3.4.Het bedrag van € 8.350,-
De man heeft erkend dat de vrouw € 8.350,- heeft voorgeschoten op de wijze als vermeld bij de feiten. Het hof kwalificeert dit als een overeenkomst van geldlening.
De eerste grief van de man betreft de overweging van de kantonrechter dat de terugbetaling van genoemd bedrag door de man niet volgt uit de overgelegde inkoopnota (prod. 2 cva).
Deze productie betreft een handmatig ingevuld voorgedrukt formulier van de autohandel van de man van 4 augustus 2016 waarop de vrouw verklaart dat zij aan Autohandel [appellant] een Mercedes C220, kenteken [kenteken] , heeft verkocht voor de prijs van € 8.350,-. Dit formulier is door de vrouw ondertekend.
Volgens de man betekent de ondertekening van de inkoopnota door de vrouw dat de tegenprestatie, de betaling, door de man contant is voldaan. Zo handelt de man altijd naar zijn zeggen. Hij wijst op een brief van zijn boekhouder (brief van 13 mei 2019 aan de advocaat van de man, prod. 7 mvg) waaruit dat volgens hem volgt.
Volgens de boekhouder in genoemde brief is het opmaken van een inkoopverklaring bij inkoop van een auto van een particulier met vermelding van kenteken, type auto en het overeengekomen bedrag gebruikelijk, evenals contante betaling.
De man wijst verder op een (model)inkoopverklaring van een collega-autohandelaar (prod. 8 mvg) met daarbij gevoegd een bericht van de belastingdienst, waaruit volgens de man blijkt dat altijd zo wordt gehandeld, kennelijk op aanwijzing van de belastingdienst.
De man stelt verder dat de auto (de hiervoor genoemde Mercedes) op dezelfde dag,
4 augustus 2016, is doorverkocht aan een derde en dat hij na ontvangst van de verkoopopbrengst € 8.350,- contant aan de vrouw heeft overhandigd.
Gelet op een en ander is volgens de man aannemelijk dat hij het meergenoemde bedrag heeft terugbetaald aan de vrouw. De vrouw heeft betwist dat zij dat bedrag heeft ontvangen.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat uit de inkoopnota (prod. 2 cva) niet blijkt dat de man contant een bedrag van € 8.350,- aan de vrouw heeft terugbetaald. Overigens begrijpt het hof niet goed waarom de vrouw de inkoopverklaring heeft getekend; zij heeft de Mercedes toch niet aan de man verkocht? Maar dit terzijde. Dat contante betalingen in de tweede-hands-autohandel zoals die van de man gebruikelijk zijn wil het hof, mede op grond van de brief van de boekhouder en de inkoopverklaring van een collega van de man, wel aannemen. Over de vraag of in dit geval - dat a-typisch is, omdat van verkoop van een auto van de vrouw aan de man, met wie zij een affectieve relatie had, geen sprake is geweest - door de man aan de vrouw contant het door haar geleende bedrag is (terug)betaald, zeggen de bedoelde producties echter niets.
De man heeft geen grieven gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat de stelplicht en de bewijslast van de terugbetaling bij de man rusten. Ook in hoger beroep heeft de man geen schriftelijk bewijs zoals een kwitantie o.i.d. overgelegd en wederom geen bewijsaanbod gedaan. Het hof ziet geen aanleiding de man ambtshalve met het bewijs van de terugbetaling te belasten.
De man heeft evenmin een grief gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat uit de overgelegde whats-app-berichten (prod. 10 cva) niet volgt dat partijen elkaar finale kwijting hebben verleend.
Op grond van het voorgaande faalt grief 1. Ook grief 2, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de toewijzing van de vordering van de vrouw met betrekking tot meergenoemd bedrag, faalt daarmee.