Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] );
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] (hierna [minderjarige 3] ).
- de heer [belanghebbende] , hierna te noemen: de vader;
- de heer [belanghebbenden 1] (de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 3] );
- de heer [belanghebbenden 2] (de pleegouders van [minderjarige 2] ).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Van de Voorde;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI, bijgestaan door mr. Visser;
- de heer [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
- de heer en mevrouw [belanghebbenden 1] (de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 3] );
- de heer en mevrouw [belanghebbenden 2] (de pleegouders van [minderjarige 2] ).
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 13 december 2019;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 31 maart 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 7 mei 2020;
- de brief van de pleegouders van [minderjarige 2] , ingediend per emailbericht d.d. 12 mei 2020;
- de brief van de pleegouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 3] , ingediend per emailbericht d.d. 14 mei 2020;
- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 14 mei 2020;
- de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotities van mr. Van de Voorde en mr. Visser.
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 3] op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
26 juli 2019 is [minderjarige 3] uit huis geplaatst. Bij beschikking van 9 augustus 2019 is er een machtiging uithuisplaatsing verleend.
7 september 2020 verlengd, nu de door het hof bij beschikking van 5 september 2019 opgedragen gezinsopname nog niet heeft plaatsgevonden.
Het hof is met de GI van oordeel dat de door SDW opgestelde rapportage de daaraan verbonden conclusies, zoals neergelegd in het advies, niet kan dragen, zodat hieraan voorbij gegaan wordt. Dit mede in het licht van eerdere observaties en rapportages over de moeder en de kinderen, waaronder die van SDW zelf, zoals blijkt uit het memo van 1 augustus 2019 (bijlage 15 van het verweerschrift). In laatstgenoemd memo brengt SDW de emotieregulatieproblemen van de moeder mede in verband met psychische stoornissen van de moeder. Voorts wordt geconstateerd dat de symptomatologie (volgens de DSM V) passend bij de diagnoses, zeer hardnekkige en chronische patronen in het gedrag van de moeder betreft waardoor zij belemmerd wordt in haar opvoedend handelen. Zij dient volgens SDW eerst te stabiliseren in haar functioneren middels begeleiding en intensieve behandeling. De risico’s voor de kinderen worden door SDW groot geacht gezien de chronische problematiek van de moeder en zij moet volgens SDW begeleiding en behandeling krijgen voor zichzelf vanuit een gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorginstelling. Gelet op dit memo is het voor het hof niet duidelijk geworden op basis waarvan SDW een half jaar later in haar rapportage van de gezinsopname tot heel andere en ver gaande conclusies is gekomen, terwijl er geen sprake is van enige behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van de moeder door een gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorginstelling.
4.De beslissing
en J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 11 juni 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.