Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
wonende te [woonplaats] te België,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 2] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 maart 2018 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van 17 april 2018;
- de memorie van grieven met een productie;
- het H16-formulier van [appellante] met een nieuw, beter leesbaar exemplaar van de productie bij memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties.
6.De beoordeling
De executeur is verplicht jaarlijks en bij het einde van zijn beheer rekening en verantwoording af te leggen aan mijn erfgenamen.(…).”
1) de executeurs te veroordelen aan haar rekening en verantwoording af te leggen zoals vermeld in de dagvaarding onder 19 tot en met 22 en tot het geven van inzage in en afschrift aan haar van de daarin genoemde bescheiden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Bezittingen:
1/14 aandeel in de onverdeelde boedel bedraagt afgerond ongeveer 80.000,00”
Iedere bankmutatie betreffende de periode 2008-2015 is gedocumenteerd. We hebben kunnen vaststellen dat de achterliggende documenten aansluiten met de mutaties. Dit geldt ook voor de vermogensmutaties zoals verkoop panden, inboedel, sieraden etc.
• De rapportages betreffende de jaren 2008-2015 sluiten op elkaar aan dat wil zeggen dat het beginvermogen vermeerderd en verminderd met de bankmutaties het eindvermogen vormt gecorrigeerd met mutaties van de effectenportefeuille en overige vermogensbestanddelen zoals panden.(…)”.
Al zou [appellante] gevolgd moeten worden in haar stelling dat zij de drie andere brieven niet eerder had ontvangen, dan nog leidt dat er niet toe dat de executeurs niet in voldoende mate rekening en verantwoording hebben afgelegd. De door [appellante] overgelegde brief van notaris [de notaris] van 21 november 2009 aan [geïntimeerde 2] is slechts een begeleidende brief bij nadere stukken aan de belastingdienst en bij brieven naar alle mede-erfgenamen, de brief van notaris [de notaris] van 7 maart 2015 aan [geïntimeerde 1] betreft de vaststelling dat de woning waar erflaatster ‘huis en hof hield’ van de hand is gedaan voor € 300.000,- en de aankondiging dat een factuur zou worden ingediend, voornoemde brief van 20 juni 2015 betreft de factuur die notaris [de notaris] aan [geïntimeerde 1] heeft verzonden (€ 6.489,20) en de brief van [makelaardij] makelaardij van 21 mei 2018 betreft een samenvatting van de geschiedenis van de verkoop van het object aan de [adres 1] in [woonplaats] .
[appellante] heeft geen gebruik gemaakt van het al in eerste aanleg gedane aanbod tot inzage in en het maken van kopieën van de administratie. Het valt niet uit te sluiten dat [appellante] , als zij wel van dit aanbod gebruik had gemaakt, deze stukken al eerder had kunnen inzien en had kunnen kopiëren. Dat [appellante] deze stukken kennelijk niet eerder heeft gezien omdat inzage volgens haar pas zin had zodra een door haar gestelde rekening en verantwoording beschikbaar was, kan in deze omstandigheden niet aan de executeurs worden verweten.