ECLI:NL:GHSHE:2020:1940

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
200.262.369_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitvoering van een overeenkomst van opdracht met betrekking tot het ophalen van een hond uit Portugal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Dinotec Nederland en België B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter in een geschil over de uitvoering van een overeenkomst van opdracht. De zaak betreft de opdracht die [geïntimeerde] aan Dinotec heeft gegeven om haar hond, die door haar ex-partner in Portugal was meegenomen, op te halen. Dinotec heeft hiervoor een bedrag van € 25.000,00 in rekening gebracht, maar [geïntimeerde] stelt dat er geen werkzaamheden zijn verricht en dat het bedrag moet worden terugbetaald. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft de procedure in eerste aanleg in overweging genomen. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat Dinotec de opdracht naar behoren heeft uitgevoerd en dat de kosten die zijn gemaakt niet zijn aangetoond. De grieven van Dinotec worden verworpen en het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter, waarbij Dinotec in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.262.369/01
arrest van 23 juni 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dinotec Nederland en België B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Dinotec,
advocaat: mr. N.H.A. Kampschreur te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.H.A. Nieste te Roermond,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 juni 2019 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 14 juni 2018 en 9 mei 2019, door de kantonrechter van de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie/verweerster in reconventie en Dinotec als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.

5 Het vervolg van het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het arrest van 24 september 2019
  • de memorie van grieven, tevens tot wijziging van eis, met producties 14 en 15
  • de memorie van antwoord
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De feiten

In dit hoger beroep gaat het hof uit van de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in het bestreden tussenvonnis van 14 juni 2018 onder 2.1 tot en met 2.6. Voor zover relevant vult het hof de opsomming hierna aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
6.1.
[geïntimeerde] heeft een affectieve relatie gehad met [ex-partner van geintimeerde] (hierna: de ex-partner). De relatie is op enig moment verbroken. De ex-partner heeft de hond van [geïntimeerde] meegenomen. Hij woont in Portugal.
6.2.
In de tweede helft van 2016 heeft [privédetective] , een privédetective, de ex-partner en de hond in Portugal opgespoord en met [geïntimeerde] geprobeerd om de hond terug te krijgen. Dat is niet gelukt.
6.3.
[geïntimeerde] is in 2017 via haar toenmalige advocaat mr. Hameleers in contact gekomen met [de bestuurder van Dinotec] . [de bestuurder van Dinotec] was bestuurder van Dinotec. Dinotec exploiteert een onderneming in water- en zwembadtechniek.
6.4.
[geïntimeerde] heeft Dinotec opdracht gegeven om haar hond in Portugal op te halen. Dinotec heeft haar in dit verband bij factuur van 10 april 2017 € 25.000,00 (btw verlegd) in rekening gebracht. [geïntimeerde] heeft dit bedrag op 22 april 2017 aan Dinotec betaald.
6.5.
De overeenkomst tussen [geïntimeerde] en Dinotec is op of rond 15 mei 2017 tot een einde gekomen.
6.6.
[geïntimeerde] heeft bij exploten van 16 juni 2017 en 30 juni 2017 brieven aan Dinotec laten betekenen. Bij het exploot van 16 juni 2017 is een brief van [geïntimeerde] aan Dinotec van 12 juni 2017 betekend. In deze brief heeft [geïntimeerde] meegedeeld dat geen werk is uitgevoerd en dat Dinotec tot 17 juni 2017 de tijd had om een aanvang met het werk te maken. Bij het exploot van 30 juni 2017 is een brief van [geïntimeerde] aan Dinotec van 26 juni 2017 betekend.
In deze brief heeft [geïntimeerde] Dinotec verzocht om het bedrag van € 25.000,00 aan haar terug te betalen.

7.De procedure in eerste aanleg

7.1.
Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen daarover is vermeld in het arrest van 24 september 2019 onder 3.

