ECLI:NL:GHSHE:2020:1547

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
200.254.545_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding van overeenkomst en schadevergoeding na tanken van verkeerde brandstof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde] over de ontbinding van een overeenkomst en schadevergoeding na het tanken van verkeerde brandstof. [appellant] is eigenaar van een Honda Stream en heeft op 24 november 2016 bij het tankstation van [geïntimeerde] diesel getankt in plaats van benzine, wat schade aan zijn auto heeft veroorzaakt. De schade is door [geïntimeerde] hersteld, maar [appellant] stelt dat het defect aan de katalysator van zijn auto ook het gevolg is van het tanken van de verkeerde brandstof. Hij vordert schadevergoeding van € 1.771,56 voor de vervanging van de katalysator en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft de ontbinding van de overeenkomst niet gerechtvaardigd geacht en de vorderingen van [appellant] afgewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. Het hof oordeelt dat de tekortkoming van [geïntimeerde] niet zodanig is dat deze de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Het hof wijst erop dat de door [geïntimeerde] geplaatste katalysator technisch gelijkwaardig is aan een originele Honda katalysator en dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de tekortkoming van [geïntimeerde] de ontbinding rechtvaardigt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.254.545/01
arrest van 12 mei 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. D. Dronkers te Roermond,
tegen
[Oliehandel] Oliehandel B.V. (voorheen genaamd [de vennootschap] ),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.H.O. Aben te Weert,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 april 2019 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 6778162 \ CV EXPL 18-1879 gewezen vonnis van 26 september 2018.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 april 2019 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 mei 2019, waar [geïntimeerde] en zijn advocaat van wege ziekte van laatstgenoemde niet zijn verschenen;
  • de memorie van grieven met productie;
  • de memorie van antwoord.
Partijen hebben daarna arrest gevraagd en het hof heeft een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van het volgende.
a. a) [appellant] is eigenaar van een Honda Stream, bouwjaar 2001, met een kilometerstand van ongeveer 180.000 kilometer.
b) Op 24 november 2016 heeft [appellant] met deze auto getankt bij het tankstation van [geïntimeerde] aan de [locatie] in [vestigingsplaats] . Daarbij heeft [appellant] diesel getankt in plaats van benzine. De oorzaak van dit voorval is gelegen in het feit dat de leverancier van [geïntimeerde] een opslagtank voor benzine per ongeluk heeft gevuld met diesel. Door het tanken van de verkeerde brandstof heeft [appellant] schade geleden aan zijn auto die op kosten van [geïntimeerde] is hersteld.
c) Op 9 mei 2017 heeft [appellant] zich wederom tot [geïntimeerde] gewend, nu naar aanleiding van een defect aan de katalysator van de Honda. [appellant] stelde zich op het standpunt dat het defect aan de katalysator eveneens een gevolg was van het tanken van de verkeerde brandstof en maakte aanspraak op € 1.771,56 aan kosten ter vervanging van de katalysator.
d) Op verzoek van [geïntimeerde] is de auto van [appellant] voor een second opinion aangeboden aan het garagebedrijf [garagebedrijf 1] te [vestigingsplaats] (hierna: [garagebedrijf 1] ). [geïntimeerde] heeft aan [appellant] aangeboden om of een bedrag van € 500,= te betalen, of op kosten van [geïntimeerde] door [garagebedrijf 1] een nieuwe katalysator te laten plaatsen. [appellant] heeft gekozen voor het laatste op voorwaarde dat het een originele Honda katalysator zou zijn. [garagebedrijf 1] heeft de katalysator vervangen.
e) Op 19 januari 2018 heeft [appellant] de auto APK laten keuren. De auto is afgekeurd omdat het uitlaatsysteem niet gasdicht was bij de voorste flens (bevestiging van de katalysator op de motor). Tevens werd vastgesteld dat de katalysator geen originele Honda katalysator was.
f) Bij brief van 26 januari 2018 heeft (de advocaat van ) [appellant] [geïntimeerde] gesommeerd om alsnog de overeengekomen originele katalysator te laten aanbrengen en wel op zodanige wijze dat de uitlaat gasdicht is. [geïntimeerde] heeft dat geweigerd.
g) In een overgelegde verklaring van [garagebedrijf 1] van 30 april 2018 schrijft deze dat er in eerste instantie op grond van de gegevens van het kentekenbewijs een katalysator was besteld (niet van het merk Honda, maar wel technische gelijkwaardig) maar dat die niet paste omdat in de auto niet meer de originele motor aanwezig bleek te zijn. Daarop is een andere katalysator besteld en geplaatst.
