Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 6721836 \ CV EXPL 18-1396)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 28 januari 2019 met een productie (het vonnis van 31 oktober 2018);
- de memorie van grieven van [dakwerken] van 9 juli 2019 met producties;
- de memorie van antwoord van Royal Roofing van 17 september 2019.
3.De beoordeling
“Op al onze offertes, op alle aan ons verstrekte opdrachten, alsmede op alle met ons gesloten overeenkomsten zijn onze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van toepassing, zoals deze zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Nijmegen. Deze worden u op verzoek toegezonden maar kunt u ook vinden op onze website www.royalroofingmaterials.com.”
- op 27 november 2017 € 8.876,85 o.v.v. “ [factuur 4] tm [factuur 5] ”;
- op 22 december 2017 € 1.840,95 o.v.v. “ [factuur 6] ”;
- op 29 december 2017 € 1.187,11 o.v.v. “ [factuur 7] [factuur 8] ”;
- op 2 januari 2018 € 15.367,= o.v.v. “ [factuur 9] [factuur 10] ”
uiterlijkop dat tijdstip op het werk zouden zijn in die zin dat daarmee een ook een fatale termijn is afgesproken. Verder is gesteld noch gebleken dat [dakwerken] op die data om 08.00 uur met Royal Roofing contact heeft opgenomen of dat zij bij er Royal Roofing over heeft gereclameerd. De schriftelijke verklaring van [getuige] die [dakwerken] als productie 1 bij memorie van grieven heeft overgelegd bevestigt dat overigens ook (‘Kan natuurlijk altijd gebeuren’). Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen in het algemeen afspraken hebben gemaakt over vergoedingen voor latere leveringen dan gepland. Alles bij elkaar heeft [dakwerken] onvoldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de kant van Royal Roofing waardoor voor [dakwerken] schade is ontstaan tot de door haar gefactureerde bedragen die voor vergoeding aan [dakwerken] door Royal Roofing in aanmerking komt. De consequentie hiervan is dat het beroep op opschorting door [dakwerken] niet gerechtvaardigd is en dat deze post niet voor verrekening in conventie in aanmerking komt. Voor dat geval is de post voorwaardelijk in reconventie gevorderd. Op grond van het voorgaande is die vordering niet toewijsbaar. Grief III die op deze post betrekking heeft, wordt verworpen.
4.De uitspraak
- over de onder de nummers [factuur 1] tot en met [factuur 3] gefactureerde bedragen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot en met 16 november 2017;
- over de onder de nummers [factuur 9] en [factuur 10] gefactureerde bedragen vanaf 30 december 2017 tot en met 2 januari 2018;
- over een bedrag van € 2.000,= vanaf 1 januari 2018 tot en met 16 april 2018;