In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de Gemeente Vught, naar aanleiding van een ontruiming en de daaropvolgende opslag van zijn goederen. [appellant] had in 2011 bij zijn moeder in een huurwoning gewoond, maar na haar overlijden in 2011 heeft hij de huur overgenomen. In 2014 verleende de woningstichting toestemming voor inwoning, maar deze werd later ingetrokken. Na de opzegging van de huur door [zoon van de hoofdhuurster] in 2014, heeft [appellant] de woning niet ontruimd, wat leidde tot een ontruiming op 6 augustus 2015. De gemeente heeft de goederen van [appellant] opgeslagen, maar hij heeft deze niet tijdig opgehaald. [appellant] vordert nu schadevergoeding van de gemeente, stellende dat deze onrechtmatig heeft gehandeld door zijn goederen niet aan hem terug te geven. Het hof oordeelt dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat [appellant] niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van de gemeente waarin voorwaarden voor het ophalen van de goederen werden gesteld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [appellant] af.