6.2
Bij inleidende dagvaarding heeft [appellant] gesteld de overeenkomst met [geïntimeerde] betreffende de vervanging van de katalysator buitengerechtelijk te ontbinden en gevorderd schadevergoeding, bestaande uit:
- de kosten verbonden aan het alsnog aanbrengen van een originele Honda katalysator op de juiste wijze ad € 1.771,56;
- de kosten ad € 24,10 die [appellant] heeft moeten maken om het kenteken van zijn auto te laten schorsen, nu daar als gevolg van het ontbreken van een geldige APK-keuring niet meer mee gereden mag worden;
Daarnaast vordert [appellant] de wettelijke rente en veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
6.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter (kort samengevat) de ontbinding van de overeenkomst gelet op de aard en geringe betekenis van de tekortkoming niet gerechtvaardigd geoordeeld. De vorderingen van [appellant] zijn afgewezen en hij is in de proceskosten veroordeeld.
6.4.
[appellant] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
6.5.
[appellant] bestrijdt dat de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Hij voert aan dat hij wist dat een niet originele katalysator in deze auto problemen zou gaan geven en dat hij daarom bij het aangaan van de overeenkomst met [geïntimeerde] de voorwaarde heeft gesteld dat er een originele Honda katalysator zou worden geplaatst. Alleen al het feit dat dit niet is gebeurd, rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst, aldus [appellant] .
[appellant] overlegt bij memorie van grieven een verklaring van de heer [getuige 1] , gediplomeerd APK-keurmeester. Daarin verklaart deze dat het niet gasdicht zijn van het uitlaatsysteem veroorzaakt wordt doordat een niet originele, goedkope, katalysator is geplaatst. [appellant] stelt zich op het standpunt dat het aan [geïntimeerde] is om bewijs te leveren van diens stelling dat de door [garagebedrijf 1] geplaatste katalysator niet de oorzaak van het niet gasdicht zijn van het uitlaatsysteem is.
6.6.
[geïntimeerde] bestrijdt dat enkel het feit dat hij geen katalysator met daarop een Honda sticker als bewijs van originaliteit heeft geplaatst, de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. [geïntimeerde] voert aan dat [garagebedrijf 1] de nieuwe katalysator betrokken heeft van de toeleverancier die ook katalysatoren afkomstig van Honda levert. De eerste die [garagebedrijf 1] had besteld op basis van de kentekenpapieren van de Honda van [appellant] , bleek niet te passen omdat in de auto van [appellant] geen origineel motorblok meer zat. [geïntimeerde] wijst erop dat de door [appellant] (thans opnieuw) verlangde originele katalysator dan ook niet gepast zou hebben. [garagebedrijf 1] heeft vervolgens bij dezelfde tussenleverancier een wel passende katalysator besteld en geplaatst. Volgens de verklaring van [getuige 2] (prod. 3 CvA eerste aanleg) is die kwalitatief en technisch gelijkwaardig en identiek aan de katalysator die door Honda wordt gebruikt. Aldus voldeed de reparatie aan het beoogde doel, zo heeft [geïntimeerde] de overeenkomst begrepen en mogen begrijpen. [geïntimeerde] biedt daar bewijs van aan, maar wijst er ook op dat de inhoud van de verklaring van [getuige 2] door [appellant] in het geheel niet is bestreden.
[geïntimeerde] bestrijdt verder dat er causaal verband bestaat tussen de gemonteerde katalysator en de lekkage in het uitlaatsysteem. Uit het APK-rapport blijkt dat het uitlaatsysteem niet gasdicht is bij de voorste flens (prod. 4 CvA eerste aanleg). Dat kan verschillende oorzaken hebben, waarvan volgens [geïntimeerde] slijtage gezien de leeftijd van de auto het meest voor de hand liggend is. Bovendien is dat eenvoudig op te lossen en dan had [appellant] alsnog zijn APK gekregen.
