In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een notaris en zijn notariskantoor voor fouten bij de vestiging van pandrechten. Appellante, een vennootschap, had op 25 april 2008 een lening van € 40.000,- verstrekt aan een andere vennootschap, waarbij borgstellingen waren afgegeven door twee personen. De notaris was verantwoordelijk voor het adviseren en vestigen van zekerheidsrechten, maar heeft nagelaten de juridische status van een motorjacht correct te onderzoeken en heeft niet de juiste zekerheden gevestigd. Hierdoor heeft appellante een kans verloren om haar vordering op de borgen te innen.
De rechtbank oordeelde dat de notaris tekortgeschoten was in zijn zorgplicht, maar dat niet aannemelijk was dat appellante, indien correct geïnformeerd, tot inning van de vordering zou zijn overgegaan. Appellante heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar gewijzigde vorderingen. Het hof heeft de zaak in behandeling genomen en zal de schade, die appellante heeft geleden door het tekortschieten van de notaris, moeten vaststellen aan de hand van bewijslevering.
Het hof heeft de notaris c.s. aansprakelijk geacht voor de schade die appellante heeft geleden als gevolg van de tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht. De zaak is aangehouden voor bewijslevering over de verhaalsmogelijkheden van appellante en de waarde van de goederen die als zekerheid waren gesteld.