3.1.5.Op 22 maart 2012 heeft [geïntimeerde] aan [notarissen] Notarissen een brief gestuurd waarin het volgende staat vermeld.
“Naar aanleiding van het overlijden van mijn moeder, heeft mijn broer alles naar zich toe
getrokken en U te laten afhandelen. Zonder dit mede te delen. Wij hebben echter nog te goed van U
1. Recht op mijn legitieme portie wat van mijn vader is blijven staan bij moeder
2. Dient rekening en verantwoording te worden afgelegd volgens de wet.
3. Moeder heeft onder druk moeten tekenen, terwijl ze niet bevoegdheids bekwaam was.
Wij nemen aan dat U deze opdracht binnen niet al te lange tijd in uitvoering wil nemen en
verblijf”. De notaris heeft de brief doorgestuurd aan [appellant] .
3.1.6.Bij brief van 27 maart 2012 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] het volgende geschreven:
“Nalatenschap vader en moeder; Aangaande over lijden moeder zijn er wel nog zaken te regelen ondanks dat je denkt alles zelf te wil hebben zijn er de volgende problemen welke toch opgelost dien te worden.
1. Recht op mijn legitieme portie wat van mijn vader is blijven staan bij moeder
2. Dient rekening en verantwoording te worden afgelegd volgens de wet.
3. Moeder heeft onder druk moeten tekenen, terwijl ze niet bevoegdheids bekwaam was.
Wij nemen aan dat U deze opdracht binnen niet al te lange tijd in uitvoering wil nemen anders kan er beslag worden gelegd.”.
3.1.7.Per e-mail van 28 maart 2012 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] als volgt bericht:
“ Van mevrouw [medewerktster notariskantoor] van [notarissen] Notarissen ontving ik uw brief en u drie verzoeken hierin.
Zoals ik u al op 9 maart 2012 per e-mail (incl. vier bijlagen) heb meegedeeld, is ondergetekende persoon (uw broer) benoemd tot executeur-testamentair en derhalve dient u zich tot uw broer [appellant] te wenden. Tevens heeft [appellant] u in deze email verteld, dat alle Notariskosten geheel voor uw eigen rekening komen.
Punt 1: u hebt geen legitieme portie meer tegoed van u op achttien september 2001 overleden vader.Reden: op 15 maart 2007 heeft [appellant] op verzoek van moeder en welke is voorzien van haar handtekening, deze overeenkomst werd door u op 30.03.2007 getekend. Het vruchtgebruik van vaders kindgedeelte waarover uw overleden moeder beschikte ter grote € 37.114,13 is volledig aan u voldaan op 11 april 20007. Nadat in 1ste instantie de overeenkomst niet werd nageleefd - namelijk handmatig werd door uw vermeld dat de
schuldovereenkomst ter grote van € 22.689,01 van uw man, met wie u op huwelijkse voorwaarden bent getrouwd, voor 12 april 2007 afgelost zou zijn.
Echter u gaf geen uitvoering aan deze afspraak, nadat [appellant] onder aftrek van deze schuldbekentenis het geld had overgemaakt, werd alsnog het openstaande schuldbedrag voldaan en kon [appellant] opnieuw dit geldbedrag weer overmaken.
Voor het geval dat u het vergeten mocht zijn, [appellant] beschikt over de bewijslast hiervan. Kortom, u hebt geen enkele rechten meer over geldelijke bedragen van uw overleden vader. (…) Tot slot schrijft u: wij nemen aan dat U deze opdracht binnen niet al te lange tijd in uitvoering wilt nemen.Reactie [appellant] :de afwikkeling van een nalatenschap duurt geruime tijd en voor deze tijd wordt niet overgegaan uitbetaling tot enig erfdeel, dus ook niet die van u. Overigens heeft [appellant] niets metwijte maken, daar uw echtgenootgeenerfgenaam is! En zover u weet, heeft moeder u in haar testament onterfd. Indien u uw wettelijk legitiem deel van uw moeders nalatenschap wenst op te eisen, dan dient u zich tot mij te wenden! (…)”
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [appellant] te veroordelen binnen vier weken na betekening van het in het incident te wijzen vonnis over te gaan tot een boedelbeschrijving en afgifte daarvan en tot afgifte van afschrift van alle bescheiden die voor de berekening van de legitieme portie nodig waren (waaronder maar niet per se uitsluitend: een kopie van de aangifte erfbelasting, een kopie van de aanslag erfbelasting, een kopie van de overlijdensaangifte in het kader van de inkomstenbelasting en een kopie van de bankafschriften van alle bankrekeningen van erflaatster uit de periode van de laatste vijf jaren, voor het overlijden), zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,00;
b. [appellant] te veroordelen daarna steeds, binnen veertien dagen na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, met het oog op de berekening van de legitieme portie, strekkende inlichtingen te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
c. veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.
