6.2.In dit hoger beroep gaat het om het volgende:
- De gemeente heeft tien tijdelijk leegstaande gemeentelijke panden voor kortdurende perioden aan de stichting in gebruik gegeven en verhuurd. In dit verband zijn tussen partijen zeven bruikleenovereenkomsten en drie huurovereenkomsten gesloten.
- Tussen de gemeente en de stichting is afgesproken dat de leegstaande panden worden ingezet voor, althans dienen te worden gebruikt door, ondernemers actief in de “onderkant van de creatieve sector”.
- De stichting heeft ruimte in deze gemeentelijke panden (onder)verhuurd aan diverse ondernemers.
- De gemeente en de stichting hebben ook een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst bevat op hoofdlijnen geformuleerde afspraken. Over nadere uitwerking van deze afspraken is geen overeenstemming bereikt.
- De gemeente en de stichting hebben gezamenlijk opdracht gegeven aan BDO voor advies over onder meer de levensvatbaarheid van de stichting. Zij hebben afgesproken dat de kosten daarvan gelijk worden gedeeld. De kosten bedragen in totaal: € 27.104,--. De gemeente heeft dit bedrag volledig aan BDO betaald.
- De stichting heeft niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen jegens de gemeente uit hoofde van de overeenkomsten. Het openstaande bedrag aan facturen was ten tijde van de inleidende dagvaarding (september 2018) in totaal een bedrag van € 528.913,--, exclusief rente.
- De gemeente heeft de bruikleen- en huurovereenkomsten met de stichting opgezegd. Tevens is de samenwerkingsovereenkomst ontbonden, althans opgezegd, door de gemeente.
6.3.1.In eerste aanleg vorderde de gemeente (in conventie) bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verkort weergegeven:
1.a de stichting te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 528.931,--, te vermeerderen met wettelijke handelsrente ter zake huur en bruikleen tot en met september 2018;
1.b de stichting te veroordelen tot betaling van de overeengekomen huur- en gebruiksvergoedingen voor elke ingegane maand vanaf 1 oktober 2018 tot en met de data van ontruiming, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
1.c de stichting te veroordelen tot betaling van contractuele boetes;
2.a primair, voor recht te verklaren dat de gemeente de bruikleen- en huurovereenkomsten rechtsgeldig heeft opgezegd;
2.b. subsidiair, voor het geval deze niet rechtsgeldig zijn opgezegd, die te ontbinden;
zowel primair als subsidiair de stichting te veroordelen de betreffende ruimten te ontruimen;
3. voor recht te verklaren dat de stichting geen beroep kan doen op de ontruimingsbescherming van artikel 7:230a BW;
4. primair voor recht te verklaren dat de gemeente de samenwerking rechtsgeldig heeft ontbonden, subsidiair voor recht te verklaren dat de gemeente de samenwerking rechtsgeldig heeft opgezegd, en meer subsidiair de samenwerkingsovereenkomst te ontbinden;
5. de stichting te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.552,-- ter zake de opdracht aan BDO, te vermeerderen met wettelijke handelsrente;
6. de stichting te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 4.355,--, een bedrag ter zake beslagkosten van € 288,39 en ter zake advocaatkosten van € 3.099,--, met rente;
7. de stichting te veroordelen in de proceskosten.
6.3.2.In reconventie vorderde de stichting:
1. voor recht te verklaren dat de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst, de drie huurovereenkomsten en de zeven gebruiks- c.q. bruikleenovereenkomsten nietig is c.q. deze ontbinding nietig te verklaren;
2. de gevorderde opzegging van de samenwerkingsovereenkomst, de drie huurovereenkomsten en de zeven gebruiks- c.q. bruikleenovereenkomsten af te wijzen;
3. een deskundige aan te wijzen die de schade kan begroten, ontstaan door de toerekenbare tekortkoming van de kant van de gemeente, zo nodig op te maken bij staat;
4. de gemeente te veroordelen in de kosten van het geding in reconventie.
6.3.3.Op hetgeen partijen over en weer aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd alsmede de door hen gevoerde verweren, zal het hof – voor zover van belang in hoger beroep – hierna ingaan.
6.4.1.Na een comparitie van partijen te hebben gehouden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt dat zich bij het procesdossier bevindt, heeft de kantonrechter het bestreden vonnis gewezen. Het hof zal eerst de beslissingen en overwegingen van de kantonrechter in conventie samengevat weergeven en daarna die in reconventie.
6.4.2.De kantonrechter heeft
vordering 1.aen
vordering 1.bin conventie toegewezen. Daartoe heeft kantonrechter onder meer overwogen dat de stichting niet heeft bestreden dat de stand van de schuld aan huur- en gebruiksvergoedingen per september 2018 € 528.913,-- bedroeg. Het beroep van de stichting op opschorting van de betalingsverplichting heeft de kantonrechter verworpen, alleen al omdat onaannemelijk is dat de gemeente enige verplichting jegens de stichting heeft, die zij zou moeten nakomen. Daaraan heeft de kantonrechter toegevoegd dat de samenwerkingsovereenkomst bepalend is en dat de stichting in dat convenant geen concrete verplichting van de gemeente heeft aangewezen waaraan de gemeente niet zou hebben voldaan.
Vordering 1.cen
vordering 3heeft de kantonrechter afgewezen. Nu alleen de stichting in hoger beroep is gekomen, zijn deze niet aan de orde in hoger beroep.
Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gemeente de bruikleen- en huurovereenkomsten rechtsgeldig heeft opgezegd en de ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst gegrond was. Op grond daarvan heeft hij
vordering 2.a primairen de bijbehorende vordering tot ontruiming alsmede
vordering 4 primairtoegewezen.
Vordering 5ter zake de opdracht aan BDO heeft de kantonrechter eveneens toegewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat de stichting erkent in de kosten voor de helft te moeten bijdragen en, zoals reeds is overwogen, de stichting geen opschortingsrecht toekomt.
Vordering 6heeft de kantonrechter gedeeltelijk toegewezen. Hij heeft de buitengerechtelijke incassokosten gematigd tot € 1.000,--, de beslagkosten geheel toegewezen en de advocaatkosten afgewezen. Voor zover vordering 6 is afgewezen, is die in hoger beroep evenmin aan de orde, nu alleen de stichting in hoger beroep is gekomen.
Ten slotte heeft de kantonrechter de stichting veroordeeld in de proceskosten, waarmee hij ook beslist heeft op
vordering 7.
6.4.3.De reconventionele vorderingen heeft de kantonrechter alle afgewezen. Ten aanzien van de eerste twee vorderingen heeft de kantonrechter overwogen dat dit voortvloeit uit de in conventie gegeven overwegingen. Ten aanzien van de derde vordering heeft hij overwogen dat deze wordt afgewezen omdat, zoals in conventie is overwogen, de gemeente zich niet aan een tekortkoming heeft schuldig gemaakt. De kantonrechter heeft de stichting ook in reconventie in de proceskosten veroordeeld.