
“De buurman die heb met zijn handen aan mijn billen gezeten. En de buurman heb ook met de tong aan mijn billen gezeten. We waren in het huis van de buurman.” [4]
“De buurman zat met zijn tong aan de voorkant”. Verbalisanten zien dat [slachtoffer 1] met haar hand over haar schaamstreek wrijft. “Ik lag met mijn benen omhoog, allebei helemaal omhoog. Helemaal uit elkaar”. “Hij ging heel lang likken. Dat voelde ik” en “De buurman had geen kleertjes aan. We hebben ook samen in de douche. Dan deden we niet liggen, maar zitten en staand (…) op een klein stoeltje.” [5]
“De buurman deed met twee handen mijn billen open trekken, dan doet het hier heel pijn.” Verbalisanten zien dat [slachtoffer 1] haar schaamstreek aanwijst en zegt dat ze dit “billen” noemt.
“De buurman doet eerst met de handen en dan met de tong.” [6]
“Als de buurman dat deed met zijn hand en met zijn tong dan heeft hij daar ook foto’s van gemaakt met het fototoestel. Ik mag er ook een paar maken van de buurman. Ik was bloot.” [7]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] eind maart 2017 spontaan tegen haar zei: “De buurman doet ook wel eens met mijn billen spelen”. [slachtoffer 1] zei dat ze helemaal niks aan had. Toen getuige haar vroeg wat de buurman precies deed zag getuige dat [slachtoffer 1] met haar handen een spreidende beweging maakte en hoorde ze dat [slachtoffer 1] daarbij zei dat de buurman zo haar billen open maakte. Getuige zag dat [slachtoffer 1] een wrijvende beweging maakte boven haar kruis en zei: “En hier met zijn tong”. [8]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] tegen haar zei: “De buurman doet anders bij mij dan bij [slachtoffer 2] ”. Getuige [getuige 2] vroeg wat de buurman deed waarop [slachtoffer 1] letterlijk zei: “Hij doet met zijn handen op mijn billen en met zijn tong op mijn billen.” [slachtoffer 1] fluisterde bij getuige in haar oor: “Ik moet dan gaan liggen en dan likt de buurman mij hier”. Getuige zag dat [slachtoffer 1] hierbij naar haar vagina wees. [9]
[slachtoffer 1] is geboren op [geboortedag] 2011. [10]
Verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg verklaard dat in het weekend voordat [slachtoffer 2] kwam logeren (hof: maart 2017) er iets met [slachtoffer 1] is gebeurd. Hij heeft toen het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] aangeraakt en heeft haar gefotografeerd. [slachtoffer 1] heeft zijn geslachtsdeel gefotografeerd. Verdachte heeft toen ook een zogenaamde “proestkus” vlak boven het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] gegeven. [11]
Ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] in het weekend kwam logeren en bij hem onder de douche is geweest, dat hij een paar keer over het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] heeft gestreeld en dat zij zelf ook een keer haar schaamlippen heeft gespreid en dat hij foto’s heeft gemaakt en op de computer heeft gezet. [12]
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2020 heeft verdachte erkend dat hij tijdens een logeerweekend in maart 2017 in zijn woning te [plaats 1] met [slachtoffer 1] in de douche was, dat hij de douchekop hanteerde om [slachtoffer 1] af te spoelen en dat het spetteren leidde tot een stoeipartij, waarna er zich een negatieve spiraal ontwikkelde en de zaak uit de hand liep.
Bewijswaardering feit 1
Het hof is van oordeel dat [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor op 20 april 2017 gedetailleerd en authentiek heeft verklaard. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van haar verklaring heeft het hof ook acht geslagen op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , uit welke verklaringen volgt dat [slachtoffer 1] ook consistent heeft verklaard.
Gelet op het voorgaande neemt het hof, evenals de rechtbank, de verklaring van [slachtoffer 1] als uitgangspunt. Haar verklaring wordt op onderdelen ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf, zoals hiervoor weergegeven. Het hof heeft geen reden om aan de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen en acht het onder feit 1 aan verdachte ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte dat hij de schaamstreek/vagina van [slachtoffer 1] niet met zijn tong zou hebben aangeraakt, acht het hof dan ook ongeloofwaardig.
Feit 2 Ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 2]
Het hof bezigt ook ten aanzien van feit 2 de aangifte van [aangever] [13] , de vader van [slachtoffer 2] , zoals hiervoor bij feit 1 weergegeven, tot bewijsmiddel. Aangever heeft verklaard dat [slachtoffer 2] , aan de hand van door haar gemaakte tekeningen, kenbaar heeft gemaakt dat de buurman iets met wattenstaafjes bij haar geslachtsdeel had gedaan, dat de buurman foto’s van haar plasser had gemaakt en dat hij met zijn tong en hand haar billen aanraakte.
