ECLI:NL:GHSHE:2020:1957

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
200.267.605_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schoolkeuze, hoofdverblijf, alimentatie en zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg inzake de schoolkeuze en de zorgregeling voor haar twee minderjarige kinderen na de echtscheiding. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van de kinderen op basisschool de Windwijzer, terwijl de vader zich verzette tegen deze wijziging en de kinderen op hun huidige school wilde laten blijven. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen en zijn in een co-ouderschapsregeling verwikkeld. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder zouden hebben, met een zorgregeling waarbij de kinderen om de week bij de vader verbleven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2020 hebben de ouders, na beraad, overeenstemming bereikt over de schoolkeuze en de zorgregeling. De vader trok zijn verzoek om wijziging van het hoofdverblijf in, en de ouders kwamen overeen dat de kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar naar basisschool de Windwijzer zouden gaan. De zorgregeling werd aangepast, waarbij de kinderen bij de vader verbleven van vrijdag na school tot woensdag na school, en de moeder een tegemoetkoming in de reiskosten aan de vader zou betalen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe afspraken tussen de ouders bevestigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 25 juni 2020
Zaaknummer: 200.267.605/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/256363 / FA RK 18-3984
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P.F. Rober,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Y.K. Kunze.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 juli 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 8 oktober 2019, met producties, ingekomen bij het hof op 9 oktober 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de schoolkeuze / vervangende toestemming, en alsnog te bepalen dat het verzoek van de moeder wordt toegewezen aangaande de vervangende toestemming schoolkeuze, dan wel in het belang van beide minderjarige kinderen een dusdanige beslissing te treffen als het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift van 5 december 2019, met productie, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader verzocht de verzoeken van de vrouw af te wijzen, en in incidenteel beroep, de bestreden beschikking voor wat betreft de afwijzing van de verzoeken van de vader te vernietigen en de verzoeken van de vader in eerste aanleg, met uitzondering van het verzoek ter zake de communie alsnog toe te wijzen, althans de zorgregeling vast te leggen waarbij de kinderen van maandag tot en met woensdag bij de vader verblijven, alsmede om het weekend.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel van 17 januari 2020, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht het incidenteel hoger beroep van de vader af te wijzen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen bij het hof op 23 december 2019;
- het V8-formulier van 23 oktober 2019, van de advocaat van de moeder, met bijlage, ingekomen bij het hof op 24 oktober 2019.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
2.5.1.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de ouders zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
3.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
Bij beschikking van 15 juni 2018 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het aan die beschikking gehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking. In dat ouderschapsplan is, voor zover in deze procedure van belang, opgenomen:
1.1.
De kinderen zullen het hoofdverblijf vooralsnog hebben bij de vrouw.
3.1.
De kinderen verblijven in oneven weken bij de vader van:
- vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
3.2.
De kinderen verblijven iedere dinsdag na school (14.15 uur resp. 14.30 uur) tot
woensdag 17.30 uur bij de vader.
4.1.
De ene ouder zal met de andere ouder nadere afspraken maken omtrent de zorgregeling, indien er sprake zal zijn van een verhuizing.
4.3.
De ouders maken in onderling overleg gezamenlijk een keuze voor een (type) school.
3.4.
Bij beschikking van 12 december 2018 van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft de rechtbank bij wijze van provisionele voorziening, aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool Sint Franciscus te [vestigingsplaats 1] , en bepaald dat [minderjarige 1] voornoemde school zal blijven bezoeken, beide in ieder geval voor de duur van de bodemprocedure en tot het moment dat de rechtbank anders beslist, dan wel de ouders in onderling overleg iets anders overeenkomen.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- het verzoek van de moeder met betrekking tot de vervangende toestemming de kinderen in te schrijven op basisschool de Windwijzer in [vestigingsplaats 2] , afgewezen;
- het zelfstandig verzoek van de vader te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] basisschool Sint Franciscus in [vestigingsplaats 1] blijven bezoeken afgewezen, nu afwijzing van het verzoek van de moeder betekent dat de kinderen niet van school zullen wisselen;
- het zelfstandig verzoek van de vader tot wijziging van het hoofdverblijf [minderjarige 1] en de nihilstelling van de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, afgewezen;
- het tussen de ouders overeengekomen en in de beschikking van 15 juni 2018 opgenomen ouderschapsplan voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, en bepaald dat de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact met elkaar zullen hebben als volgt:
-eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend voor school, waarbij de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar school brengt;
-wekelijks van dinsdag na school tot woensdag 17.30 uur;
- bepaald dat het ouderschapsplan voor wat betreft de overige afspraken betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in stand blijft.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. Volgens de moeder is het in het belang van de kinderen als zij naar de school kunnen gaan in de wijk waar de moeder en de kinderen wonen, zijnde Heerlerbaan. De kinderen verblijven daar het grootste gedeelte van de tijd en hebben daar hun sociale netwerk. Ook de reistafstand wordt hierdoor veel kleiner. Het is voor de moeder onduidelijk waarom de vader nu alsnog niet instemt met de schoolwijziging, aangezien hij eerder daar wel mee in kon stemmen. De ouders zijn aangemeld bij stichting Yvoor om te werken naar solo-parallel-ouderschap.
