3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[de vennootschap 1] en (de rechtsvoorganger van) [de vennootschap 3] (hierna: [de vennootschap 3] ) hebben op 1 juni 2007 een huurovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst verhuurt [de vennootschap 1] de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] (hierna: het pand) aan [de vennootschap 3] .
In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar (van 1 juni 2007 tot en met 31 mei 2012) en vervolgens telkens wordt voortgezet voor een aansluitende periode van vijf jaar, waarbij de overeenkomst kan worden opgezegd tegen het einde van een huurperiode met een opzegtermijn van tenminste twaalf maanden.
3.1.2.[de vennootschap 2] als koper en [de vennootschap 3] als verkoper hebben op 19 december 2014 een overeenkomst getekend genaamd “Overeenkomst tot koop en verkoop van activa en passiva” (hierna ook: de activa/passiva-transactie).
3.1.3.[de vennootschap 2] heeft alle betrokken relaties met een brief van 15 december 2014 over de activa/passiva-transactie geïnformeerd:
“
[de vennootschap 3] zal per 1-1-2015 haar business unit Actemium Proces Installations [vestigingsnaam] verzelfstandigen en verkopen aan de huidige business unit manager ( [huidige business unit manager ] ) door middel van een management buy-out (MBO). De activiteiten zullen worden voortgezet onder de naam [de vennootschap 2]
Overdracht activiteiten
Per 1 januari 2015 zullen alle activiteiten, medewerkers en middelen van de (…) business unit (…) door middel van een activa-passiva transactie worden overgedragen aan de nieuwe onderneming [de vennootschap 2] (…)
De nieuwe onderneming zal op de huidige locatie [locatie] , [vestigingsplaats] , gevestigd blijven.
(…)
Lopende verplichtingen
(…) [de vennootschap 3] (…) zal haar verplichtingen aan opdrachtgevers, in het kader van lopende projecten en contracten vanzelfsprekend nakomen. Onderhanden projecten en contracten zullen in opdracht van [de vennootschap 3] door [de vennootschap 2] worden uitgevoerd en afgerond. (…)”
3.1.4.[de vennootschap 1] heeft vier facturen met betrekking tot de huur van het pand over de maanden februari, april, mei en juni 2015 gericht aan [de vennootschap 2] . De facturen voor de huur vanaf de maand juli 2015 heeft [de vennootschap 1] weer op naam gesteld van [de vennootschap 3] . [de vennootschap 2] heeft vanaf de maand februari 2015 steeds de huur betaald.
3.1.5.In een e-mail van 12 maart 2015 van [de vennootschap 2] aan [de vennootschap 1] [hof: waarbij deze en de hierna genoemde mails zijn verzonden aan of gestuurd vanaf het mailadres van [de vennootschap 4] ] staat:
“
Zou jij ons nog een kopie van onze huurovereenkomst door willen mailen?”
3.1.6.In een e-mail van 27 maart 2015 van [de vennootschap 2] aan [de vennootschap 1] staat:
“
Zou jij ons een kopie van onze huurovereenkomst toe willen mailen?”
3.1.7.In reactie daarop bericht [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] in een e-mail van 27 maart 2015:
“We zijn een nieuwe met goede tenaamstelling aan het maken”
3.1.8.In een e-mail van [de vennootschap 2] aan [de vennootschap 1] van 7 oktober 2015 staat:
“
Tot op heden hebben wij helaas nog geen aangepaste overeenkomst ontvangen. Zouden jullie deze ook z.s.m. toe willen sturen?”
3.1.9.In een e-mail van [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] van 8 oktober 2015 staat in reactie daarop:
“Het huurcontract hebben jullie en we laten alles bij het oude. Er komt dus geen nieuw huurcontract.”
3.1.10.Op 3 februari 2016 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de heren [huidige business unit manager ] en [medewerker 1 van vennootschap 2] , namens [de vennootschap 2] en de heer [medewerker van vennootschap 1] , namens [de vennootschap 1] .
3.1.11.In een e-mail van [de vennootschap 2] aan [de vennootschap 1] van 3 maart 2016 staat onder meer:
“
We ontvingen uw factuur voor de huur van april 2016. Graag ontvangen we hiervoor een creditnota en een nieuwe nota met de overeengekomen huurprijs van € 4750 per maand. Dit conform de afspraak gemaakt met [medewerker 1 van vennootschap 2] .