Ten tijde van het studioverhoor op 25 april 2017 heeft [slachtoffer 2] het navolgende verklaard:
“De buurman doet met zijn tong over onze billen heen enzo. En hij gaat dingen doen wat niet mag. En dan gaat het met wattenstaafjes enzo en die maakt hij nat en gaat hij ook over mijn billen doen. Dat deed hij als ik bij hem was. Ik moest mijn kleren uit. En dan ging hij met meetdingen ofzo, ging hij mij opmeten. En dan ook nog een video maken en foto’s. Dan zei hij tegen mij: “Je moet het geheim houden”. Volgens mij doet hij ook met zijn handen op mijn billetjes doen met een trilding. Dat is een rood-oranje apparaatje en dan moet je op een knopje duwen en dan gaat hij trillen.” [14]
“Ik was in buurmans huis. Toen ging hij met dat trilding doen en ook nog met zijn handen. Met dat trilding had hij hem vast en had hij ook dat knopje. Hij deed er batterijen in en ging ermee over mijn billetjes heen. Ik had geen kleren aan”. [15] “Ik zag dat hij dat trilding pakte en over mijn billen ging” [16] . “Ik voelde dat hij met zijn hand figuren maakte op mijn billen”, verbalisant merkt op dat [slachtoffer 2] wrijvende bewegingen maakt met haar hand, “Ik lag op het bed in mijn blootje en dan ging hij met zijn tong over mijn billen” [17] , “Hij maakte gekke figuren met zijn tong. Ik zag dat hij zijn mond open doet en met het puntje van zijn tong precies op mijn billen doet.” [18]
“Hij had een bak met wattenstaafjes en een beker met water. Hij pakte er eentje, deed die in het water en ging over mijn plasser heen”. Verbalisant merkt op dat [slachtoffer 2] naar haar schaamstreek wijst. [19]
“Dan moest ik gaan liggen en gaat hij met wattenstaafjes over mijn plasser heen. Dan doet hij rondjes maken over mijn plasser heen. Het gaat pijn doen, precies op mijn plasser. Ik zeg soms au omdat hij hard gaat drukken op mijn plasser.” [20]
“Hij deed mijn kleren uit. Dan gaat hij een video maken met die camera en foto’s maken. Opeens doet hij mijn benen weer open en maakt foto’s van mijn plasser. Alleen maar van mijn plasser.” [21]
“Hij zei: Kleren uit, want dan ga ik foto maken en nog een video. Hij liet het zelf zien de video. Ik zag mijn plasser. Hij heeft een video gemaakt. Hij deed de foto’s opbergen op de computer in een mapje. Hij heeft dat laten zien. Hij heeft een meetlat en gaat mij meten in mijn blootje. Hij meet mijn plasser.” [22]
“Hij heeft dat knopje vast, dan moet hij dat indrukken en gaat hij precies met dat trilding als hij aanstaat op mijn billen, precies op de plekken bij mijn plasser’. De verbalisant merkt op dat [slachtoffer 2] naar haar schaamstreek wijst. “Met de tong was bijna hetzelfde als de triller. Ook om mijn plasser heen. Ook over mijn billen en ook over mijn plasser. Eerst plasser en dan billen.” [23] “Ik was aan het logeren”. [24]
[slachtoffer 2] is geboren op [geboortedag] 2007. [25]
In de woning van verdachte aan de [woonplaats] is op 31 maart 2017 een fotocamera (type Olympus Stylus) in beslag genomen. Op deze camera werd een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat zij op een aantal kinderpornografische afbeeldingen de haar ambtshalve bekende [slachtoffer 2] herkende. [26] Voorts bevat het dossier een proces-verbaal beschrijving kinderpornografische materiaal [27] , waarin een kinderpornografisch filmbestand (A3180007.AVI) wordt beschreven, waarop te zien is dat de hand/vingers van een volwassen man de vagina en/of schaamstreek van [slachtoffer 2] betast. De mannenstem die op het filmbestand te horen is wordt door verbalisant [verbalisant 2] herkend als zijnde de stem van verdachte. [28]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer 2] in een weekend in maart 2017 bij hem in [plaats 1] heeft gelogeerd. Tijdens die logeerpartij heeft verdachte de vagina van [slachtoffer 2] met wattenstaafjes aangeraakt en heeft hij met zijn duim haar vagina opengetrokken en haar ontblote vagina gefotografeerd en gefilmd. Verdachte heeft voorts ten overstaan van de politie verklaard dat [slachtoffer 2] zelf haar geslachtsdeel heeft gespreid en dat er foto’s zijn gemaakt van haar geslachtsdeel. [29]
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 2] kwam logeren en dat hij zijn duim bij haar bil heeft gehad en dat hij haar heeft opgemeten. Hij heeft het wattenstaafje gebruikt voor het maken van de foto’s. [30]
Bewijswaardering feit 2
[slachtoffer 2] heeft een gedetailleerde en authentieke verklaring afgelegd en deze verklaring wordt door de overige bewijsmiddelen ondersteund. Het hof heeft geen reden om aan haar verklaring te twijfelen en neemt haar verklaring dan ook als uitgangspunt. Dat geldt ook voor zover de verklaring van [slachtoffer 2] inhoudt dat verdachte bij haar een trillend apparaat heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht het hof het verrichten van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
Evenals de rechtbank acht het hof de verklaring van verdachte, dat hij de schaamstreek/
vagina/billen van [slachtoffer 2] niet met zijn tong heeft aangeraakt, ongeloofwaardig. Ook acht het hof de verklaring van verdachte, dat de handeling met de wattenstaafjes geen ontuchtig, maar een verzorgend karakter had, onaannemelijk. Gelet op de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 2] hieromtrent vormde de handeling van verdachte met de wattenstaafjes juist een onderdeel van het geheel van ontuchtige handelingen die op dat moment plaatsvonden.
Feiten 3 en 4: het plegen van seksuele handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen, met [slachtoffer 3].
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat er ongeveer dertig keer iets is gebeurd op seksueel gebied tussen hem en verdachte. Volgens hem is het in 2003 begonnen. [31]
Toen het stopte was hij een jaar of 11 of 12. Het begon met strelen. [32] Het misbruik speelde als hij bij de verdachte logeerde. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij het jongetje is op de foto’s die hem worden getoond. De foto op bijlage 3 is de foto waarop hij zelfs met zijn “benen open” zit. Verdachte heeft ook kinderpornografische afbeeldingen op zijn computer aan hem laten zien. [33]
[slachtoffer 3] heeft voorts het navolgende verklaard:
“Het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden in [plaats 1] , in het huis van verdachte. Hij ging met zijn hand op mijn geslachtsdeel en andersom moest ik het ook doen. Oraal moest ik ook doen. Hij maakte foto’s van mij”. [34]
“Hij ging zo van voren in mijn broek en raakte de blote huid van mijn geslachtsdeel aan met zijn hand. Hij was gewoon bezig met het strelen. Zijn hand ging bij mijn geslachtsdeel op en neer. Ik was een jaar of 7 of 6. Het strelen is tientallen keren gebeurd.” [35]
“Het gebeurde als ik bij hem thuis overnachtte, bij het logeren”. “Hij trok mij af. Ik wist dat ik hem moest aftrekken als hij zei: “Nu jij”. Hij sloeg zijn arm om mij heen en trok mij naar zich toe en toen deed ik het. Ik moest doorgaan tot hij klaar kwam.” [36]
“Hij liet een filmpje zien van kinderporno en zei dat het heel normaal was. Hij zei volgens mij iets over het filmpje en toen zei hij: “Doe dat maar bij mij.” Andersom deed hij het dus ook, oraal bij mij. Hij begon met aftrekken. Toen deed hij oraal bij mij. Hij zei dat ik niks mocht vertellen.” [37]
“Ik moest hem eerst met mijn hand bevredigen en daarna oraal. Ik was toen volgens mij 7 jaar. Orale seks die ik bij hem heb moeten doen is ongeveer tien keer gebeurd. Hij heeft een keer geprobeerd om zijn vinger in mijn anus te stoppen. Ik had toen stop gezegd omdat het zeer deed.” [38] Ik was toen 8 of 7. Ik heb toen zelfs gehuild”. “Hij ging er met zijn vinger maar een heel klein beetje in en het deed meteen erg pijn en ik schreeuwde meteen: “nee, niet doen”. [39]
[slachtoffer 3] is geboren op [geboortedag] 1996. [40]
Verdachte heeft bij de rechtbank verklaard dat [slachtoffer 3] regelmatig bij hem logeerde.
