In deze zaak gaat het om de onderhandse verkoop van bedrijfsinventaris door de curator van een failliete vennootschap, Metaalbewerkingsbedrijf BV, met toestemming van de rechter-commissaris. De curator heeft de verkoop uitgevoerd na instemming van de Bank, die een pandrecht had op de inventaris, en de fiscus, die een bodemvoorrecht claimde. De appellante, Luchttechniek BV, stelt dat zij eigenaar is van de inventaris en dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld door de overeenkomst van 27 september 2005 te vernietigen op grond van artikel 42 van de Faillissementswet (Fw). Het hof oordeelt dat de curator terecht de overeenkomst heeft vernietigd, omdat de verkoop tegen een te lage prijs heeft plaatsgevonden en de eigendom niet op de juiste wijze was overgedragen. De curator heeft de inventaris verkocht via een internetveiling, waarbij de opbrengst is verdeeld tussen de Bank en de fiscus. Het hof bevestigt dat de curator niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vernietiging van de overeenkomst effect heeft gehad. De vorderingen van de appellante worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.