ECLI:NL:GHSHE:2020:1566
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van het Openbaar Ministerie in een fiscale fraudezaak
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een fiscale fraudezaak waarbij het Openbaar Ministerie hoger beroep had ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen en/of witwassen. Na het instellen van het hoger beroep op 3 augustus 2016, vond er een regiezitting plaats op 26 juni 2018, waar de zaak werd verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het horen van getuigen. Op 6 mei 2020 werd echter bekendgemaakt dat er overeenstemming was bereikt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte over een buitengerechtelijke afdoening van de zaak. De advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte steunden deze vordering, wat leidde tot de intrekking van het hoger beroep.
Het hof oordeelde dat, hoewel de intrekking van het hoger beroep formeel gezien niet tijdig was, er geen belangen waren om de zaak inhoudelijk te behandelen. Het hof concludeerde dat het belang van het Openbaar Ministerie en andere rechtens te beschermen belangen niet gediend waren met een behandeling van de zaak ten gronde. Daarom verklaarde het hof het hoger beroep van het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk, in overeenstemming met artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze beslissing werd op 12 mei 2020 uitgesproken in een openbare terechtzitting.