ECLI:NL:GHSHE:2020:1925

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
20-001948-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf wegens belediging en mishandeling met betrekking tot e-mailberichten en fysieke confrontatie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, wegens eenvoudige belediging en mishandeling. De zaak betreft een conflict tussen de verdachte en de moeder van haar ex-vriend, waarbij de verdachte beledigende e-mails naar haar ex-vriend heeft gestuurd, die vervolgens door hem aan zijn moeder zijn doorgegeven. De verdachte heeft in de e-mails grove beledigingen geuit, wat heeft geleid tot de aanklacht van eenvoudige belediging. Daarnaast heeft de verdachte op 24 januari 2019 de moeder van haar ex-vriend fysiek aangevallen door haar bij de keel te grijpen en met een tas te slaan.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt bevestigd, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak en, subsidiair, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte de beledigende e-mails op een zodanige wijze heeft verzonden dat deze indirect de beledigde hebben bereikt. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel eenvoudige belediging als mishandeling. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft besloten tot het opleggen van een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001948-19
Uitspraak : 19 juni 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 12 juni 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-046905-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging (feit 1) en mishandeling (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Namens verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 9a Sr.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Vlissingen, althans in ieder geval in Nederland, opzettelijk [aangever] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door (aan de zoon van die [aangever] ) meerdere e-mails te sturen met daarin onder andere de tekst:
- ' Enige vieze wijf is jou hoerenmoeder. Datgore manwijf ik zal r de groeten doen jij krijgt des te meer over je heen ownee dat vieze gore lelijke ouwe lijk.' en/of
- ' Jij kan niks met je zielige leven en je vieze moeder dat wijf zal niet lachen.' en/of
- ' Zeg maar tegen dat kankerwijf dat dit nog lang doorgaat.' en/of
- ' Jij bent zo kankerdom net als je gehandicapte moeder. Met r ouwe afgeleefde kankerkop';
2.
zij op of omstreeks 24 januari 2019 te Vlissingen [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] :
- bij de keel te pakken/grijpen en/of
- meermalen (met een tas) op/tegen het lichaam te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij in de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Vlissingen opzettelijk [aangever] door een toegezonden geschrift heeft beledigd door aan de zoon van die [aangever] meerdere e-mails te sturen met daarin onder andere de tekst:
- ' Enige vieze wijf is jou hoerenmoeder. Datgore manwijf ik zal r de groeten doen jij krijgt des te meer over je heen ownee dat vieze gore lelijke ouwe lijk.' en
- ' Jij kan niks met je zielige leven en je vieze moeder dat wijf zal niet lachen.' en
- ' Zeg maar tegen dat kankerwijf dat dit nog lang doorgaat.' en
- ' Jij bent zo kankerdom net als je gehandicapte moeder. Met r ouwe afgeleefde kankerkop';
2.
zij op 24 januari 2019 te Vlissingen [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] :
- bij de keel te grijpen en
- met een tas op/tegen het lichaam te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, met bijlagen op pagina’s 7, 8 en 9, d.d. 24 januari 2019, dossierpagina's 3-10, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
(Dossierpagina 3)"Ik ben de moeder van [betrokkene] , wonende aan [adres 2] . [betrokkene] heeft een ex genaamd [verdachte] . [verdachte] heeft kort geleden een flatje gekregen in Middelburg. [betrokkene] verbleef wel bij [verdachte] . Sinds vorige week hebben [verdachte] en [betrokkene] weer ruzie. [betrokkene] is weer naar zijn eigen flat gegaan. [verdachte] wilde zijn spullen en een tablet en tv niet teruggeven en daarom heeft [betrokkene] een sleutelbos van haar achtergehouden en bij zich gehouden.
Er zijn toen over en weer mails verstuurd tussen [verdachte] en [betrokkene] . Ze maken elkaar zwart, maar [verdachte] richtte zich daarin ook tot mij. In die mails laat [verdachte] wel blijken dat zij mij niet met rust zal laten, ze heeft haar pijlen op mij gericht. Ik zou elke dag opgezocht worden. En ik zou doodgemaakt worden. [betrokkene] heeft die mails aan mijn man doorgestuurd. En ik heb ze ook gelezen.
(Dossierpagina 4)Eergisteren kwam een van de zoons van [verdachte] langs op mijn werk bij Werkt voor Ouderen aan het [adres 3] . Hij kwam mij vragen naar de sleutels van [verdachte] . Ik heb hem toen uitgelegd dat ik die sleutels niet had, maar dat [betrokkene] die had. Hij is toen weer weggegaan.
Vandaag, 24 januari 2019, was ik weer aan het werk. De zoon van [verdachte] kwam weer binnen naar mij toe. Hij vroeg weer om de sleutels van [verdachte] . Ik heb hem weer hetzelfde gezegd en begeleidde hem naar de uitgang.
