Met betrekking tot de psychosociale problematiek van [appellant] overweegt het hof het volgende.
Het hof hecht eraan in algemene zin te benadrukken dat het hebben van psychosociale problemen als zodanig niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg behoeft te staan. Daarbij geldt wel dat een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie. Het hof verwijst in dat verband naar artikel 5.4.3. van Bijlage IV: landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, welk artikel een codificatie is van bestaande jurisprudentie.
Het hof stelt vast dat zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet is gebleken dat de psychosociale problematiek van [appellant] zodanig duurzaam beheersbaar is dat hij thans in staat moet worden geacht om aan alle (zwaarwegende) uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen te kunnen voldoen, waarbij het in het geval van [appellant] met name gaat om de inspanningsverplichting.
Integendeel, zoals uit het proces-verbaal in eerste aanleg blijkt heeft [appellant] verklaard dat hij voor zijn zware agressieproblematiek sinds 1,5 à 2 jaar onder behandeling staat bij [organisatie 2] en dat dit behandeltraject nog zeker 2 jaar gaat duren.
Overigens, zoals in r.o. 3.5.2. is overwogen is het behandeltraject van [appellant] gewijzigd en omgezet naar ambulante woonbegeleiding, doch over de huidige stand van zaken rond dit gewijzigde behandeltraject is niets bekend. Overigens speelt dit laatste in zoverre geen rol dat in ieder geval een zogenaamde beheersbaarheidsverklaring op dit moment ontbreekt.
Voorts blijkt uit de rapportage integrale schuldhulpverlening d.d. 13 augustus 2018 dat [appellant] heeft aangegeven dat hij moeilijk kan omgaan met autoritaire mensen, dat hij dan agressief wordt en het om die reden voor hem moeilijk is een baan te vinden.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat er ook vanwege bovenstaande omstandigheden gerede twijfels bestaat dat [appellant] aan alle aan hem opgelegde uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende zwaarwegende kernverplichtingen te kunnen voldoen. Zolang [appellant] zijn agressieproblematiek niet duurzaam onder controle heeft - [appellant] staat nog zeker 2 jaar onder behandeling aldus zijn verklaring – acht het hof de kans (te) groot dat er een conflict zou kunnen ontstaan tussen [appellant] en de te benoemen bewindvoerder op het moment dat [appellant] door de bewindvoerder een dan wel meerdere malen wordt gewezen op de aan hem opgelegde kernverplichtingen, vooral daar waar het de sollicitatieverplichting betreft. Dit zou kunnen leiden tot een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, met als gevolg dat [appellant] gedurende 10 jaar geen hernieuwd verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. Zulks acht het hof niet in het belang van [appellant] .
Het hof geeft [appellant] in overweging om eerst het behandeltraject bij [organisatie 2] dan wel een andere hulpverlenende instantie af te ronden en concrete stappen te ondernemen, bijvoorbeeld onder meer door te werken aan zijn gezondheid, om aan betaalde arbeid te komen, waarna hij op termijn een hernieuwd verzoek bij de rechtbank kan indienen om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.