3.7.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader heeft vanaf het moment van de echtscheiding een co-ouderschapsregeling gewenst. De vader kan niet instemmen met een wijziging van school. Het sociale leven van de kinderen ligt in [vestigingsplaats 1] en de kinderen
doen het goed op de huidige school. De moeder is bovendien zonder overleg en toestemming van de vader verhuisd. Het kan niet zo zijn dat doordat de moeder weigert mee te werken aan verbetering van de onderlinge communicatieproblematiek, de vader geen recht meer heeft op een gelijke verdeling in de zorg- en opvoedtaken. De vader heeft daarom in hoger beroep alsnog om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] verzocht, en een uitbreiding van de zorgregeling.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:253a, lid 1, BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.
Op grond van artikel 1:253a, lid 2 en onder b, BW kan de rechter op verzoek van een ouder een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
3.8.3.
Op grond van het in artikel 1:253a, lid 4, BW van overeenkomstig toepassing verklaarde artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van een ouder een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
3.8.4.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben de ouders – na een schorsing voor beraad – overeenstemming bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield. De vader heeft zijn verzoek met betrekking tot het hoofdverblijf ingetrokken.
3.8.5.
De ouders zijn overeengekomen:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zullen met ingang van het nieuwe schooljaar naar basisschool de Windwijzer in [vestigingsplaats 2] (stadsdeel [stadsdeel] ) gaan;
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) blijft bij de moeder;
- de zorg- en contactregeling wordt aangepast, in die zin dat de kinderen bij de vader zijn éénmaal per 2 weken van vrijdag na school tot en met woensdag na school. In de andere week zijn de kinderen bij de vader van dinsdag na school tot woensdag na school tot 17.30 uur, waarbij de moeder de kinderen dan bij de vader ophaalt;
- de vader heeft op dit moment geen draagkracht om de door hem aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 50,- per maand te voldoen, reden waarom de vader met ingang van het nieuwe schooljaar deze onderhoudsbijdrage niet meer aan de moeder zal voldoen;
- de moeder betaalt met ingang van het nieuwe schooljaar aan de vader een tegemoetkoming in de reiskosten van € 25,- per maand.
3.8.6.
De ouders hebben hun verzoeken aangepast conform de door hen tijdens de mondelinge behandeling bereikte overeenstemming en het hof verzocht de gemaakte afspraken op te nemen in een beschikking. Het hof begrijpt hieruit dat partijen
over en weer geen verweer voeren tegen de aangepaste verzoeken. Het hof ziet dan ook geen aanleiding de wijziging van de verzoeken ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde verzoeken.
Het hof begrijpt de afspraak van partijen aldus dat tevens bedoeld is ook het in het ouderschapsplan opgenomen artikel 5.1. waarin de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is opgenomen, dienovereenkomstig te
wijzigen.
3.9.
Het hof zal overeenkomstig de tussen partijen bereikte overeenstemming beslissen, hetgeen leidt tot vernietiging van de bestreden beslissing. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure en het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart de vader niet-ontvankelijk ten aanzien van zijn verzoek met betrekking tot de wijziging van het hoofdverblijf;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 juli 2019;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder toestemming om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool de Windwijzer te [stadsdeel] met ingang van het nieuwe schooljaar;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 juni 2018 en het daaraan gehechte, tussen de ouders gesloten ouderschapsplan ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding:
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opnieuw vast:
de kinderen zijn bij de vader éénmaal per 2 weken van vrijdag na school tot en met woensdag na school, in de andere week zijn de kinderen bij de vader van dinsdag na school tot woensdag na school om 17.30 uur, waarbij de moeder de kinderen bij de vader ophaalt;
stelt de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 25,- per maand per kind met ingang van het nieuwe schooljaar op nihil;
bepaalt dat de moeder met ingang van het nieuwe schooljaar aan de vader een tegemoetkoming in de reiskosten van € 25,- per maand betaalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.L. Schaafsma-Beversluis en J.C.E. Ackermans-Wijn en is door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 25 juni 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.