Het hof is van oordeel dat aan de maatstaf van artikel 1:266 lid 1 sub a BW is voldaan en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag van de ouders over hen wordt beëindigd. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Beide kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij zijn al op zeer jonge leeftijd ( [minderjarige 1] was ruim twee jaar oud, [minderjarige 2] tien maanden) uithuisgeplaatst bij de huidige pleegouders vanwege een zeer turbulente relatie tussen de ouders. In die relatie was sprake van fors huiselijk geweld en vele heftige escalaties. Toen de kinderen nog bij de ouders woonden zijn de ouders niet in staat gebleken de kinderen een veilig thuis te bieden. De kinderen zijn hierdoor ernstig beschadigd en vertonen signalen die duiden op een trauma. Uit het raadsrapport en de informatie van de GI blijkt dat de kinderen nog steeds kwetsbaar zijn. Zij laten kenmerken zien die passen bij hechtingsproblemen. De kinderen hebben veel behoefte aan structuur, duidelijkheid en stabiliteit en zij vragen meer dan een gemiddelde opvoeder kan bieden. Zelfs de pleegouders doen als ervaren en getrainde opvoeders nog regelmatig een beroep op de hulp van de pleegzorgwerkster voor pedagogische ondersteuning. Bij kleine veranderingen in hun dagelijkse leven, bij voorbeeld het wegvallen van het kinderdagverblijf van [minderjarige 1] , vallen de kinderen verder terug in hun ontwikkeling dan gemiddeld het geval is en zij hebben meer tijd nodig om zich te herpakken dan gemiddeld.
De kinderen zijn nog steeds zeer jong. Zij wonen sinds oktober 2018 in het huidige pleeggezin. Uit het raadsrapport komt naar voren dat de kinderen zich inmiddels gehecht hebben aan de pleegouders en een positieve ontwikkeling doormaken in het pleeggezin. Het hof acht het risico te groot dat doorbreking van dit hechtingsproces door een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder, mede gelet op hun kwetsbaarheid en problematiek, tot ernstige schade in hun ontwikkeling zal leiden, waarbij het hof meeweegt dat [minderjarige 2] vanaf haar babyperiode de pleegouders heeft ervaren als haar primaire opvoeders.
Dat beide ouders sinds zij in mei 2019 na de laatste escalatie feitelijk apart zijn gaan wonen, met de inzet van hulpverlening een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt, maakt het voorgaande niet anders. Het hof acht daarbij verder nog van belang dat de kinderen na de omgangsmomenten met de ouders, die in tijdsduur en frequentie nog beperkt zijn en begeleid worden, enige tijd van slag zijn, zo heeft de GI ter mondelinge behandeling verklaard.
Anders dan de ouders hebben aangevoerd is het hof van oordeel dat de GI zich tijdens de ondertoezichtstelling voldoende heeft ingespannen om een terugkeer van de kinderen bij de ouders mogelijk te maken. Ondanks de inzet van hulpverlening hebben de ouders echter, mede als gevolg van hun eigen problematiek, door het langdurige patroon van elkaar aantrekken en afstoten en door de heftige escalaties onvoldoende kunnen waarborgen dat de kinderen veilig konden worden teruggeplaatst.
Gelet op het voorgaande is het hof met de raad en de GI van oordeel dat de aanvaardbare termijn als bedoeld in artikel 1:266a BW inmiddels is verstreken.
De kinderen dienen nu verder op te groeien in een veilige en stabiele opvoedsituatie, die de pleegouders hen bieden. Met een beëindiging van het gezag van de ouders zal aan de kinderen de noodzakelijke duidelijkheid, zekerheid en veiligheid worden geboden.
Het hof wijst het verzoek van de ouders om een deskundigenonderzoek op de voet van artikel 810a lid 2 Rv te gelasten gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dan ook als niet meer ter zake dienend af. Bovendien wordt het gelasten van een dergelijke onderzoek als strijdig met het belang van de kinderen geoordeeld. De kinderen hebben nu rust nodig en gelet op hun kwetsbaarheid, hun jonge leeftijd, hun gehechtheid aan de pleegouders en de nog steeds aanwezige problematiek acht het hof de kans te groot dat hun deelname aan een dergelijk onderzoek schadelijk is voor hun ontwikkeling.
Voor een nader raadsonderzoek zoals verzocht door de vader ziet het hof geen aanleiding. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen.