ECLI:NL:GHSHE:2020:1951

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
27 juni 2020
Zaaknummer
20-003339-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel in vereniging met meerdere personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in Guinee en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel, werd beschuldigd van mensensmokkel, gepleegd in vereniging met meerdere personen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 42 maanden. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.

De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 4 juli 2019 werd aangehouden in Venlo, waar hij vier Vietnamese personen vervoerde zonder geldige reisdocumenten. De verdachte had eerder al een veroordeling in Duitsland voor soortgelijke feiten en was opnieuw in de fout gegaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, wat een ernstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde vormt. De verklaringen van de gesmokkelde personen wezen op een situatie van moderne slavernij, waarbij zij afhankelijk waren van hun smokkelaars en geen controle over hun situatie hadden.

Het hof weegt de ernst van het feit zwaar mee in de strafmaat, en legt een hogere straf op dan door de advocaat-generaal was gevorderd. De verdachte had blijk gegeven van een structurele betrokkenheid bij de smokkel van mensen, waarbij hij financieel gewin nastreefde en de kwetsbaarheid van de gesmokkelde personen uitbuitte. De beslissing van het hof is gegrond op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003339-19
Uitspraak : 29 juni 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 22 oktober 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-659018-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Guinee) op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel.
Hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van ‘mensensmokkel’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslist omtrent in beslag genomen goederen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de gronden en met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de beslissing omtrent het beslag.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2019 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten
- [persoon 1] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Vietnam) en/of
- [persoon 2] , geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] (Vietnam) en/of
- [persoon 3] , geboren [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] (Vietnam) en/of
- [persoon 4] , geboren op [geboortedatum 5] te onbekend (Vietnam),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] te vervoeren in een door hem, verdachte, bestuurde personenauto terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Het hof stelt vast dat de persoon die in tenlastelegging wordt aangeduid als [persoon 4] volgens de ID-staat (dossierpagina 67) is geboren op [geboortedatum 5] . Het hof leest de tenlastelegging op dit punt verbeterd. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn eveneens verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 juli 2019 in de gemeente Venlo tezamen en in vereniging met een ander
- [persoon 1] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Vietnam) en
- [persoon 2] , geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] (Vietnam) en - [persoon 3] , geboren [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] (Vietnam) en
- [persoon 4] , geboren op [geboortedatum 5] te onbekend (Vietnam),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland door die [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3] en [persoon 4] te vervoeren in een door hem, verdachte, bestuurde personenauto terwijl hij, verdachte, wist dat die doorreis wederrechtelijk was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 4 juli 2019, dossierpagina’s 24-26, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 24)
Op 4 juli 2019 omstreeks 16.30 uur was ik, [verbalisant 2] , belast met een crime control gelegen aan de Columbusweg te Blerick, gemeente Venlo. Ik hoorde dat collega [verbalisant 4] portofonisch aangaf dat hij een voertuig voorzien van een Duits exportkenteken [kenteken] staande had gehouden op de autosnelweg A73, hectometerpaal 44.8 Y, te Venlo. Buiten de bestuurder zaten nog vier personen in het voertuig. [verbalisant 4] gaf door dat hij de personenauto mee zou nemen naar de controleplaats waar ik werkzaam was.
Ik zag dat er vijf personen in de personenauto zaten. Op de bestuurdersstoel zat de later te noemen [verdachte] . Op de bijrijdersstoel zat de later te noemen [persoon 3] . Achter de bestuurdersstoel zat de later te noemen [persoon 2] . In het midden van de personenauto zat de later te noemen Nam. Achter de bijrijdersstoel zat de later te noemen [persoon 4] .
Ik vroeg een rijbewijs en identiteitsbewijs van [verdachte] . Tevens vroeg ik de paspoorten van de overige inzittenden.
(dossierpagina 25)
Ik vroeg aan de overige inzittenden of ze uit China, Vietnam of Maleisië kwamen. Ik hoorde dat één persoon ‘Vietnam’ zei.
Ik vorderde van alle personen een geldig paspoort daar Vietnam visumplicht heeft voor Nederland. Ik hoorde dat alle personen zeiden dat ze geen paspoort bij zich hadden. Ik hoorde dat [persoon 2] aangaf dat hij samen met de overige personen uit Duitsland kwam en dat ze ergens zouden moeten werken. Waar was onbekend voor hem.
Ik, Kulaleen, heb de bijrijder van de personenauto gecontroleerd, [persoon 3] . Desgevraagd gaf [persoon 3] aan dat hij onderweg was naar werk en dat hij niet wist waar hij naar onderweg was.
Op basis van bovenstaande informatie is besloten de vier Vietnamese personen staande te houden op basis van artikel 50 Vreemdelingenwet en de bestuurder genaamd [verdachte] als verdachte aan te houden ter zake van overtreding van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel).
2.