Verdachte heeft erkend dat hij in die periode naaktfoto’s van [slachtoffer 3] heeft gemaakt en dat op een van die foto’s [slachtoffer 3] met een stijve penis te zien is. Desgevraagd heeft verdachte verklaard dat de erectie van [slachtoffer 3] door de nodige prikkels werd veroorzaakt en dat die prikkeling misschien door hem, verdachte, was veroorzaakt. [41]
Ter terechtzitting in hoger beroep d.d.25 mei 2020 heeft verdachte verklaard dat hij meent dat hij de penis van [slachtoffer 3] heeft vastgepakt .
Uit het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 28 augustus 2017 volgt dat verdachte in zijn woning te [plaats 1] naaktfoto’s van [slachtoffer 3] heeft gemaakt, waarbij de jongen een stijve penis heeft. De verbalisant relateert dat het gaat om 7 originele afbeeldingen. De verbalisant beschrijft het volgende. Te zien is het naakte lichaam dan wel naakte onderlichaam van een jongen in de geschatte leeftijd tussen 9 en 12 jaar. Door de houding van de jongen is de penis nadrukkelijk in beeld. Op enkele afbeeldingen is te zien dat de jongen een stijve penis heeft. Het betreft steeds dezelfde jongen. Uit het onderzoek blijkt dat een aantal voorwerpen die te zien zijn op de afbeeldingen (bed, lampjes, dekbedovertrek, vloerkleedje) overeenkomen met de voorwerpen in de woning van de verdachte. Onderzoek naar de identiteit van de jongen wees uit dat deze ogenschijnlijk [uiterlijke] kenmerken heeft in het gelaat, dat bij de e-mail contacten van de verdachte [naam] is vermeld en dat [naam] een zoon heeft, genaamd [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 1996. [42]
Bewijswaardering ten aanzien van feit 3 en feit 4:
Verdachte heeft in eerste aanleg over het merendeel van de hem ten laste gelegde handelingen met betrekking tot [slachtoffer 3] geen verklaring af willen leggen. In hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij meent dat hij de penis van [slachtoffer 3] heeft vastgepakt maar dat er geen sprake was van pijpen.
Het hof is echter van oordeel dat de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 3] , die het hof betrouwbaar acht, in voldoende mate wordt ondersteund door de kinderpornografische afbeeldingen die verdachte van hem heeft gemaakt en door de - zij het summiere - verklaring die verdachte over het ten laste gelegde ter terechtzitting van de rechtbank en ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd. Het hof acht dan ook de onder feit 3 en 4 feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5: het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, terwijl hiervan een gewoonte wordt gemaakt
Nu verdachte het onder feit 5 bewezen verklaarde heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal het hof evenals de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht voornoemd feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de navolgende bewijsmiddelen.
het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal Malvern d.d. 28 augustus 2017, met bijlagen, dossierpagina’s. 513-544, 545-550;
de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d 25 mei 2020 dat hij eerst in [plaats 2] woonde en daarna is verhuisd naar [plaats 1] ;
de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 april 2018.
Feit 6: het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Nu verdachte het onder 6 bewezen verklaarde heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal het hof evenals de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht voornoemd feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de navolgende bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2017 (dossierpagina’s 469-471);
het proces-verbaal Beschrijving ontucht d.d. 31 mei 2017 (dossierpagina’s 496-510);
het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. stemherkenning verdachte [naam verdachte] d.d. 26 juni 2017 (dossierpagina 472);
het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor [slachtoffer 1] d.d. 20 april 2017 (dossierpagina 450);
het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017 (dossierpagina’s 464-465);
de geboorteakten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (dossierpagina’s 640-641);
de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 april 2018 en ter terechtzitting in hoger beroep op 25 mei 2020.
Feit 7: het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen ten aanzien van [slachtoffer 3]
Nu verdachte het onder 7 bewezen verklaarde heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal het hof evenals de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht voornoemd feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de navolgende bewijsmiddelen:
het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal Malvern d.d. 28 augustus 2017, dossierpagina’s 523-529;
de verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 1 september 2017, dossierpagina 620 en de foto’s op dossierpagina’s 622-624;
de geboorteakte van [slachtoffer 3] , dossierpagina 660;
de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 10 april 2018. .
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Anders dan de rechtbank kwalificeert het hof de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten niet als feiten die zijn begaan “tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige”, nu de strafverzwarende omstandigheid ex artikel 248, lid 2, Sr. eerst met ingang van 1 januari 2010 in werking is getreden, welke datum gelegen is na de in de feiten 3 en 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Standpunt advocaat-generaal
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank ten einde oplegging van een hogere gevangenisstraf te bewerkstelligen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest wordt opgelegd. Voorts heeft zij gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (verder TBS-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd zoals geadviseerd door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum (verder PBC). Zij acht oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden ontoereikend nu gelet op de aanzienlijke kans op recidive een langdurige controle op verdachte noodzakelijk is, hetgeen in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden niet mogelijk is.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het hof zal afzien van het opleggen van de maatregel tot terbeschikkingstelling (verder TBS-maatregel) met dwangverpleging nu ter voorkoming van eventuele recidive de oplegging van een TBS-maatregel onder voorwaarden een passende sanctie vormt. Eén van de voorwaarden die in het kader daarvan aan verdachte zal moeten worden gesteld is het verlenen van medewerking aan een COSA-cirkel (Cirkel voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid). Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij aan een dergelijke voorwaarde ook zal voldoen. Verdachte heeft inmiddels een groot aantal ondersteunende vertrouwelijke gesprekken gevoerd met de psycholoog in het Huis van Bewaring en heeft zich bereid getoond om zich na een klinische opname, ambulant te laten begeleiden. Verdachte is nooit eerder behandeld. Oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging is dan ook een brug te ver. Ook de deskundigen Kemperman, Scharft en Van Heteren, die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gehoord, hebben geadviseerd tot oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden. De raadsman heeft gelet op het voorgaande het hof verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de reclassering een zogenaamd maatregelrapport op te laten stellen.
