In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, geboren in 2006, 2010 en 2014. De moeder, appellante, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 26 augustus 2020. De moeder stelde dat zij in staat was om de zorg voor de kinderen in een vrijwillig kader te waarborgen, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 12 december 2016 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI) en dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder heeft in het verleden moeite gehad met het creëren van een stabiele opvoedingsomgeving, wat heeft geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen in 2017. Hoewel de moeder vooruitgang heeft geboekt in haar persoonlijke ontwikkeling en de samenwerking met hulpverleners, zijn er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en de ondertoezichtstelling is verlengd tot 26 augustus 2020.