Een geschrift, te weten een ID Staat vreemdelingenrecht (op basis van identificatie met biometrie) d.d. 4 juli 2019, dossierpagina 66, voor zover inhoudende:
Achternaam: [achternaam persoon 1]
Voornamen: [voornamen persoon 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 2]
Geboorteplaats en land: [geboorteplaats 2] , Vietnam
Nationaliteit: Vietnamese
3.
Een geschrift, te weten een ID Staat vreemdelingenrecht (op basis van identificatie met biometrie) d.d. 4 juli 2019, dossierpagina 68, voor zover inhoudende:
Achternaam: [achternaam persoon 2]
Voornamen: [voornamen persoon 2]
Geboortedatum: [geboortedatum 3]
Geboorteplaats en land: [geboorteplaats 3] , Vietnam
Nationaliteit: Vietnamese
4.
Een geschrift, te weten een ID Staat vreemdelingenrecht (op basis van identificatie met biometrie) d.d. 4 juli 2019, dossierpagina 69, voor zover inhoudende:
Achternaam: [achternaam persoon 3]
Voornamen: [voornamen persoon 3]
Geboortedatum: [geboortedatum 4]
Geboorteplaats en land: [geboorteplaats 4] , Vietnam
Nationaliteit: Vietnamese
5.
Een geschrift, te weten een ID Staat vreemdelingenrecht (op basis van identificatie met biometrie) d.d. 4 juli 2019, dossierpagina 67, voor zover inhoudende:
Achternaam: [persoon 4]
Geboortedatum: [geboortedatum 5]
Geboorteplaats en land: onbekend, Vietnam
Nationaliteit: Vietnamese
6.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2019, dossierpagina’s 70-72, betreffende de verklaring van [persoon 1] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 70)
V: Ben je in het bezit van een geldig paspoort (al dan niet met visum) en/of identiteitsdocument?
A: Nee, ik heb het niet.
(dossierpagina 71)
V: (…)
A: Ik heb nooit een document gehad.
V: Hoe ben je in Europa terechtgekomen?
A: Een kennis heeft mij hier naartoe gebracht om te werken.
V: Heb je enig ander document dat je identiteitsgegevens bevat?
A: Nee.
V: In welk land heb jij verbleven in Europa?
A: In Duitsland, Berlijn. Bong Xuan, dit betreft een markt in Berlijn. Ik heb hier gewerkt voor Vietnamezen.
V: Je bent tijdens een controle aangetroffen in een auto. Waar naartoe waren jullie op weg?
A: Ik was onderweg naar werk. Ik zou met de andere personen meegaan om te werken. Ik wist niet waar ik was en waar ik zou gaan werken.
7.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2019, dossierpagina’s 73-74, betreffende de verklaring van [persoon 4] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 73)
V: Wat is je achternaam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit?
A: Mijn roepnaam is [roepnaam persoon 4] . Mijn achternaam is [achternaam persoon 4] . Ik weet niet waar ik geboren ben. Ik ben een wees. Ik ben uit Vietnam vertrokken.
(dossierpagina 74)
V: Ben je in het bezit van een identiteitsdocument?
A Nee, ik heb ook nooit een paspoort gehad.
V: Wanneer ben je naar Nederland gereisd?
A: Ik ben vandaag vanuit Berlijn naar Nederland gegaan. Ik werkte sinds drie jaren in Berlijn op een Vietnamese markt. Vandaag kon ik met iemand mee, omdat die werk voor mij had. Ik wist niet waar ik naartoe ging.
V: Heeft u een verblijfsvergunning voor Duitsland?
A: Ik ben dakloos. Ik heb ook geen vergunning voor Duitsland.
V: Heb je in een ander land een verblijfsvergunning aangevraagd?
A: Nee.
8.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2019, dossierpagina’s 75-77 betreffende de verklaring van [persoon 2] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 75)
V: Heb jij een paspoort of iets van een document bij je waar je naam, gegevens op staan?
A: Ik heb helemaal niks bij me.
V: Hoe lang ben je nu in Europa?
A: Ik ben een jaar in Duitsland, Berlijn.
(dossierpagina 76)V: Hier heb je een paspoort voor nodig. Waar is je paspoort?
A: Ik heb in Duitsland gewerkt en mijn baas heeft mijn paspoort gehouden.
V: Je bent tijdens een controle aangetroffen in een Duitse auto met vier andere personen. Waar naartoe was je op weg?
A: Ik wist niet waar ik naartoe moest. Ik moest van mijn baas in de auto om te werken. Mijn baas zat niet in de auto.
9.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2019, dossierpagina’s 78-80, betreffende de verklaring van [persoon 3] , voor zover inhoudende:
(dossierpagina 78)
V: Wat is je verblijfsplaats?
A: Ik heb geen vast verblijfsadres. Ik verblijf de meeste tijd in Berlijn.
V: Hoe kom je in Europa?
A: Ik ben met de auto en het vliegtuig gekomen, door mensen die weten wat ze moeten doen.
(dossierpagina 79)
V: Had je een visum?
A: Dat weet ik niet. De georganiseerde instantie heeft dit voor mij geregeld.
(dossierpagina 80)
V: Wat was de bedoeling?
A: Mijn baas zei dat ik met de auto mee moest gaan om ergens te gaan werken. Ik wist niet dat ik naar Nederland zou gaan.
V: Ben je in het bezit van een identiteitsdocument?
A: Nee, dat ben ik anderhalf jaar geleden kwijt geraakt.
V: (…)
A: Ik heb mijn hele leven maar één paspoort gehad. Dit was het paspoort dat ik van die mensen gekregen heb om naar de ambassade te gaan.
V: Heb je in een ander land verblijf aangevraagd?
A: Nee, heb ik nog nooit aangevraagd.
10.
Een uittreksel European Criminal Records Information System (Justitiële Documentatie) Duitsland d.d. 9 juni 2020 betreffende de verdachte, voor zover inhoudende:
(pagina 1)
Land van veroordeling: Bondsrepubliek Duitsland
[instantie/zaaknummer]
Datum beslissing: 13 juli 2018
Feit 1: Hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf
Kwalificatie: Vergehen des Einschleusens von Ausländern
Nationale wettelijke bepaling: StGB § 73 c, § 74, AufenthG § 96 Abs. 1, § 73 c, § 74
Pleegperiode: -- t/m 21-05-2018
Status: Onherroepelijk 03 augustus 2018
Beslissing EUR 1350,00 Dag-geldboete
11.
Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoongegevens [verdachte] (Huawei, IBN [goednummer] , [SIN] ) d.d. 22 augustus 2019, proces-verbaalnummer LBRCC19020-43, doorgenummerde pagina’s 1-13, betreffende het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , voor zover inhoudende:
(pagina 2)
Bij aanhouding van [verdachte] werd zijn mobiele telefoon Huawei FIG-LX1 in beslag genomen ( [goednummer] ). Deze telefoon werd door personeel van het Team Digitale Ondersteuning van de politie, Eenheid Limburg, op forensische wijze uitgelezen.
Door ons werd nader onderzoek verricht aan de veilig gestelde data van de mobiele telefoon van [verdachte] .

Chatgesprekken via WhatsApp tussen [gesprekspartner 1 van verdachte] en [verdachte]

Ik, [verbalisant 5] , zag dat er meerdere chatgesprekken via WhatsApp plaatsvonden tussen twee deelnemers. Ik zag dat de ene deelnemer gebruik maakte van de naam [gesprekspartner 1 van verdachte] en de andere deelnemer gebruik maakte van de naam [verdachte] . Ik zag dat zij over de periode 6 februari 2019 tot en met 1 juli 2019 in totaal 63 berichten met elkaar deelden. Deze berichten waren hoofdzakelijk opgesteld in de Engelse taal, maar gedeeltelijk ook in de Franse taal. Bij de vertaling van de Franse berichten werd door mij, [verbalisant 5] , gebruik gemaakt van een Google vertaalprogramma.
Gesprek 6 februari 2019
Ik zag dat [verdachte] contact zocht met [gesprekspartner 1 van verdachte] . (…) Vervolgens wordt door [verdachte] gevraagd: “Jij hebt mensen van Berlijn tot Parijs.”
Gesprek 15 februari 2019
Ik zag dat [verdachte] contact zocht met [gesprekspartner 1 van verdachte] met het bericht: “Ik heb je hulp nodig”, waarop door [gesprekspartner 1 van verdachte] wordt geantwoord met: “Wat moet ik doen om u te helpen”. [verdachte] reageert hierop met het bericht: “Ik ben in Berlijn en ik heb geld nodig”. (…) Vervolgens vraagt [gesprekspartner 1 van verdachte] : “Tot ik mijn broer vraag om te zien of er geld voor je is, ik was op reis, ik ben vandaag niet in Berlijn.” Door [verdachte] wordt dan gevraagd: “Vraag hem en je vindt me passagiers om terug te keren naar Parijs”.
Gesprek 10 juni 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 1 van verdachte] die dag contact zocht met [verdachte] door hem te vragen hoe het met hem gaat en of het goed gaat met zijn werk. [verdachte] reageert hierop met diverse berichten, zoals “Ik ben eigenlijk arm”, “Heb jij een reis?”, “Van P (
het hof begrijpt: Parijs) naar B (
het hof begrijpt: Berlijn) en B naar P”.
(pagina 3)
[gesprekspartner 1 van verdachte] vertelt tegen [verdachte] : “Als je echt arm bent, ga op zoek naar een chauffeur, breng mensen van Parijs naar Engeland, door het bedrag dat zal worden uitgegeven zal je snel uit de armoede geraken”. [verdachte] reageert hierop met: “Ik zal de reis niet maken”, “Bij de grens wordt bewaakt en er zijn controlepunten”.
Gesprek 1 juli 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 1 van verdachte] die dag contact zocht met [verdachte] met de vraag “Rij jij een taxi van Berlijn naar Parijs”, waarop [verdachte] antwoordt met “Wanneer is het nodig?”. (…) [gesprekspartner 1 van verdachte] vraagt of het in deze week kan. [verdachte] zegt dan: “Zondag (
het hof begrijpt: 7 juli 2019) voor jou”, en “Ik heb al tegen iemand anders ja gezegd voor woensdag”.

