ECLI:NL:GHSHE:2020:1457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 april 2020
Publicatiedatum
30 april 2020
Zaaknummer
20-000993-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis in verband met coronamaatregelen

Op 30 april 2020 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte verzocht om opheffing en schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte was eerder door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor onder andere coronaspugen. Tegen deze veroordeling had de verdachte hoger beroep aangetekend. In het verzoekschrift, ingediend op 17 april 2020, werd aangevoerd dat de verdachte vreesde voor besmetting met het coronavirus in de penitentiaire inrichting. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, gehoord in raadkamer en het dossier bestudeerd.

Het hof overweegt dat de enkele vrees voor besmetting met het coronavirus onvoldoende zwaarwegend is om het persoonlijk belang van de verdachte te laten prevaleren boven het belang van de samenleving bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. De rechtbank had de veroordeling van de verdachte gebaseerd op ambtsedig opgemaakte processen-verbaal, en de beelden die door de verdediging waren ingebracht, maakten niet dat er sprake was van een evident onjuist vonnis. Het hof concludeert dat er geen ruimte is voor nader onderzoek in het kader van de voorlopige hechtenis.

Het hof wijst zowel het verzoek tot opheffing als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af. De angst van de verdachte voor besmetting is reëel, maar niet uniek voor gedetineerden. De genomen maatregelen door de overheid in de penitentiaire inrichtingen zijn ook in overweging genomen. Het hof concludeert dat de belangen van de samenleving zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de verdachte, en wijst het verzoek af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Hofnummer: 20-000993-20
Parketnummer 1e aanleg: [parketnummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien het verzoekschrift d.d. 17 april 2020 ingediend namens:
naam
[naam]
voornamen
[naam]
geboren
[datum]
wonende te
[adres]
adres
[adres]
thans gedetineerd
[detentieplaats]
strekkende tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in raadkamer van dit hof de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte door de politierechter op [datum] is veroordeeld vooronder meer coronaspugen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Tegen dat vonnis is door verdachte tijdig hoger beroep aangetekend. Door de verdediging zijn beelden in het geding gebracht waaruit zou blijken dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan coronaspugen. Het hof heeft kennis genomen van de beelden en overweegt als volgt.
De rechtbank heeft de veroordeling voor het spugen gebaseerd op twee ambtsedig opgemaakte processen-verbaal waarin wordt verklaard dat verdachte de agenten in het gezicht heeft gespuugd. Dat dit niet op de beelden te zien is wil nog niet zeggen dat het niet heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van het hof maken de beelden nog niet dat er sprake is van een evident feitelijk of juridisch onjuist vonnis. In het kader van de toetsing van de voorlopige hechtenis is er geen ruimte voor nader onderzoek, bijvoorbeeld het horen van de verbalisanten als getuigen en het confronteren van de verbalisanten met de door de verdediging overgelegde beelden. Dat is naar het oordeel van het hof voorbehouden aan de rechter die over de inhoud van de zaak zal oordelen.
Het hof zal derhalve het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Subsidiair is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat verdachte vreest in de penitentiaire inrichting besmet te raken met het coronavirus, en voorts is betoogd dat de verdachte het recht heeft zijn berechting in vrijheid af te wachten.
Het hof overweegt als volgt.
De coronacrisis waarmee onze samenleving op dit moment van doen heeft, laat het toetsingskader voor de voorlopige hechtenis onverlet. Wel zal de rechter, meer in het bijzonder wanneer daartoe expliciet verweer wordt gevoerd, nog nadrukkelijker dienen na te gaan of er redenen zijn om de voorlopige hechtenis te schorsen. Het hof zal het onderhavige verzoek tot schorsing daarom in twee etappes behandelen. Daarbij zal eerst bezien worden of zonder rekening te houden met de coronacrisis, er redenen en of mogelijkheden tot schorsing zijn. Vervolgens zal het verweer met betrekking tot corona worden besproken.
Zoals hierboven overwogen is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken en is er geen sprake van een evident feitelijk of juridisch onjuist vonnis. Dat vonnis is bovendien door een daartoe bevoegde rechter gegeven. Daarmee komt de vrijheidsbeneming te rusten op artikel 5 lid 1 sub a van het EVRM. Dat betekent onder meer dat de verdachte niet langer het recht heeft om zijn berechting in vrijheid af te wachten nu die berechting inmiddels heeft plaatsgevonden. Dat die veroordeling nog niet in kracht van gewijsde is gegaan maakt dat niet anders. Alsdan is schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel nog slechts aan de orde wanneer er sprake is van bijzondere zwaarwichtige, de persoon van de verdachte betreffende omstandigheden op grond waarvan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis dient te wijken voor het persoonlijk belang van de verdachte. Dergelijke omstandigheden zijn niet aangevoerd, noch is het hof anderszins van het bestaan ervan gebleken.
Verdachte heeft voorts aangevoerd bevreesd te zijn in de penitentiaire inrichting besmet te raken met het coronavirus. Het hof realiseert zich dat deze angst reëel is maar tegelijkertijd is dit niet een voor gedetineerden unieke situatie nu die angst in de gehele samenleving door eenieder in meer of mindere mate gevoeld wordt. Het hof heeft voorts kennis genomen van de maatregelen die door de overheid ook in penitentiaire inrichtingen genomen zijn. Naar het oordeel van het hof is hetgeen door en namens verdachte in dit verband naar voren is gebracht onvoldoende zwaarwegend om het persoonlijk belang van de verdachte zwaarder te doen wegen dan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE

Wijst af het ingediende verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 30 april 2020
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. M.E.F.H. van Erve en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. S.J.H. van Beekveld, griffier.
Fiat betekening en tenuitvoerlegging:
's-Hertogenbosch,
De advocaat-generaal,
Gezien d.d.
De directeur van