Het hof overweegt als volgt.
Op te leggen gevangenisstraf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan een veelheid van strafbare feiten met een pedoseksueel karakter. In maart 2017 heeft verdachte ernstige ontuchtige handelingen verricht met zijn minderjarige buurmeisjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die, afzonderlijk van elkaar, in maart 2017 een weekend bij hem thuis logeerden. Ten tijde van deze feiten waren de meisjes respectievelijk 5 en 9 jaar oud. In de periode van januari 2003 tot juli 2008 heeft verdachte jarenlang ontuchtige handelingen - waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam - verricht met het minderjarige zoontje van een voormalige collega, dat in die periode regelmatig bij hem logeerde. [slachtoffer 3] was aan het begin van de ten laste gelegde periode 6 jaar oud. Verdachte heeft tijdens de logeerpartijtjes ook kinderpornografische afbeeldingen van deze drie minderjarigen vervaardigd.
Verdachte heeft hiermee op ernstige wijze hun lichamelijke integriteit geschonden. Een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, is door het handelen van verdachte op grove wijze aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de slachtoffers. Uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep namens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde slachtofferverklaringen en de vorderingen van de benadeelde partijen blijkt dat de handelingen van verdachte tot op heden grote nadelige gevolgen hebben voor de slachtoffers. Voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is psychologische behandeling bij Herlaarhof noodzakelijk gebleken en [slachtoffer 3] heeft uit schaamte over wat er gebeurd was pas aangifte durven doen toen de politie hem benaderde.
Door zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen, dat zowel de kinderen als hun ouders in hem als oppas stelden, op ernstige wijze geschaad. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven. Bijzonder laakbaar en zorgelijk acht het hof de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat het ontuchtig handelen met [slachtoffer 2] niet op zijn initiatief had plaatsgevonden, maar dat hij zich daartoe min of meer gedwongen voelde. Verdachte heeft voorts geen blijk gegeven van inzicht in de schade die zijn handelen teweeg heeft gebracht en mogelijk nog te weeg zal brengen.
Verdachte had ook een zeer uitgebreide verzameling kinderpornografische afbeeldingen van andere minderjarigen in zijn bezit. Onder deze afbeeldingen bevonden zich foto's en filmpjes waarop vergaande seksuele handelingen bij en met (zeer jonge) minderjarigen te zien waren. Door het verzamelen van dit materiaal heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de commerciële markt voor kinderporno. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer zijn van kinderporno nog jarenlang, zo niet permanent, zowel psychische als lichamelijke gevolgen ondervinden van het (seksueel) misbruik dat zij hebben moeten doorstaan en de daarmee gepaard gaande vernederingen. Het hof acht dit een zeer kwalijk feit en rekent ook dit feit verdachte zwaar aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 december 2019 , waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van zedendelicten, en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken
Bij de straftoemeting en bij het opleggen van na te melden maatregel heeft het hof voorts gelet op de inhoud van de volgende rapporten:
  • het reclasseringsadvies d.d. 17 augustus 2017;
  • het Pro Justitia rapport opgesteld door H. Kondakçi, psychiater, d.d. 7 juli 2017;
  • het Pro Justitia rapport opgesteld door M. van Heteren, GZ-psycholoog d.d. 23 augustus 2017;
  • de PBC-rapportage opgesteld door J. Marx, psychiater en S. Labrijn, GZ-psycholoog d.d. 28 maart 2018;
  • het Pro Justitia rapport opgesteld door C.J.F. Kemperman, psychiater, d.d. 21 januari 2019;
- het Pro Justitia rapport opgesteld door H. Scharft, GZ-psycholoog, d.d. 14 februari 2019;
- de actualisering van de PBC-rapportage van 28 maart 2018 opgesteld door J. Marx, psychiater en S. Labrijn, GZ-psycholoog, d.d. 1 oktober 2019.
Uit voormelde rapporten van de deskundigen Van Heteren, Marx, Labrijn, Kemperman en Scharft [43] volgt dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis van het niet-exclusieve type, hetgeen een ziekelijke stoornis van de geestvermogens betreft. Alle voormelde deskundigen concluderen dat deze problematiek ook ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten speelde en destijds van invloed was op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte en adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het hof verenigt zich met bovenstaande bevindingen en conclusies van deze vijf deskundigen en maakt die tot de zijne. Het hof zal gelet op het voorgaande bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat gezien de ernst van het bewezenverklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht echter gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en voormelde recidive de oplegging van een hogere gevangenisstraf dan door de rechtbank opgelegd, maar lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, te weten voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest, een passende straf.
Het hof stelt echter ambtshalve vast dat de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, gedurende de procedure in hoger beroep is geschonden. Immers op 25 april 2018 is door verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 24 april 2018. Het hof zal thans later dan na verloop van een termijn van 16 maanden arrest wijzen. Derhalve is de termijn met bijna 11 maanden geschonden
Rekening houdend met deze termijnoverschrijding komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Op te leggen maatregel
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging geboden is.
Ingevolge artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht kan een verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en die een misdrijf heeft gepleegd waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zoals hier - ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten - het geval is, op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
De deskundigen Marx en Labrijn hebben geadviseerd tot oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging en de deskundigen Van Heteren, Scharft en Kemperman tot oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 mei 2020 hebben zij allen verklaard geen aanleiding te zien hun adviezen te wijzigen.
i.