Chatgesprekken via WhatsApp tussen [gesprekspartner 2 van verdachte] en [verdachte]

Ik, [verbalisant 6] , zag dat er meerdere chatgesprekken via WhatsApp plaatsvonden tussen twee deelnemers. Ik zag dat de ene deelnemer gebruikmaakte van de naam [gesprekspartner 2 van verdachte] en de andere deelnemer gebruik maakte van de naam [verdachte] . Ik zag dat zij over de periode 18 juni 2019 tot en met 4 juli 2019 in totaal 590 berichten met elkaar deelden. Deze berichten waren opgesteld in de Engelse taal.
Gesprek 18 juni 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat hij een vriend had welke in het verleden met [verdachte] had samengewerkt. [verdachte] vroeg hierop wat [gesprekspartner 2 van verdachte] nodig had. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of [verdachte] naar Berlijn wilde komen om de klant mee te nemen naar Parijs. [verdachte] vroeg hierop hoeveel [gesprekspartner 2 van verdachte] ervoor betaalde. [gesprekspartner 2 van verdachte] antwoordde met 800/4p (
het hof begrijpt: € 800,- voor 4 personen). [verdachte] antwoordde hierop met ‘echt niet’. Ik zag dat [verdachte] schreef dat de prijzen sinds 3 maanden veranderd waren. [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg hierop hoeveel hij dan zou krijgen. [verdachte] antwoordde dat hij ze niet zou vervoeren voor minder dan 1000/4p. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] hierop vroeg wanneer [verdachte] naar Berlijn zou kunnen komen en dat [verdachte] antwoordde met donderdag (
het hof begrijpt: 20 juni 2019). (…) Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of [verdachte] 100% zeker was voor donderdag en dat [verdachte] antwoordde dat als ze op zijn manier zouden werken dit zeker was. Ik zag [gesprekspartner 2 van verdachte] hierop antwoordde met ok en dat hij op hem zou wachten in Berlijn.
Gesprek 19 juni 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] op woensdag 19 juni 2019 aan [verdachte] schreef hoe laat hij er morgen zou zijn, zodat hij dit aan de klant kon laten weten. (…) Ik zag dat [verdachte] schreef dat hij [gesprekspartner 2 van verdachte] een adres zou sturen om elkaar van tevoren te ontmoeten. Ik zag dat [verdachte] schreef dat hij daarvoor een veilige plek kende. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] een locatie naar [verdachte] stuurde, waarop [verdachte] antwoordde met ‘nee’. Ik zag dat [verdachte] antwoordde dat hij een adres zou sturen.
(pagina 4)
Ik zag dat [verdachte] schreef dat dit beter voor alles was en dat hij veilig werkte. (…) Ik zag dat [verdachte] iets later een adres in Berlijn naar [gesprekspartner 2 van verdachte] stuurde. [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of ze daar zouden ontmoeten of dat hij de klanten naar dit adres moest brengen. [verdachte] schreef ‘jij en de klanten’ maar dat [gesprekspartner 2 van verdachte] eerst moest komen en de klanten naderhand (15 min later). Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat ze in de buurt van de Dong Xuan markt zaten en dat het niet erg handig was om naar dit adres te komen. (…) Ik zag dat [verdachte] schreef dat hij veilig werkte en (…) dat het beste vertrekpunt zijn adres was. [verdachte] schreef dat dit punt vlak bij de snelweg was en dat er geen politie was.
Ik zag dat [verdachte] schreef dat de locatie die [gesprekspartner 2 van verdachte] stuurde in de gaten gehouden werd en dat hij daar niet meer naartoe ging omdat hij daar al twee keer gevolgd was. (…) Ik zag dat [verdachte] en [gesprekspartner 2 van verdachte] afspraken om morgen om 14.00 uur op de locatie van [verdachte] elkaar te ontmoeten. [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat hij en de klanten er zouden zijn.
Gesprek 20 juni 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] aan [verdachte] schreef of hij ook 5p kon vervoeren. Ik zag dat [verdachte] antwoordde met maar 4. Ik zag dat [verdachte] om 23.15 uur schreef dat hij ze afgezet had.
(pagina 6)
Gesprek 30 juni 2019
Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] op zondag 30 juni 2019 aan [verdachte] vroeg of hij met 4p van Berlijn naar Parijs kon komen. (…) Ik zag dat [verdachte] zich verontschuldigde en dat hij niet voor donderdag (
het hof begrijpt: 4 juli 2019) kon. (…) Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of [verdachte] donderdag van Berlijn naar Parijs kon komen. [verdachte] antwoordde met ‘ja’.
(pagina 7)
Gesprek 1 juli 2019
(…) Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat het om 4 p ging. [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg aan [verdachte] of hij morgen kon waarop [verdachte] antwoordde dat hij al had gezegd dat hij pas donderdag kon. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat donderdag prima was maar dat hij nog steeds andere chauffeurs nodig had. Ik zag dat [verdachte] schreef dat hij aan het zoeken was.
