Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5.Het verdere procesverloop
- voormeld tussenarrest;
- de akte van [de bewindvoerder q.q.] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] , met productie.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep waarin de appellante, in haar hoedanigheid als bewindvoerder van de betrokkene, de geestelijke gesteldheid van de betrokkene ter discussie stelt. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Limburg van 1 februari 2017. De appellante heeft in het tussenarrest van 11 februari 2020 de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de geestelijke gesteldheid van de betrokkene en over eventuele bewijslevering. De appellante stelt dat de betrokkene, als gevolg van een ongeval in 1999, beperkingen heeft die zijn wil en het vermogen om de gevolgen van transacties te overzien, beïnvloeden. De geïntimeerde betwist deze stellingen en stelt dat de betrokkene bij de transactie in 2013 volledig in staat was om zijn wil te bepalen.
Het hof heeft geoordeeld dat deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de geestelijke gesteldheid van de betrokkene te beoordelen. Het hof heeft vragen geformuleerd die aan de te benoemen deskundige(n) voorgelegd zullen worden, waaronder de beoordeling van de geestelijke gesteldheid van de betrokkene en de waarneembaarheid van eventuele beperkingen voor derden. Tevens is bepaald dat de kosten van het deskundigenbericht voorlopig ten laste van de Rijkskas komen, aangezien de appellante op basis van een toevoeging procedeert.
De zaak is verwezen naar de rol van 14 juli 2020 voor akte aan de zijde van beide partijen, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de deskundige(n) en de aan hen voor te leggen vragen. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.