Uit voormeld Uittreksel uit de Justitiële Documentatie volgt dat de politierechter in de rechtbank ’s-Hertogenbosch verdachte op 17 februari 1989 onherroepelijk heeft veroordeeld ter zake van het verleiden van iemand jonger dan 16 jaren tot het dulden van ontuchtige handelingen en wel tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Op 1 juli 1993 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch verdachte veroordeeld ter zake van het plegen van seksuele handelingen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen in het lichaam, met iemand die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, en het plegen van ontuchtige handelingen met iemand die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, telkens meermalen gepleegd, waarbij een gevangenisstraf van 3 jaren is opgelegd. In de periode van januari 2003 tot juli 2008 vonden de bewezen verklaarde feiten met [slachtoffer 3] plaats en in maart 2017 heeft verdachte de zusjes [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] misbruikt en van hen kinder-pornografische afbeeldingen gemaakt. Voorts is bewezen verklaard dat verdachte in de periode 2003-2017 kinder-pornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad.
De deskundigen Labrijn en Marx concluderen in hun rapport van 28 maart 2018, waaraan ook een observatie van verdachte in het PBC en een milieuonderzoek ten grondslag liggen, het volgende:
(pagina 50)
“Onderzoekers hebben echter de indruk dat betrokkene de ernst en mate van zijn pedofiele stoornis in de gesprekken (hof: met de onderzoekers) bagatelliseert. Hij doet het slechts af als een probleem dat eens in de zoveel jaar de kop opsteekt, terwijl het probleem aanzienlijk groter is. Op basis van de gesprekken en het testonderzoek blijkt sprake te zijn van cognitieve vervormingen; betrokkene heeft zelfs een betoog waarin hij uiteindelijk zelf het slachtoffer lijkt te zijn van manipulatief gedrag van kinderen. Hoewel betrokkene ontkent dat er sprake is van grooming, zijn hiervoor wel degelijk tekenen aanwezig (mogelijkerwijs kiest betrokkene bewust voor contact met kwetsbare gezinnen. (…) Bovendien zijn er aanwijzingen (de verklaringen van de slachtoffers) dat het misbruik veel uitgebreider was dan door betrokkene wordt erkend. In dit kader is het eveneens van belang te noemen dat betrokkene in het verleden werd veroordeeld voor misbruik met een duidelijk sadistisch aspect (wasknijpers aan elkaar verbonden met een touwtje om de schaamlippen van het slachtoffer), iets waar betrokkene thans geen duidelijke verklaring voor kan of wil geven.”
(pagina 51)
“Hoewel betrokkene ontkent dat bij hem sprake is van seksuele gratificatie wordt dat door de onderzoekers als onwaarschijnlijk gezien. Bij betrokkene is sprake van cognitieve vervormingen waarmee hij het door hem gepleegde misbruik vergoelijkt. De opbouw van de ten laste gelegde feiten wijst op grooming (impliciete planning waarmee de bereidwilligheid tot seksuele handelingen wordt gecreëerd). In het algemeen leidt grooming tot seksuele fantasieën en opwinding, terwijl deze dan weer leiden tot grooming. Er ontstaat zo een moeilijk te doorbreken vicieuze cirkel. (…) de onderzoekers hebben feitelijk geen inzicht gekregen in de mate waarin betrokkenen door zijn pedofiele stoornis wordt gedreven.”
(pagina 53)
“Betrokkene ontkent seksuele preoccupatie. Ondergetekenden zien echter de volgende aanwijzingen. In het verleden is betrokkene eerder veroordeeld voor zedendelicten met kinderen. Betrokkene heeft in het verleden gesproken over andere incidenten die niet aan het licht zijn gekomen. In het verleden sprak hij van seksuele drang, die steeds sterker werd. Hij was frequent bezig met het downloaden en bekijken van (kinder)pornografisch materiaal. Ook recent zijn er aanwijzingen voor seksuele preoccupatie. Zo viel het in het PBC op bij de milieurapporteur, de psychiater en tijdens de arbeid, dat betrokkene graag en lang wilde praten over wat hem ten laste werd gelegd, daarbij moeilijk te stoppen is, ook als de gesprekspartners aangeven dat het genoeg is c.q. plaats en tijd ongepast zijn dat te doen.
Andere aanwijzingen kunnen zijn dat er een stapel kopieën met foto’s van afwijkende vulvae is gevonden in zijn woning. Een buurmeisje geeft aan dat betrokkene een ‘trilding’ had, waarmee zij mogelijk een vibrator bedoelt.”
(pagina 54)
“Onderzoekers zijn van mening dat aanvullende diagnostiek binnen een therapeutisch kader is aangewezen. Alleen langs deze weg kan inzicht worden verkregen in de drijfveren van betrokkene en mogelijk worden gekomen tot gedrag beïnvloedende interventies. Pas daarna kan worden gewerkt aan secundaire factoren die kunnen bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico, zoals dagbesteding, geschikte huisvesting en een steunend netwerk. (…)
Betrokkene is daarbij aangewezen op een klinische start. Op basis van het huidige onderzoek bestaat de indruk dat betrokkene goed in staat is een façade op te werpen. Gezien het duurzame en hardnekkige karakter van de stoornis bij betrokkene is naar alle waarschijnlijkheid levenslang toezicht en controle aangewezen. De gevorderde leeftijd van betrokkene wordt daarbij niet gezien als een beschermende factor.
Gezien de ernst van de problematiek en de hoge kans op recidive voor zedendelicten veroorzaakt door zijn pathologie, adviseren onderzoekers betrokkene met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de maatregel TBS met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
Onderzoekers hebben onvoldoende zicht verkregen op de onderliggende dynamiek van de ten laste gelegde zedendelicten, dit roept dan ook vragen op omtrent de responsiviteit en daarmee de haalbaarheid van een behandeling als bijzondere voorwaarde of bij een TBS met voorwaarden.”
Het hof stelt vast dat de ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2020 gehoorde deskundigen, te weten Marx, Labrijn, Scharft en Kemperman, daargelaten of dit met voorwaarden dan wel met dwangverpleging zou moeten zijn, gezien de problematiek bij de verdachte hebben geadviseerd tot oplegging van de TBS-maatregel.
