Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant] , bijgestaan door mr. Gijzen;
- De beschermingsbewindvoerder van [appellant] is niet ter zitting verschenen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 3 maart 2020 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellant te goeder trouw was ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden en dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. De appellant heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van dit vonnis en toelating tot de schuldsaneringsregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2020 is de appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.M. Gijzen. De beschermingsbewindvoerder van de appellant was niet aanwezig. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerdere zitting en correspondentie van de advocaat. Het hof heeft vastgesteld dat er een bewind is ingesteld over de goederen van de appellant en dat er psychische problematiek speelt, waaronder ADD en mogelijk een persoonlijkheidsstoornis.
Het hof heeft geconcludeerd dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het instellen van hoger beroep was verstreken op 11 maart 2020, terwijl het beroepschrift pas op 13 maart 2020 door de griffie was ontvangen. Het hof heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die een verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de appellant is niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.