ECLI:NL:GHSHE:2020:1580

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
200.274.965_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant, die werkzaam is als pakketbezorger bij Cargo Care BV, heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van het vonnis van de rechtbank Limburg, waarin de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant zich niet had gehouden aan zijn informatieplicht en sollicitatieplicht, wat leidde tot de beëindiging van de regeling.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 6 mei 2020 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij stelde dat hij meer dan 36 uur per week werkt, maar dat zijn beloning per pakket is en niet per uur. Hij voerde aan dat hij aan zijn inspanningsverplichting voldoet door te solliciteren naar een beter betaalde baan. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat de appellant onvoldoende heeft gedaan om aan zijn sollicitatieplicht te voldoen en dat hij belangrijke informatie niet heeft gedeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellant heeft geen adequate inspanningen geleverd om een fulltime baan te vinden en heeft belangrijke wijzigingen in zijn situatie, zoals het samenwonen met zijn vriendin, niet tijdig gemeld aan de bewindvoerder. Het hof concludeert dat de tekortkomingen van de appellant ernstig zijn en dat er geen vertrouwen is in verbetering van zijn gedrag. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 14 mei 2020
Zaaknummer : 200.274.965/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/17/111 R
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R.A. Kamphuis te Leiden.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg zittingsplaats Maastricht van 25 februari 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 maart 2020, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en te bepalen dat aan [appellant] , al dan niet na een verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, een schone lei kan worden toegekend.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft digitaal plaatsgevonden op 6 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Kamphuis.
- mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 november 2019 en 13 februari 2020;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 27 maart 2020;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 22 april 2020;
- de acht faxberichten met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 4 mei 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis van 14 februari 2017 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 8 oktober 2019 tussentijds beëindigd, nu [appellant] een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt en door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert.
Bij het ontbreken van enige baten voor uitdeling eindigt de schuldsaneringsregeling door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis.
3.3.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] is werkzaam als pakketbezorger bij [Cargo Care] Cargo Care BV. Volgens de
loonstroken van [appellant] werkt hij wellicht minder dan zesendertig uur per week
maar hij krijgt per bezorgd pakket betaald en niet per gewerkt uur. Dit houdt in dat
[appellant] doorgaans veel meer uren maakt om de pakketten te bezorgen dan op zijn
loonstrook wordt aangegeven en waarvoor hij wordt betaald. In eerste aanleg zijn
bezorgroutes overgelegd waaruit blijkt dat [appellant] gemiddeld 6,8 uur per dag werkt gedurende gemiddeld zes dagen per week. Dit is gemiddeld een ruime 40 uur per week. [appellant] werkt dus meer dan zesendertig uur per week, maar krijgt veel minder uren uitbetaald. Het feit dat [appellant] meer dan zesendertig uur per week werkzaam is, maakt dat hij volgens de regels binnen de WSNP geen aanvullende sollicitatieplicht heeft.
3.4.
Ondanks dat [appellant] meer dan zesendertig uur per week werkt en de
sollicitatieverplichting dus niet op [appellant] van toepassing is, ziet [appellant] in dat hij op zoek moet gaan naar een beter betaalde baan. Het feit dat pakketbezorgers
bijzonder slecht betaald krijgen, is naar oordeel van [appellant] inmiddels bijna een feit
van algemene bekendheid als gevolg van rapporten van de Inspectie SZW en
nieuwsberichten van onder andere NOS en, meest recent, door een uitzending van
televisieprogramma Rambam. FNV is hierover zelfs een rechtszaak begonnen. Uit al
deze bronnen komt naar voren dat werknemers van [Cargo Care] Cargo Care, en met name
pakketbezorgers, te weinig betaald krijgen voor de hoeveelheid werk die ze doen.
[appellant] gaat dan ook solliciteren naar een baan waarbij hij fulltime kan werken en
hier ook naar betaald krijgt, maar in de tussentijd meent hij wel degelijk aan zijn
inspanningsverplichting te voldoen en te hebben voldaan.
3.5.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Er zijn rittenlijsten overgelegd en een samenvatting van de gewerkte uren voor de periode vanaf februari 2020. [appellant] krijgt per uur betaald. Aan het eind van de maand wordt bekeken hoeveel pakketten hij heeft bezorgd en op basis daarvan wordt zijn salaris vastgesteld. Dat [appellant] slecht betaald krijgt, is bekend, maar hij werkt fulltime. Hij spant zich in om een beter betaalde baan te bemachtigen. De WSNP is niet geheel vlekkeloos verlopen, daarom wordt thans primair verzocht om een verlenging. [appellant] heeft geen lijsten van zijn ritten voor [Cargo Care] Cargo Care meer van vóór februari 2020 zodat niet langer (primair) wordt ingezet op verlening van een schone lei, dit omdat [appellant] zijn inspanningen van vorig jaar niet kan aantonen.