Tevens ontvangen we graag een creditnota voor de huur van maart en een nieuwe factuur. Zou u ook de tenaamstelling aan willen passen naar [de vennootschap 2] (…)? (…)”
3.1.12.In een e-mail van 19 april 2016 stuurt [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] een bijlage met het verzoek ervoor te zorgen dat die “bij de heren” terecht komt. De bijlage betreft een niet ondertekend document met de volgende inhoud:
“
[de vennootschap 1] (…)
Hierna te noemen ‘verhuurder’
[de vennootschap 2] (…)
Hierna te noemen ‘huurder’
In aanmerking nemende dat:
Verhuurder heeft een huurovereenkomst (aangehecht aan deze overeenkomst) afgesloten met [de vennootschap 5][hof: rechtsvoorganger van [de vennootschap 3] ]
voor de huur van het bedrijfsonroerend goed aan de [adres] , [postcode] te [vestigingsplaats] . Huurder neemt het lopende huurcontract over van [de vennootschap 5] en zijn rechtsopvolgers.
Verhuurder en huurder zijn het volgende overeengekomen:
Verhuurder en huurder verlengen de huurtermijn tot 1 januari 2020 onder dezelfde condities en voorwaarden zoals opgenomen in het huurcontract.
Huurder krijgt van verhuurder en maandelijkse korting van € 1.000,00 zegge duizendeuro per maand ingaan op 1 april 2016 tot het eind van de verlenging van de huurperiode.
Voor akkoord: Voor akkoord:
De heer [medewerker van vennootschap 1] De heer [medewerker 1 van vennootschap 2]
[de vennootschap 1] [de vennootschap 2]
De heer [medewerker 2 van vennootschap 2]
[de vennootschap 2]”
3.1.13.In een e-mail van 1 augustus 2016 van [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] met daarbij gevoegd de e-mail van 19 april 2016 als vermeld in rov. 3.1.12. staat onder meer:
“
De onderstaande mail met bijlage is niet meer van toepassing/gestand en hier kan derhalve geen enkel recht meer aan ontleend worden.”
De procedure in eerste aanleg bij de kantonrechter
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [de vennootschap 2] bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, verkort weergegeven:
a. a) voor recht te verklaren dat [de vennootschap 2] de huurovereenkomst van (de rechtsvoorganger van) [de vennootschap 3] heeft overgenomen, althans dat [de vennootschap 2] beschouwd dient te worden als huurder bij die overeenkomst;
b) voor recht te verklaren dat de op 3 februari 2016 gemaakte afspraken tussen partijen inhouden dat de einddatum van de huurovereenkomst is gesteld op 1 januari 2020 en dat de huurprijs met € 1.000,00 per maand wordt verlaagd, te rekenen vanaf 1 april 2016;
c) [de vennootschap 1] te veroordelen tot (terug)betaling aan [de vennootschap 2] van de tot het moment van wijzen van het vonnis teveel betaalde huurpenningen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke betaaldata van de facturen tot aan de dag van algehele voldoening;
d) [de vennootschap 1] te veroordelen in de kosten van het geding met nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [de vennootschap 2] ten grondslag gelegd met de activa/passiva-transactie alle lopende contracten, waaronder het huurcontract met [de vennootschap 1] , van [de vennootschap 3] te hebben overgenomen en [de vennootschap 1] daarvan op de hoogte te hebben gesteld, waarna [de vennootschap 1] daarmee heeft ingestemd. Dit blijkt volgens [de vennootschap 2] onder meer uit het feit dat [de vennootschap 1] de facturen voor de huurpenningen vanaf januari 2015 op naam van [de vennootschap 2] heeft gesteld en [de vennootschap 2] deze facturen rechtstreeks aan [de vennootschap 1] heeft voldaan. Verder stelt [de vennootschap 2] het huurcontract tijdens de bespreking op 3 februari 2016 mondeling te hebben opgezegd, per 2017, waarna [de vennootschap 1] voorstelde de huurovereenkomst voort te zetten tot 1 januari 2020 met een maandelijkse huurverlaging van € 1.000,00. Nadat [de vennootschap 2] op 3 maart 2016 per mail verzocht het gefactureerde huurbedrag aan deze afspraak aan te passen, heeft [de vennootschap 1] in de mail van 19 april 2016 de op 3 februari 2016 gemaakte afspraken bevestigd aldus [de vennootschap 2] . [de vennootschap 2] stelt zekerheidshalve de facturen volledig te hebben voldaan nadat [de vennootschap 1] de afgesproken huurkorting niet doorvoerde en vordert de teveel betaalde huurbedragen vanaf 1 april 2016 terug.