te verklaren voor recht dat zij binnen de in artikel 4:85 BW gestelde termijn heeft verklaard dat zij haar legitieme portie in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] , overleden op 2 maart 2012 te gemeente Woudrichem , wenst te ontvangen;
[appellant] te veroordelen binnen vier weken na betekening van het in de hoofdzaak (in de inleidende dagvaarding staat abusievelijk in het incident) te wijzen vonnis over te gaan tot een boedelbeschrijving en afgifte daarvan en tot afgifte van afschrift van alle bescheiden die voor de berekening van de legitieme portie nodig waren, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,00;
[appellant] te veroordelen daarna steeds, binnen veertien dagen na een daartoe strekkend verzoek, met het oog op de berekening van de legitieme portie, strekkende inlichtingen te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
[appellant] te veroordelen over te gaan tot uitbetaling van de vordering van [geïntimeerde] uit hoofde van haar legitieme portie, als nader vast te stellen op basis van de boedelbeschrijving, zulks vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2012 (datum van opeisbaarheid) tot de dag der algehele voldoening;
veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure;
3.2.5.In het eindvonnis van 22 augustus 2018 heeft de rechtbank in de hoofdzaak onder meer het volgende overwogen.
Over vordering a:
- Op grond van artikel 4:85 BW heeft eiseres de mogelijkheid om binnen vijf jaren na het overlijden van erflaatster te verklaren dat zij haar legitieme portie wenst te ontvangen, tenzij gedaagde een redelijke termijn heeft gesteld. (rov. 3.4.)
- Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat de door gedaagde op 3 april 2012 gestelde termijn van 30 dagen niet redelijk is. De termijn van 30 dagen is door gedaagde reeds een maand na het overlijden van erflaatster gesteld, terwijl gedaagde geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan blijkt dat hij er belang bij had om al zo snel
na het overlijden van erflaatster een termijn van 30 dagen te stellen.
Het verweer van gedaagde dat eiseres niet binnen de door hem gestelde redelijke termijn een
beroep heeft gedaan op de legitieme, wordt dan ook verworpen. (rov. 3.5.)
- Aan het (subsidiaire) verweer van gedaagde dat eiseres door eerst na ruim 4 jaar en 9 maanden na het overlijden van erflaatster een beroep te doen op haar legitieme, niet binnen een redelijke termijn haar verklaring heeft uitgebracht, gaat de rechtbank voorbij. Artikel 4:85 lid 1 BW stelt immers niet de voorwaarde dat de aanspraak op de legitieme binnen een redelijke termijn dient te worden gedaan. Indien geen redelijke termijn is gesteld, geldt een vervaltermijn van 5 jaren na het overlijden van erflaatster. Tussen partijen staat vast dat eiseres binnen vijf jaren na het overlijden van erflaatster aanspraak heeft gemaakt op de legitieme portie. Dit is dus tijdig. (rov. 3.6.)
- Het beroep van gedaagde op de redelijkheid en billijkheid dan wel rechtsverwerking faalt. Voor het aannemen van rechtsverwerking is volgens vaste jurisprudentie enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat
de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn
positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de gerechtigde zijn aanspraak alsnog
geldend zou maken. Gedaagde voert geen bijzondere omstandigheden als in vorige zin omschreven aan. Hij beroept zich slechts op het niet reageren op de termijnstelling en het bericht dat het recht op de legitieme is vervallen. Dat hij onredelijk zou worden benadeeld door het beroep op de legitieme toe te staan, is door hem onvoldoende feitelijk onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de boedel inmiddels al jaren volledig is afgewikkeld, is onvoldoende. Feiten of omstandigheden op grond waarvan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat eiseres zich beroept op haar legitieme portie, zijn door gedaagde niet gesteld.(rov. 3.7.)