Op twee weken na heeft [appellant] meer dan 36 uur per week gewerkt. [appellant] gaat samenwonen en dan worden zijn vaste lasten lager en kan hij meer afdragen aan de boedel. [appellant] krijgt € 1,-- per afgeleverd pakket en € 0,45 voor brievenbuspost. Op dit moment heeft hij een 0-uren contract. Achteraf bezien is [appellant] slechter af bij [Cargo Care] Cargo Care, want hij werkt weliswaar meer uren, maar hij krijgt minder behaald dan bij Post.NL waar hij 13 uur per week werkzaam was. [appellant] werkt nu in een soort van gedeeltelijke ZZP-constructie. Hij is bij [pakketdienst] weggegaan, omdat hij niet bij de concurrent (Post.NL) mocht werken. Dit is niet van tevoren besproken met de bewindvoerder. [appellant] is in de pakketbezorging blijven werken, omdat hem telkens meer uren werden beloofd en het voor hem ook fijn werk is, gezien zijn beperkingen aan schouders en onderrug. De af te leveren pakjes zijn namelijk niet zwaar.
Kort voor aanvang van de WSNP hebben twee gesprekken bij Virenze plaatsgevonden en daarna is [appellant] teruggegaan naar de praktijkondersteuner van de huisarts.
Het rapport van Telepsy van 25 januari 2017 heeft te maken met het feit dat [appellant] van Virenze op 17 januari 2017 een online-test moest maken. Op 14 februari 2017 is hij toegelaten tot de WSNP. Bij [appellant] is met ingang van 1 januari 2020 zijn vriendin in komen wonen. Inmiddels heeft de vriendin een woning aangeboden gekregen en daar gaat [appellant] nu ook wonen. De huurlasten van de woning van de vriendin, zijnde € 619,=, zijn hoger dan wat [appellant] nu betaalt. Afgesproken is dat de vriendin de huur betaalt en [appellant] de energiekosten en internet. De vordering van Agin is inmiddels voldaan. Met betrekking tot de vordering van Energiedirect van ongeveer € 600,-- heeft [appellant] budgetbeheer verzocht een betalingsregeling te treffen van € 50,-- per maand.
[appellant] blijft solliciteren naar een betere baan en wil betaald worden voor zijn werkzaamheden, aldus [appellant] .
3.6.
De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
“Bij productie 7 is de arbeidsovereenkomst en zijn de salarisspecificaties [Cargo Care] Cargo bijgevoegd over de periode oktober 2019 t/m december 2019. Schuldenaar heeft een 0-uren contact bij [Cargo Care] Cargo. Uit de salarisspecificaties blijkt het aantal gewerkte uren in de betreffende maand. Over de gewerkte uren is ook het salaris betaald. Over de periode 01.02.2020 t/m 11.02.2020 heeft schuldenaar een overzicht van de pakketroute aangeleverd. Uit dit overzicht blijkt niet dat het om een fulltime werkweek gaat. Uitgegaan mag worden dat schuldenaar over de periode oktober 2019 t/m januari 2020 ook over een overzicht van zijn pakketroute per dag beschikt temeer hij moet weten waar hij de pakketten dient te
bezorgen. Gedurende de periode 01.02.2020 t/m 08.02.2020 (5 dagen) blijkt een gemiddelde werkweek van 31,91 uur. Hieruit blijkt dat schuldenaar niet voldoet aan een fulltime werkweek. In het beroepschrift stelt mr. Kamphuis dat schuldenaar per bezorgd pakket krijgt betaald en niet per gewerkt uur. In de arbeidsovereenkomst van [Cargo Care] Cargo, artikel 7, staat dat de werknemer een uurloon van € 9,62 bruto ontvangt. In de arbeidsovereenkomst wordt niks vermeld over betaling salaris per bezorgd pakket. Indien de functie van pakketbezorger slecht betaald wordt was het aan schuldenaar om te zien naar een beter betaalde baan. Dit heeft schuldenaar nagelaten.Schuldenaar is gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling door bewindvoerder voldoende gewezen op de sollicitatie- en arbeidsplicht (productie 9). De rechter-commissaris heeft schuldenaar in de waarschuwingsbrief van 23 juli 2018 (productie 4) ook gewezen op de sollicitatie- en arbeidsplicht. Hieraan heeft schuldenaar onvoldoende tot geen gehoor aan gegeven.
Dat schuldenaar na beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei gaat solliciteren naar een baan waarbij hij fulltime kan werken en hier ook naar betaald krijgt is, naar de mening van bewindvoerder, voor de schuldsaneringsregeling nu niet meer relevant.
