Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 5 maart 2020 met een aanvullend verzoek, ingekomen op 5 maart 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 16 maart 2020 met een bijgevoegd schrijven inhoudende verweer tegen aanvullend verzoek, ingekomen op 17 maart 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 15 april 2020 met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 december 2018;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 6 mei 2020 met productie 7, ingekomen op 7 mei 2020.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
vrouwis het niet eens met deze beschikking. Zij heeft twee grieven aangevoerd. Haar eerste grief betreft het betrekken van de in rov. 4.1. genoemde onroerende zaken in de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De tweede grief (die het door haar aan de man te betalen bedrag van € 4.058,75 betreft) heeft zij ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat deze grief geen verdere bespreking behoeft.
manheeft verweer gevoerd.
5.De motivering van de beslissing
rechtbankheeft hierover in de bestreden beschikking het volgende overwogen.
vrouw. Zij betwist mede-eigenaar te zijn van genoemde onroerende zaken in Rusland. Zij heeft haar ouders niet willen belasten met het opvragen van documenten omdat daarmee in Rusland veel geld is gemoeid en het daar (anders dan in Nederland) niet zo gemakkelijk is verklaringen op te vragen van (mede-)eigendom of anderszins. In hoger beroep brengt zij de (beëdigde vertalingen van) eigendomsbewijzen in het geding, waaruit blijkt dat zij geen van genoemde onroerende zaken in mede-eigendom heeft (prod. 3).
manvoert daartegen het volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
hofstelt voorop dat door de grief van de vrouw het geschil van partijen over de eigendom van de onroerende zaken in Rusland in volle omvang ter beoordeling aan het hof voorligt. Dat betekent dat de stelling van de man dat de vrouw geen grief heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de man aan zijn stelplicht heeft voldaan, wordt verworpen.