- Uit het vorenstaande volgt dat eiseres tijdig een beroep op haar legitieme portie heeft gedaan. Vordering a zal dan ook worden toegewezen.(rov. 3.8.)
Over vordering b:
- Door gedaagde is niet betwist dat hij gehouden is tot afgifte van een afschrift van of inzage in alle bescheiden die voor de berekening van de legitieme portie nodig zijn. Tussen partijen is evenmin in geschil dat gedaagde in ieder geval gehouden is de boedelbeschrijving, kopie van de aangifte erfbelasting; een kopie van de aanslag erfbelasting, een kopie van de overlijdensaangifte in het kader van de inkomstenbelasting aán eiseres te verstrekken. Verder is gedaagde gehouden aan eiseres kopieën te verstrekken van de afschriften van de bankrekeningen van erflaatster waarop zichtbaar is wat het saldo was op de sterfdatum. Gelet op het bepaalde in artikel 4:65 BW is gedaagde echter niet gehouden kopieën van alle bankafschriften uit de periode van de laatste vijf jaren voor het overlijden aan eiseres te verstrekken. Dat eiseres deze afschriften wenst om na te gaan welke geldstromen en of er schenkingen er-zijn geweest is onvoldoende reden voor afgifte van alle bankafschriften. Naar het oordeel van de rechtbank is gedaagde wel gehouden opgave te doen van alle giften die door erflaatster zijn gedaan.
Bij de berekening van· de legitieme portie komen dan wel alleen de giften in aanmerking die zijn genoemd in artikel 4:67 BW, maar alvorens te kunnen beoordelen of giften al dan niet behoren tot de in dit artikel 4:67 BW opgesomde giften, moet de legitimaris een overzicht hebben van alle giften die door erflaatster zijn gedaan. (rov. 3.12.)
Over vordering c:
- De rechtbank is verder van oordeel dat gedaagde op grond van artikel 4:78 lid 1 BW, nu eiseres dit verlangt, ook alle inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de berekening van de legitieme portie (vordering c) dient te verschaffen. Deze vordering is weliswaar niet nader geconcretiseerd, maar spreekt vanzelf, nu de inlichtingen zien op informatie waarover eiseres (nog) niet beschikt en waarvan zij het bestaan nog niet kan kennen. Het spreekt ook voor zich dat die inlichtingen beperkt zijn tot de elementen die voor de berekening van de legitieme portie van belang zijn en dat zijn, zoals hiervoor al is overwogen, de waarde van de goederen van de nalatenschap en de schulden en giften. (rov. 3.13.)
Over vordering d:
- Vordering d zal worden afgewezen. Gevorderd is uitbetaling van de vordering van eiseres uit hoofde van haar legitieme portie als nader vast te stellen op basis van de boedelbeschrijving. Deze vordering is te onbepaald om te worden toegewezen. Immers, er is nog geen boedelbeschrijving en er staat nog niet vast welk bedrag gedaagde dient te betalen. (rov. 3.15.)
De rechtbank heeft de gevorderde dwangsommen afgewezen.
Ook de incidentele vordering is afgewezen, omdat eiseres daar geen belang meer bij heeft vanwege het eindvonnis in de hoofdzaak waarbij over deze vorderingen is beslist. De proceskosten zijn gecompenseerd in de hoofdzaak en in het incident.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak de volgende veroordelingen uitgesproken (uitvoerbaar bij voorraad):
- verklaart voor recht dat eiseres binnen de in artikel 4: 85 BW gestelde termijn heeft verklaard dat zij aanspraak maakt op haar legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster,
- veroordeelt gedaagde om binnen vier weken na betekening van het vonnis over te gaan tot een boedelbeschrijving en afgifte daarvan en tot afgifte van afschrift van of inzage in alle bescheiden die voor de berekening van de legitieme portie nodig zijn, waaronder in ieder geval: een kopie van de aangifte erfbelasting, een kopie van de aanslag erfbelasting, een kopie van de overlijdensaangifte in het kader van de inkomstenbelasting, een kopie van de afschriften van de bankrekeningen van erflaatster waarop zichtbaar is wat het saldo was op de sterfdatum en een overzicht van alle giften die door erflaatster zijn gedaan,
- veroordeelt gedaagde om daarna steeds, binnen veertien dagen na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van eiseres, de met het oog op de berekening van de legitieme portie van belang zijnde inlichtingen te verstrekken.