Gesprek 3 juli 2019
Ik zag dat [verdachte] aan [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of morgen 11h AM goed was. [gesprekspartner 2 van verdachte] antwoordde met ‘ja’ en schreef dat het om 4p naar Parijs ging. [verdachte] vroeg aan [gesprekspartner 2 van verdachte] om ze naar zijn adres te sturen. [verdachte] schreef dat hij hen het liefst in de morgen wilde hebben. [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef dat dit geen probleem was. Ik zag dat [verdachte] aan [gesprekspartner 2 van verdachte] vroeg of hij er ook nog voor zondag kon vinden.
Gesprek 4 juli 2019
Ik zag dat (
naar het hof begrijpt) [gesprekspartner 2 van verdachte] aan [verdachte] vroeg of hij oké was voor vandaag. [verdachte] antwoordde met ‘ja, mijn vriend’. Ik zag dat [verdachte] om 9.37 uur schreef dat hij al bij het adres van [gesprekspartner 2 van verdachte] was. Ik zag dat [verdachte] om 10.16 uur schreef dat hij naar het ontmoetingspunt was. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] een bestand doorstuurde naar [verdachte] met daarboven de tekst ‘naar dit adres’ (
het hof begrijpt dat dit het adres is waar de 4 personen naartoe gebracht moeten worden). Ik zag dat dit een adres was in Nogent-Sur-Marne (
hof: gelegen op 10,6 kilometer van het centrum van Parijs) (Frankrijk). Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] schreef of dit ok was en dat [verdachte] hierop om 10.22 uur antwoordde met ‘ok, tot snel mijn vriend’. Ik zag dat [gesprekspartner 2 van verdachte] van 20.08 uur tot en met 23.24 uur nog 17 WhatsApp-berichten naar [verdachte] heeft gestuurd. Ik zag dat [verdachte] op al deze berichten niet meer heeft gereageerd.
Noot verbalisant: [verdachte] werd op 4 juli 2019 te 17.15 uur aangehouden in Venlo.

Chatgesprekken via WhatsApp tussen [gesprekspartner 3 van verdachte] en [verdachte]

Ik, [verbalisant 5] , zag dat er meerdere chatgesprekken via WhatsApp plaatsvonden tussen twee deelnemers. Ik zag dat de ene deelnemer gebruik maakte van de naam [gesprekspartner 3 van verdachte] en de andere deelnemer gebruik maakte van de naam [verdachte] . Ik zag dat zij over de periode 2 februari 2019 tot en met 8 maart 2019 in totaal 66 berichten met elkaar deelden.
Gesprek 2 februari 2019
Ik zag dat [verdachte] contact zocht met [gesprekspartner 3 van verdachte] met de mededeling (…) ik heb mijn paspoort voor Roemenië niet´. [verdachte] laat vervolgens weten dat hij zijn paspoort kwijt is. [gesprekspartner 3 van verdachte] vraagt aan [verdachte] dat hij het moet proberen te vinden, omdat de prijs erg hoog is
(pagina 8)
en dat hij een klant voor hem zal regelen, zijn klant uit Roemenië. [verdachte] laat [gesprekspartner 3 van verdachte] weten dat hij het zal laten weten als hij klaar is voor Roemenië.
Gesprek 6 februari 2019
(…) [verdachte] stuurt [gesprekspartner 3 van verdachte] het bericht “Ik heb hulp nodig betekent dat ik iemand voor B naar P nodig heb”. [gesprekspartner 3 van verdachte] laat vervolgens aan [verdachte] weten dat dit oké is.
Gesprek 8 maart 2019
Ik zag dat [verdachte] contact opnam met [gesprekspartner 3 van verdachte] . (…) [gesprekspartner 3 van verdachte] vraagt vervolgens aan [verdachte] of hij 8 personen aan kan en verzoekt [verdachte] om een auto met 8 zitplaatsen te reserveren. [verdachte] antwoordt hierop met het bericht: “Nooit. De politie controleert elke auto met 7 zitplaatsen of meer uit Frankrijk.”

Chatgesprekken via WhatsApp tussen [gesprekspartner 4 van verdachte] en [verdachte]

Ik, [verbalisant 5] , zag dat er meerdere chatgesprekken via WhatsApp plaatsvonden tussen twee deelnemers. Ik zag dat de ene deelnemer gebruik maakte van de naam [gesprekspartner 4 van verdachte] en de andere deelnemer gebruik maakte van de naam [verdachte] . Ik zag dat zij over de periode 9 maart 2019 tot en met 1 juli 2019 in totaal 525 berichten met elkaar deelden.