Met de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van de TBS-maatregel eist. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een pedofiele stoornis van het niet exclusieve type, en de bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten. Uit het onderzoek, waarbij het hof onder meer verwijst naar de justitiële documentatie van verdachte, het jarenlange misbruik van [slachtoffer 3] , het recente misbruik van de buurmeisjes, het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen, ook nog recent, de aanwijzingen voor seksuele preoccupatie en cognitieve vervormingen bij verdachte, een beperkt ziekte-inzicht en een neiging tot bagatelliseren en externaliseren en de omstandigheid dat de leeftijd van verdachte geen beschermende factor is gebleken voor het plegen van ernstige zedendelicten, is naar het oordeel van het hof afdoende gebleken dat er een reëel en aanzienlijk risico bestaat op recidive van aan het bewezen verklaarde gelijkwaardige feiten en wel in zodanige mate dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling in het kader van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen noodzakelijk is. Het hof merkt in dit verband nog op dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep het hof daarnaast de indruk heeft gegeven over weinig invoelingsvermogen te beschikken waar het gaat om de impact van zijn handelen op de slachtoffers en hun families.
Het hof constateert dat wordt voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen.
ii.
Het hof ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege dient te worden bevolen.
Door de verdediging is aangevoerd dat dient te worden volstaan met oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden. Daartoe is verwezen naar de adviezen van de deskundigen Kemperman, Scharft en Van Heteren en naar het rapport van deskundige Smid. [44] Volgens Smid is door de deskundigen van het PBC, Marx en Labrijn, het risicotaxatie-instrument niet volgens de regels toegepast en wordt door hen het recidiverisico te hoog ingeschat. Voorts is volgens de verdediging van belang dat de verdachte nog niet is behandeld.
Het hof overweegt het volgende.
In het geactualiseerde rapport d.d. 1 oktober 2019 concluderen Marx en Labrijn:
(p. 25)
“Ondergetekenden zijn van mening dat de mogelijkheden om te veranderen/betrokkenes
responsiviteit, zeer beperkt is. Dat hangt samen met de geringe mate van openheid over zijn seksuele verlangens. (…) Aanscherping van de diagnostiek is nodig om zicht te krijgen op de onderliggende dynamiek bij de zedendelicten. Ondergetekenden menen dat dit slechts kan in een dwingend klinisch kader, omdat betrokkene anders geneigd zal zijn, zoals thans het geval is, zijn problemen te loochenen/bagatelliseren/minimaliseren.
Omdat ondergetekenden niet verwachten dat betrokkene zonder een gerichte intensieve
behandeling zal veranderen, is een zeer lange controle en toezicht aangewezen.
(…)
Gezien de ernst van de problematiek en de hoge kans op recidive van een zedendelict adviseren ondergetekenden nog steeds de maatregel tbs met verpleging van overheidswege aan betrokkene op te leggen. Ondergetekenden hebben geen vertrouwen in de haalbaarheid van een tbs met voorwaarden gezien de ernst van de problematiek, de afweer van betrokkene en de daarmee samenhangende als zeer beperkt ingeschatte responsiviteit. Naar mening van ondergetekenden zal de controle op betrokkene zeer lange tijd beslaan, mogelijk levenslang. Dat laatste is niet mogelijk in het kader van tbs met voorwaarden.”
Hoewel deskundige Scharft in zijn rapport d.d.14 februari 2019 en ook ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 25 mei 2020 tot het advies komt aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen komt ook hij in genoemd rapport tot de conclusie dat:
(p. 23)
De pedofiele stoornis maakt dat betrokkene seksueel kan reageren op situaties waarin hij met kinderen omgaat. Daarnaast valt op dat hij maar een beperkt zicht heeft op zijn emoties. Tevens heeft rapporteur soms de indruk dat betrokkene geneigd is om sociaal wenselijk te antwoorden en niet het achterste van zijn tong laten zien. Rapporteur deelt daarom de conclusie van de onderzoekers van het Pieter Baan Centrum dat aanvullende diagnostiek in een therapeutisch kader gewenst is. Waarschijnlijk zal er binnen het kader van een behandelrelatie, meer ruimte ontstaan om te onderzoeken hoe sterk pedoseksuele verlangens bij betrokkene aanwezig zijn. Moeilijke emoties worden afgeweerd en rapporteur krijgt sterk de indruk dat betrokkene ook maar een beperkt zicht heeft op zijn seksuele verlangens. Daarnaast vallen cognitieve vervormingen op die geregeld voorkomen bij pedofilie. Door het beperkte zicht op zijn gevoelens en de cognitieve vervormingen, heeft hij mogelijk de risico’s van het laten logeren van de buurmeisjes niet goed ingeschat, al blijft de vraag of er geen sprake is geweest van meer planning dan betrokkene thans doet voorkomen. Het blijft opmerkelijk dat betrokkene aangeeft nooit seksuele gevoelens te hebben ervaren voor de slachtoffers, terwijl uit zijn handelen wel degelijk seksuele interesse spreekt. Rapporteur moet dan ook tot de conclusie komen dat er weliswaar enig zicht is verkregen op het verband tussen stoornis en tenlastegelegde, maar dat er toch nog
een aantal gedragskundige vragen onbeantwoord zijn gebleven. Betrokkene was zich er in ieder geval van bewust dat wat hij deed strafbaar was.
(p. 24)
Zo valt het niet goed te begrijpen dat betrokkene tot duidelijk seksueel gedrag is gekomen, terwijl hij stelt nauwelijks nog seksuele gevoelens te ervaren.
(p. 25)
Daarnaast verwacht rapporteur dat behandeling relatief lang zal duren, omdat betrokkene weinig zicht heeft op zijn emoties en drijfveren. Rapporteur verwacht dat de behandeling
langduriger en complexer zal blijken te zijn dan passend is bij het kader van een bijzondere
voorwaarde [hof: bij een voorwaardelijk deel van een gevangenisstraf]. Zolang betrokkene onvoldoende zicht heeft op zijn risicofactoren, blijft er een reële kans op recidive aanwezig.”
