ECLI:NL:GHSHE:2020:1791
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw handelen en onvoldoende inspanning voor re-integratie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de appellant om de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren. De appellant, die in financiële problemen verkeert, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw had gehandeld met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden, met name een schuld aan de gemeente van € 7.459,12 wegens teveel ontvangen bijstandsuitkering. De appellant was van mening dat hij niet verwijtbaar had gehandeld en dat er geen sprake was van fraude. Hij voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals een hartinfarct en depressiviteit, niet in staat was om te werken en dat hij zijn financiële situatie niet goed kon beheren.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof de argumenten van de appellant gehoord, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de appellant de afgelopen 12 jaar stappen had ondernomen om weer aan het arbeidsproces deel te nemen. Het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek en dat hij niet de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant af, onder verwijzing naar de relevante artikelen van de Faillissementswet (Fw).