In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een faillissement. Het faillissement was eerder uitgesproken door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2020 op verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en de Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche. De appellant, Schoonmaakbedrijf De Zon, verzocht het hof om het faillissement te vernietigen, stellende dat hij niet in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2020 werd duidelijk dat er overeenstemming was bereikt tussen de appellant en de stichtingen over de openstaande vorderingen, wat leidde tot de instemming van de curator met de vernietiging van het faillissement. Het hof overwoog dat er geen nieuwe schuldeisers waren en dat de appellant in staat was om zijn schulden te voldoen, mede door de verwachte inkomsten uit zijn onderneming. Het hof concludeerde dat de appellant niet langer in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen, en vernietigde het faillissement. De kosten van het faillissement werden echter wel ten laste van de appellant gesteld.