Tijdens de zitting tussentijdse beëindiging 14.11.2019 (productie 3) is schuldenaar door de rechter duidelijk gewezen op de inspanningsplicht. Schuldenaar heeft tot medio januari 2020 de kans gekregen zijn inspanningsplicht aan te tonen waarna de rechter zou bekijken of de
schuldsaneringsregeling met 2 jaar verlengd kan worden. Gebleken is dat schuldenaar geen
inspanningen heeft gedaan voor het verkrijgen van een fulltime baan.Door mr. Kamphuis is een verzekeringsgeneeskundige rapportage UWV d.d. 28.07.2011 bijgevoegd Deze rapportage is voor de beoordeling van de arbeids(on)geschiktheid te oud. Bij productie 1 is een Werkhervattingsadvies van Arbodienstverlening ACC Consultancy d.d. 16.12.2016 bijgevoegd waaruit de beperkingen blijken, maar ook dat na afloop van de behandeling de belastbaarheid opnieuw zal moeten worden beoordeeld, want de verwachting is dat schuldenaar na die behandeling weer, zij het met aannemelijke beperkingen, belastbaar is met licht, schouder sparend werk.Op basis van dit advies heeft de rechter-commissaris schuldenaar tot 21 mei 2017 vrijgesteld van de sollicitatie- en arbeidsplicht. Daarna zijn er geen medische rapportages aangeleverd waaruit blijkt dat er nog steeds sprake is van deze beperkingen en schuldenaar daardoor aangewezen is op passende arbeid. Schuldenaar ook geen stukken heeft aangeleverd waaruit blijkt welke inspanningen hij heeft verricht om te werken aan herstel (bijv. middels fysiotherapie).”
3.7.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd.
Er zijn geen loonstroken over de maanden januari, februari en maart 2020 ontvangen. Kort voorafgaande aan deze zitting is door de bewindvoerder contact opgenomen met budgetbeheer. Volgens budgetbeheer heeft [appellant] in die maanden respectievelijk € 704,20, € 616,20 en € 781,60 verdiend. De rittenlijsten zijn eveneens niet aan haar overgelegd. De door [appellant] verrichte sollicitaties zijn via de advocaat ontvangen. Deze zijn niet te verifiëren, omdat per sollicitatie de vacature, de motivatiebrief, het overgelegde CV en de ontvangstbevestiging niet zijn overgelegd. Bovendien staan ze allen op 30 april 2020 en 1 mei 2020 gedateerd.
Dat [appellant] ontslag heeft genomen bij [pakketdienst] is niet van tevoren besproken. [appellant] heeft alleen verklaard dat hij het werken bij [pakketdienst] niet kon combineren met zijn werkzaamheden bij Post.nl. Dat de vordering van Agin is betaald, is pas vanmorgen vernomen via de advocaat. De wijziging in de gezinssituatie van [appellant] speelde al veel langer. Eerst zou de vriendin bij [appellant] gaan wonen. Ook dit is nooit van tevoren besproken.
Een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling wordt niet ondersteund, omdat er geen verandering in de handelwijze van [appellant] zal optreden, aldus de bewindvoerder.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellant] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.8.2.
Aan de hand van de inhoud van de processtukken en aan wat door en namens [appellant] en de bewindvoerder ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep over en weer naar voren is gebracht is het hof gebleken dat [appellant] zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieplicht en sollicitatieplicht. De advocaat van [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep erkend dat sprake is van een tekortkoming.
Het hof verwijst in dat verband naar de voortgangsverslagen van de bewindvoerder, waaruit onder meer blijkt dat [appellant] ontslag had genomen bij zijn werkgever [pakketdienst] zonder de bewindvoerder daarvan op de hoogte te stellen, dan wel dit van tevoren met de bewindvoerder te bespreken. Voorts is gebleken dat [appellant] zonder de bewindvoerder daarvan op de hoogte te stellen, is gaan samenwonen met zijn huidige vriendin.
Tot slot, ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder desgevraagd verklaard dat zij noodgedwongen contact heeft moeten opnemen met budgetbeheer om te vernemen welk inkomen [appellant] in de maanden januari, februari en maart 2020 heeft genoten, omdat hij de loonstroken niet aan de bewindvoerder had overgelegd.
Met betrekking tot de (spontane) informatieplicht overweegt het hof wellicht ten overvloede nog het volgende.
Gebleken is dat [appellant] , kort voordat hij op 14 februari 2017 was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, verwezen is geweest naar Virenze voor de behandeling van zijn psychosociale problematiek. Het hof verwijst in dat verband naar de inhoud van het rapport van Telepsy van 25 januari 2017, waaruit onder meer blijkt dat ten aanzien van [appellant] onder meer sprake was van depressies en een persoonlijkheidsstoornis.
