ECLI:NL:GHSHE:2020:180

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
200.163.844_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek en aanvullend voorschot in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over een deskundigenonderzoek en de daarbij behorende kosten. De appellant, wonende te [woonplaats], is in principaal hoger beroep gegaan tegen de Gemeente Middelburg, die als geïntimeerde in dit hoger beroep optreedt. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hof heeft in een tussenarrest van 27 maart 2018 bepaald dat er een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden door Antea Nederland B.V. en dat een voorschot van € 13.334,20 door de appellant moet worden voldaan. Dit voorschot is inmiddels betaald, maar de deskundige heeft aanvullende kosten ingeschat die het voorschot te boven gaan. De deskundige heeft een aanvullend bedrag van € 21.054,= inclusief BTW gevraagd, wat door de appellant als onredelijk wordt betwist. Het hof heeft geoordeeld dat het aantal door de deskundige begrote uren niet onredelijk is en heeft het verzoek om het aanvullend voorschot goedgekeurd. Tevens is er een nieuwe raadsheer-commissaris benoemd, omdat de eerder benoemde raadsheer-commissaris, mr. Brandenburg, met pensioen gaat. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.163.844/02
arrest van 21 januari 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [appellant] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J. Boogaard te Middelburg,
tegen

1.Gemeente Middelburg,

zetelend te Middelburg,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep
hierna: de Gemeente,
advocaat: mr. R.M. Pieterse te Middelburg
en
2.
[Grondexploitatie] Grondexploitatie C.V.,mede zaakdoende onder de naam
Consortium [het Consortium] ,
3.
Grondbedrijf [Beheer I] Beheer I B.V.,
4.
Grondbedrijf [Grondbedrijf II] II B.V.,
5.
[Wegen] Wegen B.V.,
6.
[Woningbouw] Woningbouw B.V.,voorheen [Bouw Zeeland] Bouw Zeeland B.V.,
alle kantoorhoudende te [kantoorplaats]
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geintimeerde 2, 3 en 4] en [geintimeerde 5 en 6] , waarbij [geintimeerde 2, 3 en 4] en [geintimeerde 5 en 6] gezamenlijk ook worden aangeduid als het Consortium,
advocaat mr. R.G. Gebel te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarresten van 12 januari 2016 en van 27 maart 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg onder zaaknummer C/02/268154/HA ZA 13-614 gewezen vonnis van 29 oktober 2014.

8.Het tussenarrest van 27 maart 2018

Bij tussenarrest van 27 maart 2018 heeft het hof bepaald dat er een deskundigenonderzoek zal worden verricht door Antea Nederland B.V.. Verder is bepaald dat het voorschot van
€ 13.334,20 voorlopig ten laste van [appellant] komt.
De termijn van inzending van het rapport van de deskundige is bepaald op 25 september 2018. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

