ECLI:NL:GHSHE:2020:2106

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
200.276.124_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezagsbeëindiging en betrokkenheid van de vader bij de verzorging van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagsbeëindiging van de vader over zijn twee minderjarige kinderen. De vader, die sinds 6 juli 2015 niet meer in beeld was, heeft zijn leven inmiddels op orde en werkt goed samen met de gecertificeerde instelling (GI) en de moeder van de kinderen. De kinderen zijn al zes jaar uithuisgeplaatst, maar het hof oordeelt dat er nog steeds geen duidelijk perspectief voor hen is. De vader heeft verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank, die zijn gezag had beëindigd, te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2020 is gebleken dat de vader nu meer betrokkenheid toont en dat de GI en de raad bereid zijn om een aanvullend onderzoek te verrichten. Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 9 november 2020, in afwachting van de resultaten van dit onderzoek. Het hof heeft de raad verzocht om een actueel rapport op te stellen over de situatie van de vader en de mogelijkheid van gezamenlijk gezag.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 9 juli 2020
Zaaknummer : 200.276.124/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/267732 / FA RK 19-2963
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L. Windhorst,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: verweerder.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op
[geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder), advocaat mr. R.G.P. Voragen;
- [de pleegmoeder] , de grootmoeder van moederszijde (hierna te noemen: de pleegmoeder), advocaat mr. I.G.M. van Gorkum;
- Stichting Jeugdbescherming West, regio Haaglanden, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 februari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met als enige productie de bestreden beschikking, ingekomen ter griffie op 18 maart 2020, heeft de vader verzocht, naar het hof begrijpt, gelet op de mededeling van de advocaat van de vader ter mondelinge behandeling, voormelde beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de vader over de kinderen alsnog af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juni 2020. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer 200.275.993/01 (hoger beroep van de vader tegen de verlenging van de deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen). In elk van beide zaken zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist.
Bij de mondelinge behandeling zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Windhorst;
- de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- mr. Voragen namens de moeder.
In verband met de coronamaatregelen is mr. Windhorst via beeldbellen gehoord. De vader is deels via beeldbellen en deels telefonisch gehoord. Mr. Voragen is telefonisch gehoord.
De GI en de raad zijn fysiek gehoord.
De moeder en de pleegmoeder zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
De advocaat van de vader heeft verzuimd de volledige processtukken van de eerste aanleg aan het hof over te leggen. Ter mondelinge behandeling is afgesproken dat de advocaat binnen één week na de mondelinge behandeling deze stukken alsnog bij het hof zou indienen. De advocaat heeft vervolgens weliswaar een aantal stukken ingediend, maar niet het volledige procesdossier. Ondanks dit verzuim heeft het hof in het belang van de kinderen besloten deze zaak verder in behandeling te nemen en een beslissing te nemen.
Het hof wijst de advocaat van de vader erop dat indien zij in het verdere verloop van de procedure zich wederom niet aan het toepasselijke procesreglement houdt, het hof daaruit de gevolgtrekking zal maken die het geraden acht.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
3.2.
De kinderen staan sinds 6 juli 2015 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 20 april 2021, naar het hof ambtshalve bekend is.
De kinderen zijn sinds 6 juli 2015 op grond van een daartoe strekkende machtiging uit huis geplaatst bij de pleegmoeder. Bij beschikking van 19 september 2019 is een deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de pleegmoeder verleend vanaf zondag 16.00 uur tot en met vrijdag 19.00 uur tot uiterlijk 20 januari 2020.
Bij beschikking van 17 januari 2020 heeft de rechtbank - voor zover thans aan de orde - de deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de pleegmoeder verlengd tot 20 april 2020. Het hof heeft deze beschikking bij beschikking van heden bekrachtigd.
Naar het hof ambtshalve bekend is heeft de rechtbank bij beschikking van 2 juni 2020 de deeltijdmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de pleegmoeder verlengd tot 20 oktober 2020.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de vader over de kinderen beëindigd.
3.4.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - kort samengevat - het volgende aan.
De vader is het niet eens met de beëindiging van zijn gezag. Het staat niet vast dat de vader niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. Aan hem is die mogelijkheid nooit geboden. De vader wordt buitengesloten als vader. De moeder zet hem stelselmatig in een kwaad daglicht.
De vader wenst als opvoeder en verzorger van de kinderen te fungeren. Het gaat goed met hem en hij heeft een woning met voldoende slaapkamers. De vader begrijpt niet waarom instanties niet onderzoeken of een deeltijdplaatsing van de kinderen bij hem mogelijk is.
De vader wil samen met de moeder een co-ouderschapsregeling ten aanzien van de kinderen uitvoeren.
De vader heeft niet deelgenomen aan het raadsonderzoek, omdat hij correspondentie daarover niet heeft ontvangen. Ook is hij op een verkeerd telefoonnummer gebeld. Bovendien verkeerde hij door uitlatingen van de gezinsvoogd in de onterechte veronderstelling dat het onderzoek niet de beëindiging van zijn gezag betrof.
De vader heeft altijd zijn medewerking verleend aan gezagsbeslissingen.
De vader en de moeder hebben momenteel enkel nog emailcontact. De belangen van de kinderen staan bij hen voorop.
3.6.
De raad voert tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan.
Tijdens het onderzoek heeft de raad de vader niet kunnen bereiken. De raad heeft niet vastgesteld dat de vader niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Hij was uit beeld. Voor gezagsbeslissingen was dit belemmerend.
Nu de vader meer in beeld is gekomen bij de GI, is de raad bereid een aanvullend onderzoek te verrichten. Uitgangspunt is dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Mogelijk zal de raad aan de hand van de resultaten van het aanvullend onderzoek zijn inleidend verzoek niet handhaven.
3.7.
De GI heeft ter mondelinge behandeling - in het kort - het volgende naar voren gebracht.
De GI is verheugd over het feit dat de vader nu betrokkenheid bij de kinderen toont. De GI acht een aanvullend raadsonderzoek zinvol.
3.8.
Namens de moeder is - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
De moeder kan zich vinden in een aanvullend raadsonderzoek. Zij meent dat de rechtbank het gezag van de vader niet had moeten beëindigen.
3.9.
Met de raad acht het hof een aanvullend raadsonderzoek aangewezen. Ter mondelinge behandeling is gebleken dat de vader in de afgelopen periode mogelijk meer verantwoordelijkheid voor de kinderen is gaan nemen en meer in beeld is gekomen. Het hof wil een actueel beeld krijgen van de situatie van de vader.
Het hof zal de raad derhalve verzoeken een aanvullend onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren omtrent de vraag of uitgaande van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen, de vader de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen kan dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de kinderen aanvaardbaar te achten termijn en, zo nee, of het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag van de vader over de kinderen wordt beëindigd.
3.10.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het aanvullend onderzoek en het advies van de raad af te wachten.
Het hof zal de raad verzoeken bij het op te maken aanvullend rapport het vorige raadsrapport van 14 augustus 2019 te voegen.
3.11.
Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.12.
Op grond van het voorgaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.9. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan partijen;
verzoekt de raad het rapport van de raad van 14 augustus 2019 bij te voegen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 9 november 2020 PRO FORMA.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, E.M.C. Dumoulin en
H.M.A.W. Erven en is op 9 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.