In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2012, die sinds 19 november 2018 onder toezicht staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI). De ouders, appellanten in deze zaak, hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, die de uithuisplaatsing had verlengd. De ouders voerden aan dat de GI hen niet voldoende ondersteunt in het proces naar terugplaatsing van hun kind en dat er geen perspectief op thuisplaatsing wordt geboden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2020, waar de vader en de pleegvader aanwezig waren, maar de moeder en de Raad voor de Kinderbescherming niet, werd duidelijk dat de ouders zich in een strijd met de hulpverlening bevonden. De GI stelde dat er grote zorgen waren over de emotionele veiligheid van de minderjarige en dat de ouders onvoldoende openstonden voor de geboden hulp. De pleegvader gaf aan dat de minderjarige zich goed ontwikkelt in het pleeggezin, maar dat de strijd van de vader tegen de hulpverlening negatieve effecten heeft op het kind.
Het hof oordeelde dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de minderjarige. De ouders konden op dat moment niet voldoen aan de opvoedkundige eisen die de situatie van de minderjarige vereiste. De rechtbank Limburgs beschikking werd bekrachtigd, en het verzoek van de ouders om de machtiging tot uithuisplaatsing in duur te beperken werd afgewezen. Het hof benadrukte dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de ouders momenteel niet in staat zijn om een stabiele opvoedomgeving te bieden.