De deskundigen Marx en Labrijn hebben in voormelde rapporten geconcludeerd dat, gelet op de ernst van de problematiek, de noodzakelijk geachte aanscherping van de diagnostiek, de afweer van verdachte en de als zeer beperkt ingeschatte responsiviteit van verdachte, een langdurige behandeling in een dwingend kader aangewezen is. Dit advies wordt, zoals hiervoor weergegeven, op een aantal punten ondersteund door de bevindingen van deskundige Scharft. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat volgens de deskundigen Marx en Labrijn een langdurige, zo niet levenslange, controle van en toezicht op verdachte noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat dit niet past bij een TBS-maatregel met voorwaarden en dat oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is.
Het hof neemt daarbij voorts in aanmerking dat, ook al zou het recidiverisico volgens het risicotaxatie-instrument minder hoog moeten worden ingeschat dan door de deskundigen Marx en Labrijn is gedaan, desondanks, zoals het hof hiervoor reeds heeft overwogen, uit het onderzoek volgt dat er een reëel en aanzienlijk risico bestaat op recidive van aan het bewezen verklaarde gelijkwaardige feiten en dat de leeftijd van verdachte geen beschermende factor is gebleken.
De enkele omstandigheid dat verdachte nog niet eerder voor zijn problematiek is behandeld, doet aan dit oordeel niet af. Het hof merkt in dit verband overigens nog op dat uit de aanvulling op een Pro Justitia rapport van psychiater Smoktunowicz d.d. 11 juni 1993 volgt dat verdachte eerder een intakegesprek heeft gehad voor een deeltijdbehandeling bij FPK Eindhoven maar dat deze behandeling niet is gestart vanwege het gebrek aan voldoende motivatie van de kant van verdachte.
Het hof sluit zich dan ook aan bij de conclusies van de deskundigen Marx en Labrijn. Naar het oordeel van het hof is genoegzaam gebleken dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging de enige mogelijkheid is om de verdachte adequaat te behandelen en de maatschappij op langere termijn te beveiligen.
Alles overziende zal het hof, nu gelet op de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 4 sprake is van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, de verdachte ter beschikking stellen voor een niet gemaximeerde duur. Voorts zal het hof bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist.
Het hof heeft bij zijn oordeel in aanmerking genomen de inhoud van de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht.
Nu het hof tot dit oordeel komt, ziet het hof geen noodzaak om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de reclassering de opdracht te geven een maatregelrapport op te stellen. Het hof wijst het verzoek dan ook af.
Beslag.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een tweetal fototoestellen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Van hetgeen verder in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1] is in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.612,89, bestaande uit een bedrag van € 1.612,89 ter zake van materiële schade (waarvan een bedrag van € 1.367,31 ter zake van tijdsbesteding/vergoeding verlofuren van de vader van [benadeelde partij/slachtoffer 1] ) en een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. In eerste aanleg is ter terechtzitting de post vergoeding verlofuren verhoogd tot € 1.738,59, hetgeen het totaal gevorderde bedrag brengt op € 5.984,17.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.492,10, bestaande uit een bedrag van € 2.500,- ter zake van immateriële schade en € 992,10 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft mr. Van Schaik namens de benadeelde partij de vordering gematigd in die zin dat de eerder in eerste aanleg als materiële schade gevorderde reiskosten en parkeerkosten, totaal € 30,33, gemaakt in het kader van het bijwonen van de terechtzitting bij de rechtbank en voor het voeren van gesprekken met het openbaar ministerie, dienen te worden aangemerkt als proceskosten en als zodanig worden gevorderd.
Het voorgaande betekent dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1] ter zake van materiële schade uit de volgende schadeposten komt te bestaan:
tijdsbesteding (opgenomen verlofuren door de vader van de benadeelde partij): 119 uren à € 14,61): € 1.738,59;
reiskosten in verband met onder andere bezoeken aan Herlaarhof in het kader van ambulante behandeling en aan het politiebureau: € 103,32;
kosten vervangen sloten: € 111,93.
Totale materiële schade: € 1.953,84.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder feit 1 en 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.953,84. Deze schade is door de verdediging niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Nu vergoeding van deze materiële schade ook namens [benadeelde partij/slachtoffer 2] is gevorderd en deze kosten slechts eenmaal zijn gemaakt, zal het hof, evenals de rechtbank en overeenkomstig het verzoek van mr. Van Schaik, de vordering in zoverre pondspondsgewijs toewijzen. Het hof wijst derhalve de vordering ter zake van materiële schade ad € 976,92 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018, zijnde de datum waarop de vordering is ingediend, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Verdachte heeft door zijn handelwijze een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde partij/slachtoffer 1] , en heeft haar integriteit in ernstige mate geschonden. Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd alsmede de (op dit moment bekende) gevolgen voor het, ten tijde van het plegen van de feiten, 5-jarige slachtoffer, een vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 4.000,- billijk.
Het hof zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2017, zijnde de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
In eerste aanleg is namens [benadeelde partij/slachtoffer 1] vergoeding van proceskosten ad € 13,39 gevorderd in verband met reiskosten gemaakt voor het bijwonen van de terechtzitting bij de rechtbank. Zoals hiervoor vermeld dienen daar proceskosten ter hoogte van € 30,33 aan te worden toegevoegd. Tevens is vergoeding van de in hoger beroep gemaakte proceskosten ad
€ 78,99 gevorderd. Dit brengt het totaal aan proceskosten gevorderde bedrag op € 122,71.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij/slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 4.976,92. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2]
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] is in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.612,89, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit een bedrag van € 1.612,89 ter zake van materiële schade (waarvan een bedrag van € 1.367,31 ter zake van tijdsbesteding/vergoeding verlofuren van de vader van [benadeelde partij/slachtoffer 2] ) en een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade. In eerste aanleg is ter terechtzitting de post vergoeding verlofuren verhoogd tot € 1.738,59, hetgeen het totaal gevorderde bedrag brengt op € 5.984,17.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.492,10, bestaande uit een bedrag van € 2.500,- ter zake van immateriële schade en € 992,10 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft mr. Van Schaik, namens de benadeelde partij de vordering gematigd in die zin dat de eerder in eerste aanleg als materiële schade gevorderde reiskosten en parkeerkosten, gemaakt in het kader van het bijwonen van de terechtzitting bij de rechtbank en voor het voeren van gesprekken met het openbaar ministerie, dienen te worden aangemerkt als proceskosten en als zodanig worden gevorderd.