(pagina 9)
Gesprek 10 maart 2019
(…) [gesprekspartner 4 van verdachte] wil graag weten hoe laat [verdachte] daar is, zodat hij dit tegen de klant kan vertellen. [verdachte] zal hem dit laten weten na de controle. Op een gegeven moment vraagt [gesprekspartner 4 van verdachte] aan [verdachte] waar hij op dit moment is. [verdachte] zegt ‘tussen Dortmund en Hannover, in de buurt van Bielefeld’. (…) [verdachte] laat [gesprekspartner 4 van verdachte] weten dat hij moet wachten omdat ze hem in de gaten houden omdat ze zien dat hij gebruik maakt van zijn telefoon.
(…)
[verdachte] laat aan [gesprekspartner 4 van verdachte] weten dat hij wordt gevolgd door één auto sinds 100 kilometer. Hij was gestopt om het te controleren en toen was deze auto ook gestopt. Om te weten of hij daadwerkelijk wordt gevolgd, rijdt [verdachte] weer verder. [verdachte] laat [gesprekspartner 4 van verdachte] weten dat zij elke Franse auto controleren die de grens met Duitsland passeert. [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt dat [verdachte] op moet passen als hij wordt gevolgd. [verdachte] vertelt aan [gesprekspartner 4 van verdachte] dat hij al een proces heeft gehad voor het transport van illegale immigranten. [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt hierop tegen [verdachte] dat ze mogen controleren wat ze willen omdat [verdachte] nu toch geen mensen in de auto heeft zitten.
[verdachte] denkt dat hij verder in de gaten wordt gehouden door een andere auto. Hij had ook gezien dat er politieauto’s langs de weg stonden. [verdachte] denkt dat ze hun vannacht zullen betrappen als hij naar [gesprekspartner 4 van verdachte] komt. [verdachte] zal proberen nog onopvallender te zijn dan normaal. [gesprekspartner 4 van verdachte] vraagt nogmaals aan [verdachte] waar hij op dat moment is. [verdachte] laat weten 180 kilometer van Berlijn. (…) [verdachte] zegt dat hij de hele tijd wordt gevolgd en dat ze allemaal gearresteerd zullen worden als hij rechtstreeks zal komen. Hij heeft een slecht gevoel. [verdachte] vraagt waar hij heen moet komen omdat het casino niet meer veilig is. [gesprekspartner 4 van verdachte] stuurt [verdachte] een locatie waar hij moet zijn en vertelt hem dat alle klanten daar zullen wachten. (…) [verdachte] zegt dat zij allebei gearresteerd zullen worden als zij elkaar zullen ontmoeten. Hij vraagt aan [gesprekspartner 4 van verdachte] of hij de gevangenis in wil, want dat is iets wat hij niet wil.
Gesprek 11 maart 2019
Rond 02.12 uur laat [gesprekspartner 4 van verdachte] aan [verdachte] weten dat de klanten inmiddels zijn weggegaan, maar dat hij voor vanochtend een afspraak met de klant heeft gemaakt. [verdachte] laat [gesprekspartner 4 van verdachte] weten dat hij deze afspraak kan vergeten omdat hij nog steeds wordt gevolgd en dat hij niet gearresteerd wil worden. Het was hem niet gelukt om hen kwijt te worden. Als zij elkaar ontmoeten gaan zij samen de gevangenis in.
(pagina 10)
[gesprekspartner 4 van verdachte] zegt: “Een reis per week zal veel veiliger zijn dan veel reizen van B naar P”. (…) Verder gaat het gesprek over het feit dat [verdachte] al vanaf gisteren door de politie in de gaten wordt gehouden en dat zij hun samen willen arresteren. De politie is op zoek naar de man voor wie hij (
hof: [verdachte]) werkt. Zij weten niet of het toeval is of pech dat [verdachte] nu in de problemen zit. [verdachte] heeft in ieder geval geen fout gemaakt.
Gesprek 13 maart 2019
Ik, [verbalisant 5] , zag dat [gesprekspartner 4 van verdachte] contact zoekt met [verdachte] en hem vraagt waar hij is en of hij niet meer wil werken of zoiets. [verdachte] reageert hierop dat het dat niet is. Hij moet nadenken over wat er is gebeurd. Waarom en hoe ze hem gevolgd hebben en hoe ze van hem wisten. (…) [verdachte] zegt dat iemand hem had verteld dat de grenspolitie alle Franse auto’s controleerde en volgde. [verdachte] is Roemenië aan het organiseren. (…) [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt dat [verdachte] geen oude telefoonnummers en telefoons moet gebruiken omdat hij weet hoe de Duitse politie werkt. Als je in Duitsland belt, word je gelokaliseerd en gecontroleerd. [verdachte] stelt voor om een Duitse telefoon en Duits telefoonnummer te halen en deze alleen voor het werk te gebruiken. [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt dat ze ook je stem aan de telefoon kunnen herkennen en dat dit voor hem de reden is om niet te bellen. Daarna vraagt [gesprekspartner 4 van verdachte] wederom aan [verdachte] wanneer hij naar Roemenië kan. (…) [verdachte] zal het hem over Roemenië laten weten, hij moet dit voorbereiden omdat hij 4 grensovergangen tot Berlijn moet passeren. [verdachte] zegt dat hij direct naar de gevangenis gaat als hij door de Duitse politie wordt gepakt. [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt tegen [verdachte] dat vervoerders zoals jij slim genoeg zijn om een veilige manier te vinden. (…) [gesprekspartner 4 van verdachte] zegt dat hij veel klanten uit Roemenië kan krijgen als zij een manier vinden.