In de e-mail van Team Toezicht Bewindsbureau/Schuldsaneringen aan de bewindvoerder van 7 maart 2017 valt te lezen dat [appellant] ter gelegenheid van de toelatingszitting niet heeft aangegeven dat er psychische problemen waren. Weliswaar heeft de rechter-commissaris destijds besloten af te wachten hoe de behandeling verloopt (zie brief bewindvoerder d.d. 13 april 2017), maar het onder zich houden van deze informatie, die van essentieel belang voor het al dan niet toelaten tot de schuldsaneringsregeling (artikel 3.1.2.6 sub k van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken) had destijds reeds kunnen leiden tot een tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 aanhef en sub f Fw.
3.8.3.
Met betrekking tot de sollicitatieplicht overweegt het hof verder dat, ondanks het feit dat de bewindvoerder herhaaldelijk [appellant] erop heeft gewezen dat hij niet conform de daartoe vastgestelde richtlijnen solliciteerde, dit niet heeft geleid tot een verbetering ten aanzien van de sollicitatie-activiteiten. Niet ter discussie staat dat [appellant] , ondanks de herhaaldelijke waarschuwingen van de bewindvoerder en de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 23 juli 2018, gedurende de inmiddels verstreken reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling niet op de voorgeschreven wijze heeft gehouden aan de aan hem opgelegde sollicitatieplicht.
Hierbij staat voor het hof voorop dat in ieder geval sprake is van een aanvullende sollicitatieplicht zodra - in de situatie waarin geen vrijstelling is verleend, als in onderhavige schuldsanering vanaf 21 mei 2017 aan de orde - geen 36 uur betaald werk wordt verricht, in die zin dat minstens 36 maal het minimum uurloon dan wel minstens het minimum maandloon horend bij 36 uur werk wordt verdiend (tenzij met bewindvoerder en rechter- commissaris uitdrukkelijk anders is afgesproken).
Het feitelijk verrichten van vele uren, voor zover al gebleken voor de gehele periode, is immers niet voldoende om de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende arbeidsplicht adequaat na te komen.
Uiteraard kan een saniet er na verandering van werk en na het verrichten van 36 uur arbeid als pakketbezorger pas achter komen dat zijn nieuwe werkgever niet de gewerkte uren vergoedt maar slechts – volgens Van [appellant] – een bedrag per afgeleverde pakje. Maar dan mag van een saniet, juist vanwege de plicht zich zoveel mogelijk in te spannen en waar mogelijk te sparen voor zijn crediteuren, worden verwacht dat hij overlegt met de bewindvoerder en snel op zoek gaat naar ander werk. Dit is zeker het geval als – zoals hier aan de orde, gezien de bekend gemaakte verdiensten van [appellant] – zelfs geen bedrag ter grootte van een participatiewet uitkering werd verdiend ondanks gestelde veel gemaakte uren.
Dat zoeken naar ander werk heeft [appellant] sinds indiensttreding bij [Cargo Care] Cargo Care echter niet gedaan, mede omdat hij het werk ‘fijn’ en ‘prettig’ vond, en omdat hem meer uren in het vooruitzicht werden gesteld. Dat dit laatste ook meer inkomsten zou opleveren, is niet aannemelijk gemaakt. En ook ten tijde van zijn werkzaamheden bij PostNL heeft [appellant] onvoldoende aanvullend gesolliciteerd, dan wel – gezien de plicht te trachten 36 uur betaald werk te vinden – naar andere voltijdse functies gesolliciteerd. Dit laatste heeft [appellant] naar eigen zeggen pas recent gedaan, en niet al meteen na de zitting van 14 november 2019. Toen heeft de rechtbank ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg [appellant] een termijn gegund van twee maanden om te laten zien of het zin had de toepassing van de schuldsaneringsregeling te verlengen. Zoals de bewindvoerder onweersproken heeft gesteld, heeft [appellant] in die periode en tot voor kort ook daarna niet (aantoonbaar) inspanningen verricht om aan een fulltime baan te komen en is hij blijven tekort schieten in het verstrekken van informatie aan de bewindvoerder.
3.8.4.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, zowel afzonderlijk als in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de hierboven weergegeven gedragingen van [appellant] in het kader van de hem opgelegde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen ernstige tekortkomingen opleveren, die hem kunnen worden toegerekend zodat dit moet leiden tot een tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
.
3.8.5.
Het hof heeft er tot slot - net als de bewindvoerder - geen enkel vertrouwen in dat er ook maar enige verbetering in de gedragingen van [appellant] zal optreden. Dit nog los van het feit dat [appellant] de sollicitatieplicht zodanig lang niet volledig is nagekomen dat dit in een maximale verlenging niet kan worden hersteld. Voor een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling is in deze zaak naar het oordeel van het hof dan ook geen plaats. [appellant] heeft voldoende kansen gehad om zich alsnog te houden aan de aan hem opgelegde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieplicht, maar hij heeft van al deze kansen om hem moverende redenen geen enkel gebruik gemaakt.
3.9.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, H.K.N. Vos en G.M. Blanken en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2020.