8.De beoordeling in hoger beroep

8.1.
Dinotec heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd. Dinotec heeft geconcludeerd tot het vernietigen van de bestreden vonnissen, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] en het toewijzen van haar eigen vorderingen, met dien verstande dat zij de hoofdsom van haar vorderingen heeft vermeerderd tot € 21.000,00.
Persoonlijk
8.2.
Grief 1 valt in twee onderdelen uiteen. In de eerste plaats heeft de kantonrechter volgens Dinotec ten onrechte aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat [de bestuurder van Dinotec] zelf de opdracht zou uitvoeren. Volgens Dinotec had [de bestuurder van Dinotec] geen specifieke vaardigheden of kennis ten aanzien van het uitvoeren van de opdracht en heeft mr. Hameleers [geïntimeerde] enkel in contact gebracht met [de bestuurder van Dinotec] vanwege diens mogelijke contacten in Portugal. Dinotec heeft hiervoor onder meer verwezen naar de verklaring die mr. Hameleers als getuige heeft afgelegd. Voor zover [geïntimeerde] een ander oogmerk had, was dit voor Dinotec niet kenbaar, aldus Dinotec.
8.3.
[geïntimeerde] lijkt in de memorie van antwoord aan te voeren dat zij een overeenkomst met [de bestuurder van Dinotec] heeft gesloten en niet met Dinotec. Bij inleidende dagvaarding heeft [geïntimeerde] echter aan haar stellingen ten grondslag gelegd dat de overeenkomst tussen partijen (en dus tussen haar en Dinotec) is gesloten, zodat het hof begrijpt dat [geïntimeerde] alleen heeft willen stellen dat de overeenkomst met het oog op de persoon van [de bestuurder van Dinotec] is tot stand gekomen. Het is overigens niet van belang voor de beslissing in het hoger beroep in deze zaak. Het gaat erom of is overeengekomen dat de opdracht door [de bestuurder van Dinotec] persoonlijk zou worden uitgevoerd. Ook indien de overeenkomst is gesloten met Dinotec is het mogelijk dat partijen op het oog hadden dat [de bestuurder van Dinotec] zelf in persoon de hond zou ophalen en terugbrengen.
8.4.
Het hof is echter van oordeel dat er onvoldoende is aangevoerd om aan te nemen dat partijen zijn overeengekomen dat [de bestuurder van Dinotec] zelf in persoon de hond zou ophalen en terugbrengen. De omstandigheid dat [geïntimeerde] alleen met [de bestuurder van Dinotec] heeft gesproken over de opdracht, is niet voldoende om aan te nemen dat zij wenste dat [de bestuurder van Dinotec] zelf in persoon de hond zou ophalen en terugbrengen. Ook al niet omdat zij geen specifieke eigenschappen of vaardigheden of kennis van [de bestuurder van Dinotec] heeft benoemd, die hem in het bijzonder kwalificeerden voor het persoonlijk ophalen en terugbrengen van haar hond. Het ging blijkens de verklaring die mr. Hameleers als getuige heeft afgelegd, met name om de contacten die [de bestuurder van Dinotec] in Portugal zou hebben. Dat duidt erop dat het ging om zijn kennis van personen die de hond zouden kunnen ophalen en terugbrengen en van de situatie in Portugal. Evenmin heeft [geïntimeerde] gewezen op bijzondere eigenschappen van [de bestuurder van Dinotec] die haar ertoe brachten om alleen vertrouwen te stellen in het naar behoren uitvoeren van de opdracht als [de bestuurder van Dinotec] persoonlijk de hond zou ophalen en terugbrengen.
8.5.
[geïntimeerde] heeft verder onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat Dinotec of [de bestuurder van Dinotec] een verplichting had om [geïntimeerde] vooraf erover te informeren welke personen of organisaties zij wilden inschakelen voor het feitelijk uitvoeren van de opdracht of onderdelen daarvan.
8.6.
Uit het voorgaande volgt dat het hof van oordeel is dat de kantonrechter Dinotec ten onrechte heeft opgedragen te bewijzen dat Dinotec [geïntimeerde] op de hoogte heeft gesteld van de betrokkenheid van ATS als (onder)opdrachtnemer en dat [geïntimeerde] het daarmee eens was. In zoverre slaagt de grief.
Inhoud opdracht
8.7.
Daarnaast weerspreekt Dinotec dat, zoals de kantonrechter heeft aangenomen, het [geïntimeerde] om niet méér ging 'dan dat een persoon zolang op reeds bekende verblijfplaats van de hond kon blijven (24 uur) dat de hond werd uitgelaten op de openbare weg en de hond kon worden meegenomen'.