Gesprek 22 maart 2019
[gesprekspartner 4 van verdachte] vraagt aan [verdachte] of hij al een plan heeft voor Roemenië omdat hij heel veel klanten in Roemenië heeft. [verdachte] is hiermee bezig en als hij klaar is zullen zij rijk worden.
12.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 8 oktober 2019, voor zover inhoudende:
(
pagina 2)
Het klopt wat mij wordt verweten. Ik ben gecontroleerd bij de grens in Nederland als bestuurder van een auto. Er zaten vier Vietnamese personen in mijn auto. Het klopt dat zij geen reispapieren hadden. Ik was op weg hen van Berlijn naar Parijs te brengen. Het klopt dat ik eerder problemen heb gehad met het vervoeren van buitenlanders in Europa.
(
pagina 3)
Toen ik in 2016 een reis van Berlijn naar Parijs deelde, sprak ik met een Vietnamese man. Hij vroeg mij of ik vaak van Berlijn naar Parijs reed, waarop ik bevestigend antwoordde. De Vietnamese man vertelde mij dat hij veel vrienden had die naar Frankrijk wilden reizen. In oktober 2017 heb ik hem een bericht gestuurd. Hij heeft mij het nummer van een andere man gegeven die mij – telkens als ik in Duitsland was – voorzag van twee, drie of vier passagiers naar Parijs.
(
pagina 4)
In 2018 ben ik in Frankrijk gecontroleerd toen ik (
het hof begrijpt: vanuit Berlijn) terugging na Parijs. De politie heeft mij toen gearresteerd omdat ik personen vervoerde zonder identiteitsbewijs. Dat was, denk ik, in maart 2018. Na mijn arrestatie in Frankrijk heb ik contact opgenomen met de Vietnamese man. Hij is één van de Vietnamese mannen uit de groep waarmee ik zaken deed.
Op 21 mei 2018 ben ik in Duitsland opgepakt. In mei 2018 heb ik vier personen meegenomen. Vervolgens ben ik in Brunswijk (Duitsland) gecontroleerd. Ik kreeg een veroordeling, een geldboete.
(
pagina 5)
In oktober 2018 werd ik opnieuw benaderd door een lid van de groep Vietnamezen waarmee ik eerder zaken deed. Ik vertelde over het geld dat ik was kwijtgeraakt na het voorval met de Duitse politie. Hij zei mij dat hij kon helpen het geld terug te verdienen. Toen ben ik gevraagd voor transporten op het traject Berlijn-Parijs. Ik heb hen een prijs doorgegeven.
In het contact dat ik in oktober 2018 had met de Vietnamezen werd mij verteld dat zij mij zouden helpen aan geld, maar dat daar wel een risico aan vastzat. Hij vertelde mij dat de personen geen papieren hadden. Ik heb het meerdere malen overwogen en ben tot de conclusie gekomen dat het voor de wet illegaal zou kunnen zijn, maar dat God mij niet zou verbieden om mensen te vervoeren. In oktober 2018 ben ik dus weer begonnen.
(
pagina 6)
In februari 2019 begreep ik van passagiers in mijn auto dat sommigen van hen in Europa zijn gekomen met een paspoort en een visum, maar dat die stukken van hen zijn afgenomen door de organisator van hun reis. Een passagier vertelde mij dat die organisatie alles regelt voor de reis van Vietnam naar Europa. De organisatie vraagt mij om personen mee te nemen van Berlijn naar Parijs. Alles wordt door de organisatie geregeld vanuit Vietnam.
(
pagina 7)
Ik wist dus dat de personen die ik vervoerde ooit oorspronkelijke reisdocumenten hadden die hen zijn onttrokken en dat zij daarom die documenten niet bij zich hadden tijdens de reis. Het klopt dat ik op 4 juli 2019 de vier Vietnamese personen in mijn auto niet heb gevraagd naar hun reispapieren.
De personen met wie ik appberichten heb uitgewisseld, te weten [gesprekspartner 1 van verdachte] , [gesprekspartner 2 van verdachte] , [gesprekspartner 3 van verdachte] en [gesprekspartner 4 van verdachte] , zijn allen leden van de genoemde Vietnamese organisatie. [gesprekspartner 1 van verdachte] en [gesprekspartner 2 van verdachte] zijn dezelfde persoon.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het smokkelen van vier personen, waaronder één minderjarige. Mensensmokkel is een ernstig feit. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de Nederlandse rechtsorde. Hij heeft het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegale doorreis door Nederland op grove wijze doorkruist.