9.Het verdere verloop van de procedure en de verdere beoordeling

[appellant] heeft op 5 april 2018 het voorschot van € 13.334,20 op de aangegeven wijze voldaan.
De heer ir. [personeelslid van de deskundige] heeft namens de deskundige bij brief van 13 juni 2019 aan de griffier van het hof bericht dat de werkzaamheden omvangrijker zijn gebleken dan tevoren was ingeschat. De deskundige stelt voor om het voorschot aan te vullen met een bedrag van
€ 17.400,= exclusief BTW (€ 21.054,= inclusief BTW). In de brief geeft de deskundige aan dat aanvullende veldopnamen in de vorm van boringen en sonderingen en registratie grondwaterstanden noodzakelijk zijn. De deskundige kan nu nog geen definitieve opzet geven omdat nog niet duidelijk is in hoeverre de benodigde gegevens van de bouw van de woningen aan de [de straat] tegenover het perceel van [appellant] ter beschikking worden gesteld. Tevens geeft de deskundige aan een nadere specificatie te zullen verstrekken als duidelijk is welke werkzaamheden precies verricht moeten worden. De deskundige hoopt uiterlijk 28 juni 2019 meer informatie te hebben over de hiervoor genoemde aanlevering van gegevens.
Tevens heeft de heer [personeelslid van de deskundige] per fax van 13 juni 2019 het verzoek gedaan om een tussentijdse factuur in te mogen dienen van € 13.334,20 (inclusief BTW). Dat bedrag betreft het reeds gestorte voorschot. Daarin is reeds beslist in de begrotingsbeslissing van 30 oktober 2019.
Op 14 juni 2019 heeft de griffier van het hof de brief van 13 juni 2019, waarin de deskundige een aanvullend voorschot vraagt, doorgezonden aan de advocaten van partijen en partijen in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen te reageren op deze verhoging.
Tevens is aan de deskundige verzocht het onderzoek stil te leggen totdat is beslist op het verzoek van de deskundige.
De Gemeente heeft per brief van 21 juni 2019 verzocht om pas op het verzoek tot verhoging van het aanvullend voorschot te mogen reageren totdat Antea het plan van aanpak bekend heeft gemaakt.
[het Consortium] c.s. heeft per brief van 24 juni 2019 laten weten een nauwkeurig inzicht te willen krijgen waar de extra kosten op zien. Tevens ontvangen ze graag een nauwkeuriger inzicht van de werkzaamheden die tot op heden zijn verricht alsmede de resultaten van de verrichte werkzaamheden. Nadat de deskundige zijn toelichting heeft gegeven op hun brief, behoudt [het Consortium] zich het recht voor om op deze toelichting te reageren.
[appellant] heeft per brief van 27 juni 2019 laten weten, het aanvullend voorschot niet aanvaardbaar te vinden. Hij is van mening dat Antea het deskundigenrapport dient uit te brengen voor het reeds gestorte voorschot van € 13.334,20 (inclusief BTW). Hij geeft aan, dat in de brief van de deskundige van 13 juni 2019 geen raming van kosten is opgenomen.
Hij geeft tevens aan, dat er thans in opdracht van het Consortium en/of rechtsopvolgers van de Gemeente en het Consortium werkzaamheden zijn verricht, en dat het niet noodzakelijk is dat die werkzaamheden ook nog eens door de deskundige worden verricht in verband met dubbele werkzaamheden. De deskundige kan de (rechtsopvolgers van de) Gemeente en het Consortium vragen de meetresultaten ter beschikking te stellen.
Verder geeft [appellant] in zijn brief nog aan, dat door het Consortium aan de overzijde van de [de straat] woningen zijn gebouwd waar het Consortium landmeetkundige en sonderingswerkzaamheden heeft verricht. De resultaten zijn in het kader van de bestemmingsplanprocedure en de bouwvergunning door het Consortium en de Gemeente gedeeld. Aan de Gemeente en het Consortium is door Antea gevraagd informatie ter beschikking te stellen. [appellant] geeft aan dat de heer [de feitelijke onderzoeker] had moeten vermelden dat door de Gemeente en het Consortium geen medewerking aan het onderzoek zal worden gegeven in plaats van een aanvullend voorschot te vragen. [appellant] geeft ook nog aan dat door de heer [de feitelijke onderzoeker] van Antea gegevens over het heien bij de Gemeente en het Consortium zijn opgevraagd maar dat deze niet door de heer [de feitelijke onderzoeker] zijn ontvangen.
Op 2 juli 2019 heeft de deskundige per mail laten weten, nog geen informatie over de aanlevering van de gevraagde gegeven zoals is aangegeven in de brief van 13 juni 2019 te hebben ontvangen. Als bijlage heeft de deskundige de e-mailwisseling met de partijen als toelichting bijgevoegd.
Op 2 juli 2019 heeft mr. Gebel namens het Consortium een mail aan de griffier verzonden, met als bijlage een mailbericht aan de heer [de feitelijke onderzoeker] . De reden hiervoor is, dat de door de heer [de feitelijke onderzoeker] gevraagde informatie verkregen dient te worden van een derde partij.
Op 3 juli 2019 is door de heer [de feitelijke onderzoeker] een mail aan de griffier gezonden. Ter completering van het overzicht van de informatie die hij als deskundige van de partijen over dit onderwerp heeft gekregen stuurt hij als bijlage tevens de reactie van de advocaat van [appellant] per e-mail van 18 maart 2019 toe.