8.8.
Het hof stelt voorop dat bij het vaststellen van de inhoud van de opdracht niet doorslaggevend is waar het [geïntimeerde] om ging. Bepalend is hetgeen Dinotec in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen. Vast staat dat de opdracht inhield dat moest worden geprobeerd de hond van [geïntimeerde] op te halen en terug te brengen. Gelet op hetgeen [geïntimeerde] aan Dinotec heeft meegedeeld over haar ex-partner en de omstandigheden waaronder de hond was weggenomen, en de eerdere vergeefse pogingen van [geïntimeerde] zelf en van [privédetective] om de hond terug te krijgen, heeft Dinotec redelijkerwijs mogen aannemen dat de opdracht méér betrof dan alleen het gaan naar een opgegeven adres, daar een dag wachten en vervolgens de hond mee naar Nederland vervoeren. Het ging er kennelijk om dat Dinotec zou doen wat nodig was om de hond terug bij [geïntimeerde] in Nederland te krijgen. Ook de hoogte van de afgesproken prijs of voorschot van € 25.000,00 is daarvoor een aanwijzing. Ook op dit onderdeel slaagt de grief.
8.9.
Het slagen van grief 1 brengt nog niet mee dat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd. Uiteindelijk gaat het erom op welke vergoeding Dinotec uit hoofde van de opdracht recht heeft. Daarover gaat grief 2.
Werkzaamheden en kosten
8.10.
Met grief 2 komt Dinotec op tegen het oordeel van de kantonrechter in conventie en in reconventie dat Dinotec niet heeft bewezen dat voor het uitvoeren van de opdracht op geld waardeerbare werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt. De grief betreft de bewijswaardering.
8.11.
Voor het bewijs van de werkzaamheden en kosten heeft Dinotec in hoger beroep met name gewezen op:
  • de facturen van ATS met de daarop vermelde specificaties (GP2),
  • de toelichting daarop van [getuige 1] , gedateerd op 22 december 2017 (GP3),
  • een verklaring van [getuige 2] , gedateerd op 9 september 2018 (GP11),
  • telefoongegevens van [de bestuurder van Dinotec] (GP6 en 7),
  • een verklaring van [getuige 1] over een betaling van 380.000 Zuid-Afrikaanse rand (ZAR), gedateerd op 3 mei 2017 (GP13),
  • een factuur van 18 april 2017 van Wakatravel (Pty) Ltd voor vliegtickets voor ZAR 30 781.22 (GP14),
  • een factuur van 11 april 2017 van [Innovations] Innovations Ltd voor een aankoop van een
Volgens Dinotec is hiermee bewezen dat € 46.000,00 aan kosten is gemaakt voor de werkzaamheden van Dinotec en in het bijzonder die van haar (onder)opdrachtnemer ATS. Voor zover nodig biedt Dinotec aanvullend bewijs aan door het horen van [de bestuurder van Dinotec] , [getuige 1] en [getuige 2] .
8.12.
De facturen van ATS bieden geen bewijs. Veeleer gaat het er nu juist om dat moet worden bewezen dat de werkzaamheden die op de facturen zijn vermeld, ten behoeve van de opdracht zijn verricht, wat die werkzaamheden precies hebben ingehouden en wat de omvang daarvan was, en of de daarop vermelde kosten zijn gemaakt in het kader van het uitvoeren van de opdracht.
8.13.
De facturen van Wakatravel (Pty) en [Innovations] Innovations Ltd dragen niet bij tot bewijs van hetgeen onder 8.12 is weergegeven. Op geen enkele wijze blijkt daaruit immers dat de gefactureerde kosten zijn gemaakt in het kader van de onderhavige opdracht. De verklaring van [getuige 1] over het betalen van een of meer facturen van ATS zegt evenmin iets over het daadwerkelijk uitvoeren van werkzaamheden of het daadwerkelijk maken van kosten in het kader van de opdracht. De toelichting van [getuige 1] op de facturen van ATS bevat in wezen niet méér dan een opsomming van plaatsen. Ook daaruit valt niet te halen welke werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en welke kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Het is bovendien niet duidelijk wat de rol van [getuige 1] is geweest en waarop hij zijn opgaaf baseert.
8.14.
