6.1.In rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geding is uitgegaan. Tegen deze vaststelling is geen grief gericht zodat deze ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Deze feiten luiden als volgt:
a) [appellant] is onmiddellijk directeur en middellijk aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [de vennootschap] , zijnde een transport- en grondverzetbedrijf. [appellant] vervult binnen dit bedrijf de functie van leidinggevende, doet administratief werk en werkt tevens zelfstandig mee in de onderneming.
b) De verzekeringsportefeuille van [de vennootschap] , alsook van [appellant] , is ondergebracht bij Assurantiekantoor [de verzekeringsadviseur] B.V. (hierna: [de verzekeringsadviseur] ) als verzekeringsadviseur.
c) Met ingang van 1 mei 2009 heeft [appellant] een arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: aov) afgesloten bij NN. De aov werd afgesloten voor een verzekerde rente van € 30.810,- onder rubriek A en een verzekerde rente van € 16.179,- onder rubriek B en was conform het beleid van NN gebaseerd op 80% van het gemiddelde jaarinkomen van [appellant] over de drie voorafgaande jaren. [de verzekeringsadviseur] is bij deze polis opgetreden als verzekeringsadviseur.
d) Op 21 december 2011 heeft [appellant] , via [de verzekeringsadviseur] , een verzoek tot wijziging van de verzekerde rente ingediend, omdat zijn inkomen was gestegen. Op 12 februari 2012 heeft NN het polisblad afgegeven waaruit volgt dat zowel voor rubriek A als voor rubriek B is uitgegaan van een verzekerde rente van € 67.500,-. De wijziging werd per 1 januari 2012 van kracht.
e) Op 29 november 2012 heeft [appellant] , via [de verzekeringsadviseur] , wederom een verzoek tot verhoging van de verzekerde rente ingediend, omdat zijn jaarinkomen was gestegen. Uit de aanvraag volgt dat [appellant] het verzekerde bedrag wilde wijzigen naar een bedrag van € 96.000,- voor zowel rubriek A als rubriek B. NN heeft het verzoek van [appellant] niet geaccepteerd, omdat het bedrag niet aansloot bij haar beleid ten aanzien van het berekenen van de verzekerde rentes, te weten 80% van het gemiddelde inkomen over de drie aan het sluiten van de verzekering/de wijzigingsaanvraag voorafgaande jaren. NN heeft dit in een e-mailbericht van 17 december 2012 aan [de verzekeringsadviseur] medegedeeld. Om [appellant] toch enigszins tegemoet te komen in zijn verhogingsverzoek heeft NN besloten de clausule Toetsing Inkomen op het polisblad op te nemen om zodoende in de jaren erna bij een stijging van het inkomen van [appellant] eenvoudig een verhoging van de verzekerde jaarrentes te kunnen realiseren mits aan de voorwaarden van de clausule wordt voldaan. In het genoemde e-mailbericht van 17 december 2012 is een en ander als volgt verwoord:
“ (...)
Op basis van bovenstaande hebben wij besloten de huidige verzekerde rentes wel intact te houden, maar niet te verhogen.
Wij nemen de volgende bepaling op:
Toetsing inkomen
Na verloop van drie jaar na de op het polisblad vermelde ingangsdatum van de verzekering heeft verzekeringnemer, zonder dat daarvoor door de maatschappij nog medische waarborgen worden verlangd, het recht de verzekerde jaarrentes te verhogen tot 80% van hetgeen gemiddeld in die drie jaar aan arbeidsinkomsten is gerealiseerd door verzekerde, met een maximumbedrag van € 96.000,- voor Rubriek A en Rubriek B.
Voor deze verhoging geldt als voorwaarde dat:
1 ) door verzekeringnemer/verzekerde een opgave wordt verstrekt van zijn arbeidsinkomsten in de drie jaren voorafgaande aan het verhogingsverzoek.
2) de verzekerde verklaart gedurende 60 dagen voorafgaand aan het tijdstip waarop de verhoging dient in te gaan geheel arbeidsgeschikt is geweest en dat in die periode ook geen ongeval heeft plaatsgevonden waardoor verzekerde enig blijvend letsel heeft opgelopen.
(…).”
f) Vervolgens is tussen NN en [de verzekeringsadviseur] heen en weer gemaild, omdat [appellant] zich niet kon vinden in de vaststelling van de verzekerde jaarrentes op een bedrag van € 67.500. [appellant] vond dat – gezien de stijging van zijn inkomen – voor de verzekerde rente ook diende te worden gekeken naar de toekomstverwachtingen ten aanzien van zijn inkomen. Omdat NN ook zag dat het inkomen van [appellant] vanaf 2012 snel steeg waardoor de verzekerde rente niet in verhouding zou staan tot het gestegen inkomen van [appellant] – en bovendien de verwachting was dat deze stijging zich in de toekomst zou doorzetten – is NN [appellant] voor een deel tegemoet gekomen in zijn verhogingsverzoek. Op 18 december 2012 heeft NN aan [de verzekeringsadviseur] het volgende medegedeeld:
“(…)heb daarom het volgende voorgesteld:
- In verzekeringsjaar 2013 baseren we het verzekerd bedrag op het inkomen van de jaren 2013, 2012 en 2011.
