ECLI:NL:GHSHE:2020:1812

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
200.240.004_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in hoger beroep inzake geestelijke gesteldheid van betrokkene

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep waarin de appellante, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van de betrokkene, de geestelijke gesteldheid van de betrokkene ter discussie stelt. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Limburg van 1 februari 2017. De appellante heeft in het tussenarrest van 11 februari 2020 de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de geestelijke gesteldheid van de betrokkene en over eventuele bewijslevering. De appellante stelt dat de betrokkene, als gevolg van een ongeval in 1999, beperkingen heeft die zijn wil en het vermogen om de gevolgen van transacties te overzien, beïnvloeden. De geïntimeerde betwist deze stellingen en stelt dat de betrokkene bij de transactie in 2013 volledig in staat was om zijn wil te bepalen.

Het hof heeft geoordeeld dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de geestelijke gesteldheid van de betrokkene te beoordelen. Het hof heeft vragen geformuleerd die aan de te benoemen deskundige(n) voorgelegd zullen worden, waaronder de beoordeling van de geestelijke gesteldheid van de betrokkene en de waarneembaarheid van eventuele beperkingen voor derden. Tevens is bepaald dat de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van de Rijkskas komen, aangezien de appellante op basis van een toevoeging procedeert.

De zaak is verwezen naar de rol van 14 juli 2020 voor akte aan de zijde van beide partijen, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de deskundige(n) en de aan hen voor te leggen vragen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.240.004/01
arrest van 16 juni 2020
in de zaak van
[appellante] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] ,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
wonende te [woonplaats] ,
verder: [de bewindvoerder q.q.] ,
advocaat: mr. A. Smeekes te Tilburg,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel,
verder: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.M.I. Cornelissen te Roermond,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 11 februari 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer/rolnummer C/03/207955 / HA ZA 15-370 tussen partijen gewezen vonnis van 1 februari 2017.

5.Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • voormeld tussenarrest;
  • de akte van [de bewindvoerder q.q.] ;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] , met productie.
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De nadere beoordeling

6.1.
Het hof heeft in het tussenarrest [de bewindvoerder q.q.] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de geestelijke gesteldheid van [betrokkene] en over eventuele bewijslevering op dit punt.
6.2.
[de bewindvoerder q.q.] is ingegaan op de geestelijke gesteldheid van [betrokkene] vanaf zijn jeugd en op een ongeval in 1999 dat volgens haar een impact heeft gehad. Zij stelt voor een arts (psychiater) te benoemen als deskundige ter beantwoording van de vragen “of en welke beperkingen zich hebben voorgedaan en voordoen” en “of aannemelijk is dat [betrokkene] ten tijde van het sluiten van de onderhavige overeenkomst met [geïntimeerde] voldoende geëquipeerd was zijn wil te bepalen en/of de gevolgen van de transactie te overzien en/of handelde onder invloed van een geestelijke stoornis en/of makkelijk beïnvloedbaar was”.
6.3.
[geïntimeerde] betwist de gestelde beperkingen (in de periode van de overeenkomst in 2013). [betrokkene] , bijgestaan door een makelaar, wist bij de transactie in 2013 destijds precies wat hij deed en dit is door de notaris vastgesteld, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat [de bewindvoerder q.q.] geen bewijs heeft geleverd en haar standpunt niet voldoende heeft toegelicht, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
6.4.
Het hof acht op dit punt deskundigenonderzoek noodzakelijk. Het hof wenst inlichtingen in te winnen over de geestelijke gesteldheid van [betrokkene] , de impact die deze heeft gehad op zijn functioneren in 2013 en de (mogelijke) waarneembaarheid van de klachten voor derden zoals [geïntimeerde] . Het hof gaat vooralsnog uit van één deskundige, die psychiater is. Het staat de deskundige vrij een oordeel van andere artsen van andere disciplines (bijvoorbeeld op het gebied van de neurologie, de neuropsychologie en cognitieve klachten op dit terrein) in te winnen indien de deskundige dit geraden acht in verband met de aan de deskundige ter beantwoording voorgelegde vragen. Het is aan de deskundige om te bepalen wie de deskundige in deze situatie inschakelt en welke vragen daarbij ter beantwoording worden voorgelegd.
6.5.
Het hof is voornemens aan de te benoemen deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
1. Kunt u de geestelijke gesteldheid van [betrokkene] beoordelen en hoe kwalificeert u zijn gezondheid op dit gebied? Kunt u mogelijke beperkingen vaststellen? Zo ja, wilt u de aard en ernst hiervan, en de impact ervan op zijn dagelijks functioneren, omschrijven?
2. Is [betrokkene] naar uw oordeel in staat om zelfstandig en in vrijheid zijn wil te bepalen en om de betekenis en strekking van zakelijke transacties te overzien?
3. Zijn eventuele beperkingen naar uw oordeel waarneembaar voor anderen in het gewone maatschappelijke verkeer (buiten het kader van wetenschappelijk onderzoek)? Zo ja, hoe en in welke mate?
4. Kunt u zich, op basis van uw onderzoek en het medisch dossier, uitlaten over de situatie in november en december 2013? Kunt u zich uitlaten over vragen 2 en 3 hiervoor, naar de stand van zaken in november en december 2013?
5. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
6.6.
Nu [de bewindvoerder q.q.] op basis van een toevoeging procedeert, kan haar ingevolge artikel 195 Rv in verbinding met artikel 199 Rv niet worden opgelegd het voorschot te betalen. Het hof zal daarom bepalen dat de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van ’s Rijks kas zullen komen. Hangende het geding wordt het ten laste van ’s Rijks kas betaalde bedrag voorlopig in debet gesteld.
6.7.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte van beide partijen. Partijen kunnen zich uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

7.De uitspraak

Het hof:
in het principaal appel en in het voorwaardelijk incidenteel appel
verwijst de zaak naar de rol van 14 juli 2020 voor akte aan de zijde van beide partijen met het hiervoor onder 6.6. vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.S. Frakes, H.K.N. Vos en J.M.W. Werker en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 juni 2020.
griffier rolraadsheer