3.2.3.[de vennootschap 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat een contractovername tussen [de vennootschap 3] en [de vennootschap 2] heeft plaatsgevonden nu uit de (gedeeltelijk overgelegde) overeenkomst tot koop en verkoop van activa en passiva niet blijkt dat de huurovereenkomst is overgedragen. Voorts betwist [de vennootschap 1] van een contractovername op de hoogte te zijn gesteld of daarmee te hebben ingestemd. [de vennootschap 1] heeft gesteld er vanuit te zijn gegaan dat [de vennootschap 2] de huur namens [de vennootschap 3] betaalde.
[de vennootschap 1] betwist dat partijen tijdens het gesprek op 3 februari 2016 nieuwe afspraken hebben gemaakt hetgeen volgens [de vennootschap 1] ook blijkt uit het feit dat [de vennootschap 2] geen uitvoering gaf aan de vermeende afspraken en steeds de oorspronkelijke huurprijs zonder protest heeft betaald. [de vennootschap 1] stelt op 19 april 2016 een voorstel te hebben gedaan waarvan de inhoud nog besproken moest worden met [de vennootschap 3] en dat nog moest worden geaccordeerd en ondertekend door partijen. Nadat [de vennootschap 2] niet reageerde op het voorstel heeft [de vennootschap 1] per e-mail op 1 augustus 2016 aan [de vennootschap 2] medegedeeld dat het voorstel als vervallen werd beschouwd, aldus [de vennootschap 1] .
3.2.4.In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat uit het feit dat [de vennootschap 1] niet heeft gereageerd op de brief van 15 december 2014 (rov. 3.1.3.), niet kan worden afgeleid dat [de vennootschap 1] stilzwijgend heeft ingestemd met een overname van de huurovereenkomst door [de vennootschap 2] en dat ook de omstandigheid dat daarna de facturen in de eerste maanden van 2015 aan [de vennootschap 2] zijn gericht en [de vennootschap 2] de huur aan [de vennootschap 1] heeft voldaan, onvoldoende is om dit aan te nemen.
De kantonrechter heeft [de vennootschap 2] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat op 3 februari 2016 tussen [de vennootschap 2] en [de vennootschap 1] is afgesproken dat de huurovereenkomst zou worden voortgezet onder aangepaste, voor [de vennootschap 2] gunstiger voorwaarden, dat de huurovereenkomst zou worden verlengd tot 1 januari 2020 en dat de huurprijs zou worden verlaagd met € 1.000,00 per maand.
3.2.5.In het eindvonnis heeft de kantonrechter samengevat geoordeeld dat partijen op 3 februari 2016 in ieder geval hebben afgesproken dat [de vennootschap 2] de nieuwe huurder van het pand zou zijn op de voorwaarden zoals die golden tussen [de vennootschap 1] en (de rechtsvoorganger van) [de vennootschap 3] met dien verstande dat huur met € 1.000,00 per maand is verlaagd, in ieder geval met ingang van 1 april 2016 en de overeengekomen huurperiode eindigt op 1 januari 2020.
Daartoe heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat [de vennootschap 1] uit de brief van 15 december 2014 waarin [de vennootschap 2] als nieuwe onderneming werd gepresenteerd, heeft moeten begrijpen dat geen juridische verbinding meer bestond tussen [de vennootschap 2] en [de vennootschap 3] . [de vennootschap 2] was per 1 januari 2015 een geheel zelfstandige nieuwe onderneming, die in ieder geval op dezelfde locatie gevestigd wenste te blijven. Verder volgt volgens de kantonrechter uit de verklaring van [medewerker van vennootschap 1] dat hij, toen hij met de directeuren van [de vennootschap 2] op 3 februari 2016 aan tafel ging om te spreken over het huurcontract, wist dat hij met een partij aan tafel zat die ofwel een nieuwe huurder zou worden ofwel geen huurder was, dat [de vennootschap 3] geen belang meer had bij voortzetting van de huur van de locatie en dat de huur op korte termijn kon worden opgezegd. Vervolgens heeft [de vennootschap 2] op 3 maart 2016 gevraagd om een nieuwe nota met de overeengekomen huurprijs “conform de afspraak gemaakt met [medewerker 1 van vennootschap 2] ” en is niet gebleken dat [de vennootschap 1] daarop heeft gereageerd. Op 19 april 2016 heeft [de vennootschap 1] een stuk toegezonden dat volgens de kantonrechter onmiskenbaar wijst op een bereikte overeenkomst en waarin de door [de vennootschap 2] in haar e-mail van 3 maart 2016 gevraagde aanpassing staat vermeld. De verklaring van [medewerker van vennootschap 1] dat hij dit voorstel weer introk vanwege herfinanciering van het pand acht de kantonrechter niet aannemelijk vanwege het in ieder geval vergaand overleg over de nieuwe huurvoorwaarden en omdat de intrekking plaatsvond na 1 juni 2016, de datum waarop de huurovereenkomst kon worden opgezegd. Tot slot heeft de kantonrechter meegewogen dat [de vennootschap 2] ten tijde van het eindvonnis drieënhalf jaar de huur betaalde en huurgenot kreeg van [de vennootschap 1] , die niets ondernam om het feitelijk gebruik van het pand door [de vennootschap 2] te beëindigen.