De telefoongegevens van [de bestuurder van Dinotec] vormen een nietszeggende registratie van telefoongesprekken en enkele telefoonnummers. De gegevens zijn niet in verband te brengen met het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de opdracht. Uit de verklaring die [de bestuurder van Dinotec] in eerste aanleg als getuige heeft afgelegd, blijkt dat hij geen eigen wetenschap heeft van werkzaamheden en kosten in het kader van de opdracht. De schriftelijke verklaring van [getuige 2] geeft ook slechts een min of meer algemene omschrijving van activiteiten die zouden zijn verricht. Voor zover daarin concrete informatie is vermeld over de ex-partner en de hond, betreft het in hoofdzaak informatie die bij het verlenen van de opdracht al uit andere bronnen bekend was, waaronder de bevindingen van [privédetective] en het relaas van [geïntimeerde] zelf.
8.15.
Uit het voorgaande volgt dat er geen of onvoldoende bewijs is dat voor het uitvoeren van de opdracht werkzaamheden zijn verricht of kosten zijn gemaakt, die voor vergoeding in aanmerking komen. Dit brengt mee dat grief 2 faalt.
8.16.
Dinotec komt niet toe aan het leveren van aanvullend bewijs. Het gaat in dit geval om een overeenkomst van opdracht. In de visie van Dinotec was het betaalde bedrag van
€ 25.000,00 een voorschot, kennelijk op een redelijk loon voor de werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht en op de vergoeding voor de kosten die daarbij moesten worden gemaakt. De aard van de overeenkomst en het feit dat geen prijs is afgesproken, maar alleen een voorschot is betaald, bracht mee dat van Dinotec redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij zou verantwoorden welke werkzaamheden werden verricht en welke kosten werden gemaakt, om vast te stellen op welk loon en welke vergoeding zij aanspraak kon maken.
Wat betreft de werkzaamheden lag het voor de hand om te verantwoorden op welke dagen en uren wie wat heeft gedaan. Daartoe had een concreet verslag van het verrichte werk bijgedragen, zoals ook [privédetective] verslag van zijn eerdere werkzaamheden had gedaan.
Wat betreft de kosten lag het voor de hand dat Dinotec de kosten concreet zou specificeren aan de hand van bewijsstukken, zoals tickets en bonnetjes, die in verband zijn te brengen met uitgevoerde werkzaamheden. Dinotec heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die de conclusie rechtvaardigen dat een dergelijke verantwoording in dit geval niet in redelijkheid van haar of van haar hulppersonen kon worden gevergd. Desondanks is niets van dit alles verantwoord, maar zijn alleen nietszeggende, algemene opsommingen en stukken overgelegd. Dinotec heeft ook niet alsnog concrete feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die tot een dergelijke verantwoording kunnen leiden. Er is dus geen grond om Dinotec tot nadere bewijslevering toe te laten.
Overig
8.17.
Grief 3 betreft de proceskostenveroordeling. Gelet op het ongelijk van Dinotec heeft de kantonrechter haar terecht met de proceskosten belast. De grief faalt.
8.18.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Het kan immers niet tot een andere uitkomst leiden.
Proceskosten
8.19.
Het hof heeft Dinotec in het ongelijk gesteld. De proceskosten komen om die reden ten laste van haar. Het hof stelt de proceskosten tot de dag van deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] als volgt vast:
- griffierecht € 741,00
- salaris advocaat €
1.959,00(1 punt, tarief IV)
totaal € 2.700,00
Slotsom
8.20.
De grieven leiden niet tot vernietiging van het bestreden vonnis. Het hof zal het bestreden vonnis daarom bekrachtigen en de in hoger beroep vermeerderde eis afwijzen.

9.De uitspraak

Het hof:
9.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
9.2.
wijst af de in hoger beroep vermeerderde eis;
9.3.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, Dinotec in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 2.700,00 tot de dag van deze uitspraak.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, S.C.H. Molin en T.J. Dorhout Mees, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 juni 2020.
griffier rolraadsheer