Op 11 juli 2019 geeft mr. Gebel namens het Consortium per mailbericht aan, dat hij nog steeds doende is om te trachten de door de deskundige gevraagde informatie te achterhalen. Hij gaat er van uit dat hij uiterlijk begin september aan het hof en de deskundige kan mededelen of de gevraagde informatie verstrekt kan worden.
Op 29 augustus 2019 is door de griffier namens de raadsheer-commissaris een brief aan partijen en de deskundige verzonden. In deze brief verzoekt de raadsheer-commissaris aan de deskundige een beredeneerde onderbouwing te geven van de door hem naar schatting nog aan dit onderzoek te besteden 120 uren, uiterlijk 13 september 2019.
Op 13 september 2019 heeft de deskundige per mail verzocht de aanlevering van de beredeneerde onderbouwing van uren uit te stellen, daar hij rekening moet houden met de informatie die de advocaat van het Consortium zou aanleveren.
Op 27 september 2019 heeft de griffier namens de raadsheer-commissaris een brief aan partijen en de deskundige verzonden met de mededeling dat het hof akkoord is dat de heer [de feitelijke onderzoeker] pas een beredeneerde onderbouwing van het nog aan het onderzoek te besteden 120 uren kan geven nadat hij de informatie heeft ontvangen van de heer Gebel, de advocaat van het Consortium. Het hof wenst deze onderbouwing uiterlijk 31 oktober 2019 te ontvangen. Mocht deze onderbouwing dan niet zijn ontvangen, dan zal het hof de verdere voortgang van de zaak verder beoordelen.
Op 22 oktober 2019 is er e-mailverkeer geweest tussen mr. Gebel en de deskundige (en in “cc” aan het hof) dat het Consortium de door de deskundige gevraagde informatie heeft kunnen achterhalen, samen met een aantal documenten als bijlage.
Per brief van 30 oktober 2019 heeft de deskundige een nadere onderbouwing toegezonden. De raming, inclusief veldwerk bedraagt € 17.400,= exclusief BTW (€ 21.054,= inclusief BTW).
Op 7 november 2019 is de raming met betrekking tot het aanvullend budget voor het deskundigenonderzoek aan partijen toegezonden, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop binnen 14 dagen te reageren.
[appellant] heeft per brief van 19 november 2019 gereageerd. Hij is van mening dan voor een aantal activiteiten wel erg veel tijd is begroot.
Samengevat denkt [appellant] dat een totaal te besteden tijd van 60 uur van € 145,= per uur is in totaal € 8.700,= voldoende zou moeten zijn, te vermeerdering met de kosten voor het opvragen van de gegevens van [Ingenieursbureau] Ingenieursbureau en [Geotechniek] Geotechniek. [appellant] geeft aan dat deze firma’s reeds in het voorjaar rondom het perceel van [appellant] sonderingen en diepboringen hebben uitgevoerd en dat deze gegevens door Antea kunnen worden opgevraagd. De daarvoor begrote kosten van € 2.900,= kunnen daarmee grotendeels komen te vervallen.
Het Consortium en de Gemeente hebben geen bezwaren naar voren gebracht.
Het hof oordeelt als volgt.
Het hof beschikt zelf niet over de deskundigheid om ten volle te kunnen beoordelen of een voorgesteld voorschot (of aanvullend voorschot) al dan niet te ruim is begroot en zal zich dus veelal dienen te beperken tot de vraag of op voorhand het voorgestelde voorschot al dan niet onredelijk kan worden geacht; dan laat onverlet dat bij de uiteindelijke vaststelling van het honorarium ten volle getoetst kan worden of de gedeclareerde uren daadwerkelijk zijn besteed en of deze in redelijkheid hadden kunnen worden besteed. [appellant] stelt in feite een door hem begroot aantal uren tegenover het aantal uren dat de deskundige stelt naar verwachting nodig te hebben. Dat is voor het hof onvoldoende om reeds in dit stadium tot het oordeel te komen dat het aantal begrote extra uren in redelijkheid niet gemaakt zou kunnen worden. Het hof ziet dus geen reden om af te wijken van de begroting door de deskundige.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen zoals in het dictum is bepaald.
Voorts zal het hof een andere raadsheer-commissaris benoemen, nu de eerder benoemde raadsheer-commissaris mr. Brandenburg weliswaar nog steeds als plaatsvervanger aan dit hof is verbonden, doch in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet meer in een vast dienstverband
.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 21.054,= (inclusief BTW);
bepaalt dat partij [appellant] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk dienstencentrum van de Rechtspraak zal worden verzonden;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek verder zal voortzetten nadat de griffier heeft bericht dat het aanvullend voorschot is ontvangen;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het aanvullend voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
verwijst de zaak naar de rol van 28 april 2020 in afwachting van het deskundigenbericht;
benoemt met ingang van heden tot raadsheer-commissaris mr. J.P. de Haan.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, O.G.H. Milar en J.P. de Haan en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 januari 2020
.
griffier rolraadsheer