3.2In overweging 2. van het eindvonnis van 15 november 2018 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de kantonrechter vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
[geïntimeerde] drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met webdesigns, huisstijlen en fotografie. Naast [geïntimeerde] zelf verricht ook zijn partner mevrouw [partner geïntimeerde] (verder: [partner geïntimeerde] ) werkzaamheden namens de onderneming.
[appellante] drijft een onderneming die zich bezighoudt met coaching en mediumconsulting. Zij beheert naast een aantal websites, ook telefoonlijnen waarvan mensen, die advies zoeken van een medium, tegen betaling gebruikmaken.
Eind 2016/begin 2017 hebben [geïntimeerde] en [appellante] mondelinge overeenkomsten van opdracht gesloten. Op grond hiervan heeft [appellante] opdracht verleend aan [geïntimeerde] om (kort gezegd) zes websites te actualiseren en vorm te geven in zowel een mobiele als in een desktop versie. Voorts hebben partijen afgesproken dat [partner geïntimeerde] namens [geïntimeerde] mediums zou zoeken en screenen en van deze mediums profielen zou plaatsen op de websites van [appellante] . Al deze werkzaamheden zijn in de periode van december 2016 tot en met februari 2017 uitgevoerd.
[geïntimeerde] heeft de door hem verrichte werkzaamheden in rekening gebracht bij facturen van 25 december 2016, 7 februari 2017 en 12 februari 2017 (in definitieve versie verzonden bij e-mail van 3 mei 2017). Het gaat om de volgende facturen:
- factuur nummer NL16098 van 25 december 2016 € 2.565,20
- factuur nummer NL17018 van 7 februari 2017 € 110,=
- factuur nummer NL17016 van 12 februari 2017
€ 4.477,=
totaal € 7.152,20
In de eerste factuur zijn 26 uren werk van [partner geïntimeerde] in rekening gebracht, die in de derde factuur weer in mindering zijn gebracht. Daardoor bevatten deze twee facturen per saldo alleen nog werkzaamheden van [geïntimeerde] , in totaal 144 uur tegen een tarief van € 40,= per uur exclusief btw. De tweede factuur betreft door [geïntimeerde] voorgeschoten kosten.
[appellante] heeft deze drie facturen onbetaald gelaten. Bij brief van 14 april 2017 heeft [geïntimeerde] aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten en op de wettelijke rente vanaf 21 april 2017. Ook na verdere aanmaningen en sommaties van [geïntimeerde] en diens gemachtigde is [appellante] niet tot betaling overgegaan.