Bij de deur, in de hal stond [verdachte] . Zij vloog mij in het deurgat meteen aan. Ze sloeg me met haar tas en ze greep me met 1 hand bij mijn keel. Ze wilde haar sleutels terug schreeuwde ze. De klap van de tas van [verdachte] en het grijpen naar mijn keel deden niet zo'n pijn. Ik heb wel rode plekken en schrammen in mijn nek. Mijn man zal u de mails doorsturen.
2.
De als bijlagen op pagina’s 7, 8 en 9 bij het zojuist genoemde proces-verbaal gevoegde e-mailberichten d.d. 24 januari 2019, waarvan kopieën aan dit arrest zijn gehecht.
3.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 5 juni 2020, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor de inhoud van de e-mailberichten als weergegeven op pagina’s 7 t/m 9 van het politiedossier. Ik heb deze berichten verzonden naar [betrokkene] . Ik heb inderdaad al die dingen gezegd die in de e-mailberichten staan. [betrokkene] werd in alles door zijn vader en moeder geholpen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 26 februari 2019, dossierpagina's 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
(Dossierpagina 11)Ik doe ook aangifte van belediging tegen [verdachte] . Zij heeft in e-mails die zij aan mijn zoon [betrokkene] heeft gestuurd zulke beledigingen geuit aan mijn adres, in zulk taalgebruik, dat ik mij hierdoor beledigd voel. De e-mails die het betreft zijn reeds in bezit van de politie.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 30 januari 2019, dossierpagina's 15-16, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(Dossierpagina 15)Vorige week donderdag was ik aan het werk bij Werkt voor Ouderen op de locatie [adres 3] . Op een gegeven moment werd er aangebeld. Ik ging naar de voordeur en zag een jongeman staan. Hij vroeg of [aangever] , mijn collega (het hof begrijpt [aangever] , er was. Ik liet hem binnen en bracht hem naar [aangever] . Ik ben weer weggegaan maar ik hoorde nog wel dat de jongen en [aangever] het over sleutels hadden, die hij terug vroeg. Ook hoorde ik [aangever] nog tegen de jongen zeggen dat hij weg moest gaan of dat zij anders de politie zou bellen.
Ik was in een andere kamer bezig met was vouwen, toen ik in de hal bij de deur van de hal een hoop tumult hoorde, een hoop gegil en geschreeuw. Ik ben opgesprongen en er naartoe gegaan. Ik zag dat een vrouw [aangever] bij de keel vast had en haar met een handtas in haar andere hand sloeg. Ik zag dat [aangever] krassen in haar hals had waar de vrouw haar had vast gepakt. Ik heb later begrepen dat de vrouw de ex is van [aangever] ’s zoon en de jongen de zoon van die vrouw. Het ging om de sleutels van die vrouw. Ik heb die vrouw nog horen schreeuwen naar [aangever] dat door die sleutels haar zoon niet naar school kon. Ik heb die jongen tegen zijn moeder horen zeggen dat ze moest ophouden, toen ze [aangever] vast had en sloeg met haar tas.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 februari 2019, dossierpagina's 17-22, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
(Dossierpagina 20)
De zondag voorafgaand aan de ‘pleegdatum’ was [betrokkene] bij mij thuis. Ik gaf aan dat ik geen relatie meer met hem wilde. Ik zei dat hij weg moest. Hij is toen opgesprongen en heeft in de keuken de sleutelbos van mijn zoon [zoon verdachte] weggepakt. Daar zaten de huissleutel, de schuursleutel, zijn fietssleutel en een kluissleutel van school. Daardoor kon hij niet naar school. Maandagochtend heb ik de moeder van [betrokkene] ge-app’t en haar gezegd dat [betrokkene] met die sleutels vertrokken was en heb ik haar gevraagd of zij hier wat in kon betekenen. Ik kreeg bericht dat zij die sleutels langs zou brengen. Ze kwam echter niet opdagen. [betrokkene] ’s moeder houdt [betrokkene] de hand boven het hoofd. Zij ruimt zijn ‘vuile was’ op. Zij betaalt zijn schulden af.
Mijn zoon [zoon verdachte] stelde voor dat we naar [betrokkene] ’s moeders werk gingen om de sleutel terug te vragen. Omdat zij toch altijd [betrokkene] ’s rotzooi opruimt en zij ook had gezegd dat zij het zou regelen maar niet over de brug kwam, heb ik daarin toegestemd. Ik begrijp wel dat het niet netjes is om iemand hiermee lastig te vallen op iemands werk, maar als zij erom bekend staat [betrokkene] te betuttelen en zijn problemen op te lossen, dan kun je verwachten dat mensen je erop aanspreken.
