In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 10 oktober 2019. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Q.J. van Riet, verzoekt de beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) af te wijzen. De vader, die ook betrokken is bij de zaak, heeft verzocht de beschikking te bekrachtigen. De minderjarige, geboren in 2011, staat sinds 13 november 2017 onder toezicht van de GI. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar deze is geschorst op basis van zorgen over de veiligheid van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2020 zijn de moeder, de GI en de vader gehoord. De moeder betoogt dat de GI te traag handelt en dat de omgang met de minderjarige niet op een veilige manier kan worden hervat. De GI heeft aangegeven dat er wachtlijsten zijn voor begeleide omgang en dat de minderjarige in eerste instantie niet naar de moeder wil. De vader steunt de beslissing van de GI en benadrukt dat de rust voor de minderjarige belangrijk is.
Het hof overweegt dat de GI niet adequaat heeft gehandeld in het opstarten van de omgang en dat de situatie niet in het belang van de minderjarige is. Desondanks besluit het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij de regie voor de verdere voortgang aan de kinderrechter wordt gelaten. De mondelinge behandeling zal op 28 januari 2020 worden voortgezet, waarbij de kinderrechter zal bepalen wat het vervolg zal zijn.