Mensensmokkel is bovendien een lucratieve vorm van (georganiseerde) criminaliteit, waarbij de gesmokkelde personen zeer afhankelijk van hun smokkelaars zijn of worden gemaakt. De internationale georganiseerde smokkel van vreemdelingen doet daarmee afbreuk aan de waardigheid van de mens, omdat de mens slechts als handelswaar wordt gezien waarmee geld valt te verdienen. Dat was in deze zaak niet anders. De verklaringen van de vier personen die bij de verdachte in de auto zijn aangetroffen, zijn schokkend en doen denken aan moderne slavernij.
Zij gaven aan dat zij geen paspoort of verblijfsdocument hadden, geen vaste verblijfsplaats hadden, geen vreemde talen spraken, dat zij wees waren of hun ouders niet kenden, dat zij (op jonge leeftijd) naar Europa waren gekomen en dat zij in Europa voor hun ‘bazen’ werkten.
Een van hen, [persoon 3] , sprak in dat kader over een ‘georganiseerde bende’ waarvoor hij werkte. Zijn baas had gezegd dat hij met de auto mee moest om ergens te gaan werken. Het geld voor de reis zou op het loon worden ingehouden. Maandelijks zou hij na aftrek van de door de baas ingehouden kosten voor eten, drinken en slapen slechts € 300,- tot € 500,- contant ontvangen, aldus [persoon 3] (dossierpagina’s 79-80 en 96).
[persoon 2] verklaarde tegenover de politie dat hij zijn baas, maar één keer heeft ontmoet en dat hij geen gegevens heeft om met hem in contact te komen, dat hij eigenlijk niet naar buiten mag en alleen binnen mag werken en slapen (dossierpagina’s 90-01).
[persoon 1] verklaarde dat hij de andere drie kende van de Dong Xuan markt in Berlijn, dat hij niet weet wie zijn opdrachtgever is, dat hij ongeveer € 7 à 8 per dag verdiende, dat de chauffeur was betaald door de opdrachtgever die hij niet kent en dat hij is ingestapt omdat hij moest gaan werken en niet wist waar dat zou zijn (dossierpagina 82). Ook [persoon 4] werkte op de Vietnamese markt in Berlijn en kreeg opdracht, hij spreekt zelfs over een bevel, van zijn baas om in de auto van verdachte te stappen om ergens anders te gaan werken (dossierpagina 87).
De verdachte heeft deze verwerpelijke en mensonterende praktijk in stand gehouden. Zijn optreden als chauffeur vormde een onmisbare schakel in de mensensmokkel en hij heeft misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid en de afhankelijke positie die de gesmokkelde personen ten opzichte van hem en zijn mededader hadden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de hiervoor genoemde ernst van het bewezen verklaarde, in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte, blijkens een uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) Duitsland d.d. 9 juni 2020, in Duitsland reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van ‘Vergehen des Einschleusens von Ausländern’ (hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf) gepleegd op 21 mei 2018. Deze veroordeling heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan mensensmokkel.
Integendeel, uit de overige inhoud van het dossier volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte zich op grotere schaal bezighield met het smokkelen van personen. Hij heeft zelf verklaard dat hij, na deze veroordeling, in oktober 2018 ‘opnieuw’ was begonnen omdat hij geld wilde verdienen, dat een Vietnamese organisatie hem vroeg personen te vervoeren van Berlijn naar Parijs en dat hij wist dat deze personen geen papieren/reisdocumenten bij zich hadden.
In de WhatsApp-berichten tussen de verdachte en leden van de organisatie waarvoor hij werkte of waarmee hij samenwerkte, wordt veelvuldig gesproken over het vervoeren van personen naar verschillende bestemmingen in Europa, waaronder de route Berlijn-Parijs. In die gesprekken heeft de verdachte aangegeven dat zij ‘rijk zullen worden’, waarbij klaarblijkelijk werd gedoeld op het opzetten van ‘nieuwe’ smokkellijnen. De bestemming Roemenië komt in de WhatsApp-berichten herhaaldelijk ter sprake. De verdachte benaderde de leden van de organisatie meer dan eens zelf met de vraag of zij een reisje voor hem hadden en bepaalde onder meer de prijzen, de locatie waar hij de personen ophaalde en hoeveel personen hij (maximaal) zou vervoeren met het doel te ontkomen aan de controles door de politie. Gebleken is dat de verdachte forse financiële vergoedingen vroeg en handelde met het oog op eigen financieel gewin. Ook had hij intensief contact met de leden van de organisatie over hoe zij allen uit handen van de politie en uit de gevangenis konden blijven. De verdachte sloeg daarvoor ook wel eens een geplande c.q. aangeboden reis over.
Alle omstandigheden afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Het hof legt hiermee een hogere straf op dan door de advocaat-generaal is gevorderd, nu het hof van oordeel is dat de ernst van het bewezen verklaarde feit en de hiervoor beschreven omstandigheden waaronder het feit is begaan, onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Beslag
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat geen beslissing hoeft te worden genomen over het beslag op goederen die niet onder verdachte in beslag zijn genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. R.R. Everaars-Katerberg, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 29 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, proces-verbaalnummer LBRCC19020-5 (Cosenza), gesloten op 15 juli 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 1-142, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.