[geïntimeerde] bestrijdt de geloofwaardigheid van de verklaring van [getuige 1] . De auto is gekeurd door garagebedrijf [garagebedrijf 2] in [vestigingsplaats] en het rapport is door die garage afgegeven. Uit niets blijkt dat [getuige 1] daar als APK-keurmeester bij betrokken is geweest nadat hij op verzoek van [appellant] , zoals hij verklaart, naar die garage is gereden. [geïntimeerde] wijst er op dat [getuige 1] vervolgens verklaart dat bij de keuring bleek dat de katalysator niet gasdicht was, terwijl dat niet uit het keuringsrapport blijkt. Verder verklaart [getuige 1] slechts in zijn algemeenheid dat niet-originele katalysatoren niet recht zouden staan op “de verbinding” met de motor. Nergens blijkt echter uit dat [getuige 1] heeft geconstateerd dat deze katalysator niet paste of dat deze katalysator niet gasdicht was.
6.7.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de vorderingen van [appellant] moeten worden afgewezen.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt wat [appellant] heeft aangevoerd niet de conclusie dat [geïntimeerde] in de nakoming van de (inzake de vervanging van de katalysator gesloten) overeenkomst is tekortgeschoten, althans niet zodanig dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. [geïntimeerde] heeft weliswaar niet weersproken dat hij het door [garagebedrijf 1] laten plaatsen van een originele katalysator heeft toegezegd en dat de geplaatste katalysator niet bij Honda ingekocht was, maar hij heeft gewezen op de verklaring van [garagebedrijf 1] dat de geplaatste katalysator technisch gelijkwaardig en identiek is aan een katalysator van het merk Honda. Die verklaring is door [appellant] in het geheel niet weersproken. Bovendien heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de auto niet meer de originele motor bleek te bezitten, als gevolg waarvan [garagebedrijf 1] ook een andere katalysator (dan oorspronkelijk was overeengekomen) heeft moeten plaatsen en heeft geplaatst. Ter gelegenheid van de comparitie heeft [appellant] erkend dat de auto niet meer de originele motor bezat (zo begrijpt het hof uit het vonnis van de kantonrechter en is door [appellant] niet bestreden). Ook op grond daarvan is de enkele stelling dat de geplaatste katalysator niet het merk Honda droeg onvoldoende voor de conclusie dat [geïntimeerde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst in zodanige mate dat dit de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Dat geldt temeer nu [appellant] ook in dit hoger beroep niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat de (op de niet originele motor) gemonteerde katalysator niet gelijkwaardig was en niet geschikt voor het beoogde doel. De enkele, blote, niet onderbouwde stelling van [appellant] dat deze niet originele katalysator in het geval van het toepassen bij andere auto’s mogelijk geen problemen zou hebben gegeven, maar in dit geval wel en dat die problematiek [appellant] bekend was, is daarvoor volstrekt onvoldoende.
De conclusie is dat de buitengerechtelijke ontbinding geen effect heeft gesorteerd en dat er geen grond is voor vergoeding van schade wegens ontbinding.
6.8.
Ook rechtvaardigt wat [appellant] heeft aangevoerd niet de conclusie (voor zover [appellant] dat ook aan zijn vordering ten grondslag heeft willen leggen) dat [geïntimeerde] schadeplichtig is geworden omdat de voor rekening van [geïntimeerde] door [garagebedrijf 1] vervangen katalysator de oorzaak is van het niet gasdicht zijn van het uitlaatsysteem bij de voorste flens. De verklaring van [getuige 1] is daarvoor onvoldoende nu [getuige 1] daarin slechts in algemene zin verklaart dat goedkopere katalysatoren niet op originele motoren passen. Daargelaten of de verklaring van [getuige 1] geloofwaardig moet worden geacht, wat [geïntimeerde] bestrijdt, blijkt uit de verklaring niet dat [getuige 1] zelf de door [garagebedrijf 1] geplaatste katalysator heeft onderzocht en geconstateerd dat die moest worden aangemerkt als de oorzaak van het niet gasdicht zijn van het uitlaatsysteem. Een verklaring van garage [garagebedrijf 2] en/of de APK-meester [APK-meester] , die naar [getuige 1] stelt feitelijk de keuring heeft uitgevoerd, ontbreekt.
Verder heeft [appellant] ook de stelling van [geïntimeerde] dat de geconstateerde lekkage in het uitlaatsysteem eenvoudig op andere wijze te repareren is, niet weersproken. Aldus heeft hij ook de schade onvoldoende onderbouwd.
6.9.
Voor het overige zijn door [appellant] geen feiten of omstandigheden gesteld, die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat zijn bewijsaanbod (dat bovendien niet voldoende specifiek is) als niet relevant gepasseerd wordt.
6.10.
De slotsom is dat de grief faalt. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd. [appellant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 726,= aan griffierecht en op € 759,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en P.W.A. van Geloven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 mei 2020.
griffier rolraadsheer