ECLI:NL:GHSHE:2020:2075

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
200.249.286_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en begroting nakosten in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot begroting van nakosten en proceskostenveroordeling. De verzoekers, aangeduid als [verzoeker] c.s., hadden eerder een verzoek ingediend om de nakosten ex artikel 237 lid 4 Rv te begroten op € 3.000,- en vroegen om een bevelschrift. De verweerders, aangeduid als [verweerder] c.s., hadden onder protest de nakosten betaald, waarna de verzoekers hun verzoek introkken. Het hof oordeelde dat door de intrekking van het verzoek er geen inhoudelijke beoordeling meer kon plaatsvinden. Tevens werd vastgesteld dat de verweerders geen verweerschrift hadden ingediend, waardoor er geen zelfstandig tegenverzoek was gedaan. Het hof concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling, zowel op verzoek van de verweerders als ambtshalve. De uitspraak benadrukt dat de intrekking van het verzoek door de verzoekers een reactie was op de betaling door de verweerders, en dat de kosten aan de zijde van de verweerders beperkt waren, aangezien zij geen griffierecht verschuldigd waren en geen kosten voor een verweerschrift of zitting hadden gemaakt. De beschikking werd gegeven door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, J.I.M.W. Bartelds en A.P. Zweers-van Vollenhoven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 9 juli 2020
Zaaknummer : 200.249.286/02
Zaaknummer hoofdzaak : 200.249.286/01
in de zaak van:

1.[B.V. 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [B.V. 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [B.V. 3] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. [verzoeker 4] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
hierna te noemen: [verzoeker] c.s.,
advocaat: mr. B. van Meurs te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen

1.[verweerder 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [verweerder 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [verweerder 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
hierna te noemen: [verweerder] c.s.,
advocaat: mr. J.A.A. van der Weijst te Gemonde, gemeente Sint-Michielsgestel,

1.De hoofdzaak

Bij arrest van 29 oktober 2019, onder zaaknummer 200.249.286/01 (ECLI:NL:GHSHE:2019:3967) heeft dit hof op het hoger beroep van [verweerder] c.s. – kort en zakelijk weergegeven – een vonnis in kort geding bekrachtigd en daarbij [verweerder] c.s. veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep , begroot aan de zijde van [verzoeker] c.s. op € 5.382,00 aan griffierecht en op € 3.759,00 aan salaris advocaat. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Partijen doen beide een beroep op dit arrest zonder dat zij het arrest in het geding hebben gebracht. Het hof is evenwel ambtshalve bekend met het arrest.

2.Het verzoek

2.1
Bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 april 2020, hebben [verzoeker] c.s. verzocht de nakosten ex artikel 237 lid 4 Rv op € 3.000,- te begroten en -zo begrijpt het hof- hiervoor een bevelschrift af te geven. [verzoeker] c.s. hebben daartoe aangevoerd dat [verweerder] c.s., ondanks sommatie daartoe, geen gehoor hebben gegeven aan het verzoek van [verzoeker] c.s. om de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep alsmede de nakosten te vergoeden, kosten rechtens.
2.2.
Bij brief van het hof d.d. 29 april 2020 heeft het hof [verweerder] c.s. in de gelegenheid gesteld uiterlijk 10 juni 2020 een verweerschrift in te dienen.
2.3.
Bij brief van 8 mei 2020 kondigt mr. Van der Weijst namens [verweerder] c.s. aan in een nog in te dienen verweerschrift aanspraak te zullen maken op vergoeding van de integrale proceskosten .
2.4.
Bij brief tevens bij indieningsformulier van (beide) 15 mei 2020 deelt mr. Van Meurs namens [verzoeker] c.s. mee dat in de week daarvoor op zijn derdengeldrekening een bedrag van € 3.000,- van [verweerder 2] is ontvangen met daarbij de vermelding “
ONDER PROTEST – vermeende nakosten verz. Schrift den bosch”. Gelet op deze betaling trekken [verzoeker] c.s. hun verzoek ex artikel 237 lid 4 Rv in en gaan zij ervan uit dat de geplande zitting op 29 juli 2020 geen doorgang zal vinden.
[verzoeker] c.s. maken bezwaar tegen het door [verweerder] c.s. aangekondigde verzoek tot integrale proceskostenveroordeling. Gelet op de betaling ná indiening van het verzoekschrift stellen [verzoeker] c.s. voor geen proceskostenveroordeling uit te spreken en, subsidiair, de kosten te compenseren.
2.5.
bij brief van 9 juni 2020 met producties verzoekt mr. Van der Weijst de zitting door te laten gaan omdat hij namens [verweerder] c.s. verweer wil voeren tegen het verzochte bedrag aan nakosten. Tevens vraagt hij het hof om uitstel voor de termijn voor het indienen van het verweerschrift.
2.6.
Bij (fax)brief van 11 juni 2020 verzet mr. Van Meurs zich - kort gezegd - tegen deze beide verzoeken van mr. Van der Weijst.
2.7.
Bij brief van 22 juni 2020 deelt de griffier van het hof aan mr. Van der Weijst (en met afschrift aan mr. Van Meurs) het volgende mee (voor zover van belang):
‘(…)
Ik schrijf u naar aanleiding van uw bericht d.d. 10 juni 2020(lees: 9 juni 2020; hof)
aan het hof. Het hof geeft u geen verlenging van de inmiddels verlopen termijn om een verweerschrift in te dienen. De zitting van 29 juli 2020 zal, gelet op de intrekking van het beroep, geen doorgang vinden. Het hof zal deze zaak op stukken afdoen. (…)’.
2.8.
bij (fax)brief van mr. Van der Weijst d.d. 23 juni 2020 aan het hof, deelt mr. Van der Weijst mee dat hij wegens omstandigheden niet eerder in staat is geweest om een verweerschrift in te dienen. Daarnaast geeft hij –onder verwijzing naar artikel 282 lid 1 Rv- aan dat een ‘verlenging’ van de verweertermijn voorafgaand aan een zitting volgens de wet niet mogelijk is.. Voorts geeft hij aan dat hij niet begrijpt waarom het hof de zaak op stukken gaat afdoen, terwijl tevens wordt aangegeven dat vanwege de intrekking door verzoekers [verzoeker] c.s. de zitting geen doorgang zal vinden.
2.9.
Bij (fax)brief van 23 juni 2020 deelt de griffier van het hof aan mr. Van der Weijst (en met afschrift aan mr. Van Meurs) het volgende mee (voor zover van belang):
‘Naar aanleiding van uw (fax)brief van 23 juni 2020 bericht ik u namens de behandelend kamer als volgt.
Aangezien het verzoek om afgifte van een dwangbevel is ingetrokken, komt het hof niet meer toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Om die reden is ook de mondelinge behandeling komen te vervallen.
Omdat u wel hebt verzocht om een kostenveroordeling, zal het hof op dit punt schriftelijk een beslissing nemen’.