[zoon verdachte] heeft aangebeld. Kennelijk kon het [betrokkene] ’s moeder niet interesseren. Ze dreigde tegen [zoon verdachte] de politie te bellen. Op het moment dat [zoon verdachte] naar buiten kwam, ben ik naar binnen gestapt om [betrokkene] ’s moeder aan te spreken.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bespreking van de verweren
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat het niet de bedoeling van de verdachte is geweest dat mevrouw [aangever] op de hoogte zou komen van de inhoud van de door haar aan de zoon van mevrouw [aangever] verzonden e-mailberichten. De verdachte stelt dat zij de beledigende e-mailberichten aan haar ex-vriend [betrokkene] , de zoon van mevrouw [aangever] , heeft verzonden om hem te raken, maar dat zij niet heeft kunnen voorzien dat hij deze berichten aan zijn ouders zou doorsturen en dat de moeder deze ook zou lezen. Aan de vereisten voor een eenvoudige belediging via een toegezonden geschrift als bedoeld in artikel 266 Sr is niet voldaan, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat een eenvoudige belediging onder meer kan worden gepleegd door het rechtstreeks toezenden of aanbieden van het geschrift of afbeelding aan het slachtoffer en dat ook het verzenden per e-mail als een aan iemand toegezonden of aangeboden brief kan worden gezien. In deze zaak staat echter vast dat de beledigende e-mailberichten niet aan het slachtoffer rechtstreeks zijn toegezonden door de verdachte, maar dat zij aan haar zoon zijn toegezonden.
Toezending of aanbieding behoeft evenwel niet steeds rechtstreeks aan de beledigde te geschieden om onder de strafbaarstelling van art. 266, eerste lid, Sr te vallen. Ook op indirecte wijze kan het toezenden geschieden. Om in zo een geval te kunnen spreken van een “toegezonden of aangeboden geschrift” als bedoeld in art. 266, eerste lid, Sr dient ten minste te kunnen worden vastgesteld dat de verdachte het beledigende geschrift heeft doen uitgaan op zodanige wijze dat inderdaad erop kon worden gerekend dat het geschrift de beledigde langs indirecte weg zal bereiken en dat het geschrift de beledigde daadwerkelijk heeft bereikt.
Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, dat haar ex-vriend [betrokkene] in alles werd geholpen door zijn vader en zijn moeder, en de omstandigheid dat de verdachte in één van de e-mails aan [betrokkene] zelf tegen hem zegt dat hij het een en ander aan zijn moeder, aangeefster, moet doorgeven, is het hof van oordeel dat genoegzaam kan worden vastgesteld dat de verdachte de beledigende e-mails heeft doen uitgaan op zodanige wijze dat inderdaad erop kon worden gerekend dat zij de beledigde, mevrouw [aangever] , langs indirecte weg zouden bereiken, hetgeen ook daadwerkelijk is geschied.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw van de verdachte overeenkomstig haar pleitnota in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, Sr. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door mevrouw [aangever] . Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
De verdachte is met haar zoon naar het werk van mevrouw [aangever] gegaan om sleutels terug te vragen. Mevrouw [aangever] heeft na een woordenwisseling de verdachte een duw gegeven, waarbij verdachte zich heeft afgeweerd met haar hand. Vervolgens gaf mevrouw
[aangever] verdachte nogmaals een duw en toen heeft verdachte harder geduwd. Verdachte heeft aldus gehandeld vanuit verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de, aan de hiervoor weergegeven wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De aangifte en de verklaring van de getuige [getuige 1] die bij de politie zijn afgelegd, zijn specifiek en ondersteunen elkaar in voldoende mate en op essentiële onderdelen. Het hof heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en acht deze betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Bovendien vinden deze steun in het bij het slachtoffer geconstateerde letsel.
Ten aanzien van de verklaring van de getuige [getuige 1] heeft de verdediging nog aangevoerd dat zij de aanvallende handelingen van mevrouw [aangever] niet kan hebben gezien omdat ze er later bij kwam en dat zij bij de raadsheer-commissaris andersluidend heeft verklaard. Deze argumenten acht het hof echter van onvoldoende gewicht om de tegenover de politie afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] in twijfel te trekken. De door de raadsvrouw genoemde tegenstrijdigheden zijn daartoe onvoldoende zwaarwegend.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de haar verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.

Dit verweer wordt eveneens verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en belediging van de moeder van haar ex-vriend. Uit rancune die de verdachte koesterde jegens haar ex-vriend heeft zij zijn moeder in meerdere e-mailberichten voor alles wat lelijk is uitgemaakt, welke berichten de moeder onder ogen zijn gekomen. Hierdoor is zij in haar eer en goede naam aangetast.
Door de bewezen verklaarde mishandeling heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft daarvan letsel ondervonden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 13 maart 2020, waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens belediging tot het betalen van een geldboete.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten brengen met zich mee dat het hof, anders dan de raadsvrouw, geen aanleiding ziet om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overziende acht het hof oplegging van een taakstraf voor het hieronder te vermelden aantal uren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 19 juni 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde dossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, proces-verbaalnummer PL2000-2019019276, sluitingsdatum 3 maart 2019, pg. 1 tot en met 25. Alle tot bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.