In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van [appellante], die op 25 oktober 2019 door de rechtbank Oost-Brabant was uitgesproken. [appellante] had in hoger beroep verzocht om het faillissement te vernietigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de faillissementsverklaring terecht was. De zaak betreft een faillissement dat was aangevraagd door Recreatiecomplex [recreatiecomplex] B.V. wegens onbetaalde schulden van [appellante]. Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet in staat is om haar schulden te voldoen, waaronder een lening van € 37.000,-- aan [recreatiecomplex] en andere financiële verplichtingen aan ABN AMRO en Achmea. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [appellante] slechts in staat is om een klein bedrag per maand af te lossen, wat niet voldoende is om haar schulden op korte termijn te voldoen. Het hof heeft ook overwogen dat er geen bewijs is geleverd dat [appellante] in staat is om haar financiële situatie te verbeteren. De curator heeft bevestigd dat [appellante] aan haar lopende verplichtingen voldoet, maar dat dit niet betekent dat zij niet in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het faillissement van [appellante] is gehandhaafd.