3.De beoordeling

3.1.
[verzoeker] c.s. hebben het hof verzocht om een dwangbevel ex artikel 237 lid 4 Rv voor de werkelijk nakosten (in plaats van het forfaitaire bedrag volgens het liquidatietarief) van het arrest van het hof van 29 oktober 2019 onder zaaknummer 200.249.286/01, en hebben dit verzoek per brief van 15 mei 2020 weer ingetrokken omdat [verweerder] c.s onder protest alsnog betaald hebben. Nu het verzoek is ingetrokken komt het hof niet meer toe aan een inhoudelijke behandeling en beoordeling van het verzoek, zoals het hof reeds heeft meegedeeld aan mr. Van der Weijst bij (fax)brief van 23 juni 2020. Het hof zal volstaan met te verstaan dat het verzoek is ingetrokken.
3.2.
[verzoeker] c.s. hebben niet verzocht om [verweerder] c.s. in de kosten van deze procedure te veroordelen. Het hof ziet daar ook ambtshalve geen aanleiding toe.
3.3.
[verweerder] c.s. hebben bij brief van 8 mei 2020 aangekondigd bij verweerschrift de veroordeling van [verzoeker] c.s. in de integrale proceskosten te zullen verzoeken. [verweerder] c.s. hebben evenwel geen verweerschrift ingediend zodat zij ook geen zelfstandig tegenverzoek hebben gedaan. Dit nog los van de vraag of na intrekking van het (hoofd)verzoekschrift de verweerder nog wel een zelfstandig tegenverzoek zou kunnen indienen en nog los van de vraag of de beperkte dwangbevelprocedure van art. 237 lid 4 Rv zich wel leent voor een zelfstandig tegenverzoek op de door [verweerder] c.s. aangekondigde grondslag van, zo het hof begrijpt, onrechtmatige daad.
Gelet op de eigen aankondiging van [verweerder] c.s. in hun brief van 8 mei 2020 dat zij nog een verweerschrift zullen indienen, kan die brief van 8 mei 2020 niet, ook niet achteraf, zelf als een verweerschrift worden aangemerkt. Zo hadden [verweerder] c.s. zelf die brief ook niet bedoeld, en zo hebben [verzoeker] c.s. en het hof het ook niet begrepen, noch hoeven te begrijpen.
Ten overvloede overweegt het hof dat, ook indien [verweerder] c.s. wel een dergelijk verzoek (tot veroordeling van [verzoeker] in de integrale proceskosten) zouden hebben gedaan, dat verzoek niet voor toewijzing in aanmerking zou komen. De intrekking van het verzoek was de reactie van [verzoeker] c.s. op de betaling door [verweerder] c.s., zij het onder protest, gelegen op een datum ná de indiening van het verzoekschrift. Bij een eerdere betaling door [verweerder] c.s. zouden de eventuele met deze procedure samenhangende proceskosten zijn voorkomen. In dat geval kan in ieder geval niet partij [verzoeker] c.s. als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Een veroordeling van [verzoeker] c.s. in de kosten ligt dan ook geheel niet in de rede.
Terzijde merkt het hof op dat de wel noodzakelijke kosten aan de zijde van [verweerder] tot aan de intrekking van het verzoek zeer beperkt geacht worden. [verweerder] c.s. zijn geen griffierecht verschuldigd en hebben niet de kosten voor het opstellen van een verweerschrift of bijwonen van een zitting moeten maken.
3.4.
Het hof ziet ook ambtshalve gelet op het bepaalde van art. 289 Rv geen termen aanwezig om een beslissing over de proceskosten te nemen.

4.De uitspraak

Het hof:
verstaat dat het verzoek van [verzoeker] c.s. is ingetrokken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, J.I.M.W. Bartelds en A.P. Zweers-van Vollenhoven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020.