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat tussen [de vennootschap 1] als verhuurder en [de vennootschap 2] als huurder een huurovereenkomst geldt met betrekking tot het pand conform de voorwaarden zoals opgenomen in de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst [hof: in rov. 3.1.12. geciteerd]. De kantonrechter heeft verder voor recht verklaard dat op 3 februari 2016 tussen partijen is overeengekomen dat de einddatum van de huurovereenkomst is vastgesteld op 1 januari 2020 en dat met ingang van 1 april 2016 de huurprijs met
€ 1.000,00 per maand is verlaagd. De kantonrechter heeft [de vennootschap 1] veroordeeld tot terugbetaling aan [de vennootschap 2] van de vanaf 1 april 2016 tot aan de datum van het eindvonnis teveel betaalde huurpenningen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de respectievelijke betaaldata van de facturen tot aan de dag van betaling en [de vennootschap 1] veroordeeld in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep
3.3.1.[de vennootschap 1] heeft in principaal hoger beroep zeven grieven aangevoerd, geconcludeerd tot vernietiging van het tussenvonnis en het eindvonnis en gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog de vorderingen van [de vennootschap 2] afwijst en [de vennootschap 2] veroordeelt tot terugbetaling van alle reeds door [de vennootschap 1] aan [de vennootschap 2] uit hoofde van het eindvonnis betaalde gelden, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 12 oktober 2018, althans vanaf de dag van dagvaarding in hoger beroep tot aan de dag van volledige betaling en [de vennootschap 2] veroordeelt in de kosten van beide instanties met nakosten.
3.3.2.Met grief I stelt [de vennootschap 1] dat de kantonrechter bepaalde feiten ten onrechte als vaststaand heeft aangenomen en andere feiten niet in het vonnis zijn betrokken of onvoldoende zijn meegewogen. Met grief II voert [de vennootschap 1] aan dat de kantonrechter bij het oordeel dat geen sprake is van contractovername, waar zij het mee eens is, ten onrechte voorbijgegaan is aan het feit dat niet vast is komen te staan dat sprake is van een akte tot contractovername, dat [de vennootschap 1] op grond van de op de huurovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden schriftelijke toestemming had moeten geven voor contractovername die niet is gegeven en dat [de vennootschap 3] heeft erkend dat geen sprake is geweest van contractovername. De grieven III en IV richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat op 3 februari 2016 is overeengekomen dat [de vennootschap 2] de nieuwe huurder is bij de huurovereenkomst, conform de voorwaarden zoals opgenomen in de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde huurovereenkomst [hof: in rov. 3.1.12. geciteerd]. De grieven V en VI richten zich tegen het toewijzen van de vorderingen door de kantonrechter. Met grief VII betoogt [de vennootschap 1] subsidiair voor het geval sprake zou zijn van een overeengekomen huurprijsverlaging, dat deze afspraak een huurprijsverlaging inhield van € 1.000,00 inclusief BTW.
3.3.3.[de vennootschap 2] heeft in principaal hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het eindvonnis. In incidenteel hoger beroep heeft [de vennootschap 2] één grief opgeworpen die zich richt tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen contractovername heeft plaatsgevonden, geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis (naar het hof begrijpt in zoverre) en gevorderd om opnieuw rechtdoende alsnog voor recht te verklaren dat [de vennootschap 2] de huurovereenkomst d.d. 27 februari 2007 van (de rechtsvoorganger) van [de vennootschap 3] heeft overgenomen.
[de vennootschap 2] heeft zowel in principaal als in incidenteel appel gevorderd [de vennootschap 1] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties met nakosten en rente.
3.3.4.[de vennootschap 1] heeft in incidenteel beroep gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het eindvonnis en veroordeling van [de vennootschap 2] in de proceskosten met rente.