Het voorgaande betekent dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] ter zake van materiële schade uit de volgende schadeposten komt te bestaan:
tijdsbesteding (opgenomen verlofuren door de vader van de benadeelde partij): 119 uren à € 14,61): € 1.738,59;
reiskosten in verband met onder andere bezoeken aan Herlaarhof in het kader van ambulante behandeling en aan het politiebureau: € 103,32;
kosten vervangen sloten: € 111,93.
Totale materiële schade: € 1.953,84.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[benadeelde partij/slachtoffer 2] als gevolg van verdachtes onder feit 2 en 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.953,84. Deze schade is door de verdediging niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Nu vergoeding van deze materiële schade ook namens [benadeelde partij/slachtoffer 1] is gevorderd en deze kosten slechts eenmaal zijn gemaakt, zal het hof, evenals de rechtbank en overeenkomstig het verzoek van mr. Van Schaik, de vordering in zoverre pondspondsgewijs toewijzen. Het hof wijst derhalve de vordering ter zake van materiële schade ad € 976,92 toe
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018, zijnde de datum waarop de vordering is ingediend tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voorts voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Verdachte heeft door zijn handelwijze een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde partij/slachtoffer 2] en haar recht op integriteit in ernstige mate geschonden. Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd alsmede de (op dit moment bekende) gevolgen voor het, ten tijde van het plegen van de feiten, 9-jarige slachtoffer, een vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 4.000,- billijk.
Het hof zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2017, zijnde de einddatum van de bewezen verklaarde pleegperiode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij/slachtoffer 2] is toegebracht tot een bedrag van € 4.976,92. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.171,81. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008 tot aan de dag der voldoening.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
De verdediging heeft de vordering ter terechtzitting in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3] als gevolg van verdachtes onder feit 3, 4 en 7 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008, zijnde de laatste dag van de bewezen verklaarde periode, tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde partij/slachtoffer 3] is toegebracht tot een bedrag van € 7.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 60a, 240b, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
de onder nummers 7 en 10 genoemde goederen, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van in beslaggenomen voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder nummers , 8, 9, 11, 14, 15 16, 17, 22, 23, 44 en 46 genoemde goederen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder nummers 2, 3, 4, 5, 6, 12, 13, 18, 19, 20, 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57 en 58 genoemde voorwerpen zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.976,92 (vierduizend negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit
€ 976,92 (negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018 ter zake van de materiële schade en vanaf 31 maart 2017 ter zake van de immateriële schade, telkens tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 122,71 (honderdtweeëntwintig euro en eenenzeventig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 en 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.976,92 (vierduizend negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent)bestaande
uit € 976,92 (negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent)materiële schade en
€ 4.000,00 (vierduizend euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018 ter zake van de materiële schade en vanaf 31 maart 2017 ter zake van de immateriële schade, telkens tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
59 (negenenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 en 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.976,92 (vierduizend negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit € 976,92 (negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018 ter zake van de materiële schade en vanaf 31 maart 2017 ter zake van de immateriële schade, telkens tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 en 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.976,92 (vierduizend negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent)bestaande
uit € 976,92 (negenhonderdzesenzeventig euro en tweeënnegentig cent)materiële schade en
€ 4.000,00 (vierduizend euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2018 ter zake van de materiële schade en vanaf 31 maart 2017 ter zake van de immateriële schade, telkens tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
59 (negenenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer 3] ter zake van het onder 3, 4, en 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008 tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3, 4 en 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro)als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
72 (tweeënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 13 juli 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie eenheid Oost-Brabant, afdeling Zedenteam ‘s-Hertogenbosch, genummerd BHV 2017065454 (onderzoek Malvern), aantal pagina’s: 667. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2017, met bijlagen, dossierpagina’s 413-426.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 mei 2017 (dossierpagina 58
4.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor d.d. 20 april 2017, dossierpagina 447.
5.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor d.d. 20 april 2017, dossierpagina 448.
6.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor d.d. 20 april 2017, dossierpagina 449.
7.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor d.d. 20 april 2017, dossierpagina 450.
8.Verklaring van [getuige 1] d.d. 14 april 2017, dossierpagina’s 434-435.
9.Verklaring van [getuige 2] d.d. 18 april 2018, dossierpagina’s 441-442.
10.Geboorteakte van [slachtoffer 1] , dossierpagina 641.
11.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 april 2018.
12.Verklaring van verdachte d.d. 7 juli 2017, dossierpagina 84-85.
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 april 2017, met bijlagen, dossierpagina’s 413-426.
14.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 456.
15.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 457.
16.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 458.
17.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 460.
18.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 461.
19.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 462.
20.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 463.
21.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 464.
22.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 465.
23.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 466.
24.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. studioverhoor van [slachtoffer 2] d.d. 25 april 2017, dossierpagina 467.
25.Geboorteakte van [slachtoffer 2] , proces-verbaal dossierpagina 640.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 469-471.
27.Dossierpagina’s 499-504)
28.Procesverbaal van bevindingen, stemherkenning [naam verdachte] d.d. 26 juni 2017 (dossierpagina 472).
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juli 2017, dossierpagina’s 80-82.
30.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 10 april 2018, pagina 8.
31.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d.1 september 2017, dossierpagina 618.
32.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d.1 september 2017, dossierpagina 619.
33.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d.1 september 2017, dossierpagina 620 en foto’s op dossierpagina’s 622-624.
34.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 645.
35.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 646.
36.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 647.
37.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 648.
38.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 649.
39.Verklaring van [slachtoffer 3] d.d. 12 september 2017, dossierpagina 650.
40.Geboorteakte van [slachtoffer 3] , dossierpagina 660.
41.Proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg van 10 april 2018.
42.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal Malvern d.d. 28 augustus 2017, dossierpagina’s 523-529.
43.Van Heteren: pagina 21 / Marx en Labrijn: pagina 49 van de PBC-rapportage d.d. 28 maart 2018 / Kemperman: pagina 15 / Scharft: pagina 22.
44.Het rapport betreffende de diverse risicotaxaties door middel van Static-99R en Stable-2007, zoals opgenomen in de diverse rapportages over de heer [naam verdachte] , opgesteld door W.J. Smid, psycholoog, d.d. 18 mei 2020.