Totaal salaris van die jaren bedraagt 307.086,-, te verzekeren 307.086 / 3 x 80% = 81.889,-
- Vanaf verzekeringsjaar 2014 baseren we ons op de volledige 120.000,- per jaar, uiteraard met de restricties inzake validiteitsverklaring zoals onderstaand verwoord.
Zodra ik antwoord krijg van de afdeling acceptatie hor je van me.(…).”
g) Op 27 december 2012 heeft NN het volgende aan [de verzekeringsadviseur] medegedeeld:
“(…)
In overleg met (...) kunnen we mijn voorstel zoals in onderstaande mail verwoord gestand doen (…).
Concreet betekent dit dat we nu starten met een verzekerd bedrag van 81.889,- in 2013.
Vanaf 1 januari 2014 kunnen we het verzekerd bedrag optrekken naar 96.000,- onder voorwaarde dat de management fee per 1 januari 2014 ongewijzigd blijft op 10.000,- per maand.
Wil jij er dan voor zorgen dat we in januari 2014 een korte verklaring van de accountant ontvangen dat men voornemens is de fee in 2014 ongewijzigd voort te zetten?
(...)”
h) In het polisblad van 26 februari 2013 staat dat de verzekerde rentes zijn verhoogd naar een bedrag van € 81.890 en is tevens de clausule Toetsing Inkomen opgenomen. In het polisblad staat onder meer het volgende:
“(...) datum van wijziging 26-02-2013
(…)
Rubriek A e81.890 per jaar
Rubriek B e81.890 per jaar
(…)
– Toetsing inkomen
Na verloop van drie jaar na de op het polisblad vermelde ingangsdatum van de verzekering heeft verzekeringsnemer, zonder dat daarvoor door de maatschappij nog medische waarborgen worden verlangd, het recht de verzekerde jaarrentes te verhogen tot 80% van hetgeen gemiddeld in de drie jaar aan arbeidsinkomsten is gerealiseerd door verzekerde, met een maximumbedrag van E 96000 voor rubriek A en E 96.000 voor rubriek B.
Voor deze verhoging geldt als voorwaarde dat:
1) door verzekeringnemer/verzekerde een opgave wordt verstrekt van zijn/haar arbeidsinkomsten in de drie jaren voorafgaande aan het verhogingsverzoek.
2) De verzekerde verklaart dat gedurende 60 dagen voorafgaand aan het tijdstip waarop de verhoging dient in te gaan geheel arbeidsgeschikt is geweest en dat in die periode ook geen ongeval heeft plaatsgevonden waardoor verzekerde enig blijvend letsel heeft opgelopen.
Bij acceptatie van het verhogingsverzoek zullen de verzekerde jaarrentes worden aangepast en de verschuldigde premie daarmee in overeenstemming worden gebracht.
- Toetsing inkomen
Toetsing inkomen mag per 1 januari 2014 middels een accountantsverklaring.”
i) Op 4 november 2013 heeft [appellant] zich middels een schadeaangifteformulier arbeidsongeschikt gemeld. NN heeft het verhogingsverzoek van [appellant] van de verzekerde rentes naar een bedrag van € 96.000 per 1 januari 2014 niet geaccordeerd.
6.2.1.In deze procedure vordert [appellant] , voor zover in hoger beroep van belang, te verklaren voor recht dat [appellant] de verhoging op de aov, al dan niet per 1 januari 2014, toekomt en NN op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen de verzekeringsovereenkomst na te komen en de verhoging naar € 96.000,- per januari 2014 door te voeren, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een nieuwe gewijzigde polis,
met veroordeling van NN in de kosten van de procedure in beide instanties.
6.2.2.[appellant] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat NN de met hem gesloten verzekeringsovereenkomst moet nakomen, juist ook waar het betreft de verhoging per 1 januari 2014.
6.2.3.De rechtbank heeft geoordeeld dat het polisblad van 26 februari 2013 (hierna: het polisblad) een onvolkomenheid bevat ten aanzien van de ingangsdatum van de verhoging van de verzekerde jaarrente tot een maximumbedrag van € 96.000,-, maar dat dit tussen partijen niet tot onduidelijkheid heeft geleid omdat zij er steeds vanuit zijn gegaan dat bedoelde ingangsdatum 1 januari 2014 was (rov. 4.5). De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de tekst op het polisblad over de voorwaarden voor het ingaan van de verhoging, waaronder de voorwaarde van het overleggen van een validiteitsverklaring, duidelijk is en niet voor meerderlei uitleg vatbaar (rov. 4.6). Verder heeft de rechtbank de stelling van [appellant] dat het polisblad op dit punt geen juiste weergave is van wat blijkens de e-mailwisseling tussen [de verzekeringsadviseur] en NN tijdens de onderhandelingsfase is afgesproken, verworpen (rov. 4.7). Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat daaraan niet af doet de stelling van [appellant] dat hij destijds alleen bekend was met de e-mail van 27 december 2012 en niet met de daaraan voorafgaande e-mailwisseling tussen [de verzekeringsadviseur] en NN (rov. 4.8). De rechtbank heeft op grond hiervan de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.