In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], is verleend. De moeder verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en de kinderen bij haar te laten verblijven, dan wel het co-ouderschap te laten herleven. De kinderen zijn sinds 25 september 2019 onder toezicht gesteld en verblijven in een gezinshuis van Xonar. De rechtbank had eerder al zorgen geuit over de opvoedsituatie bij beide ouders, wat leidde tot de uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2020 zijn de moeder, de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling en de vader gehoord. De raad adviseert om de huidige situatie te handhaven, terwijl de moeder pleit voor een terugplaatsing van de kinderen. Het hof overweegt dat de noodzaak tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig is, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de situatie tussen de ouders. Het hof besluit uiteindelijk om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De ouders moeten de tijd krijgen om samen te werken aan een stabilisatie van de situatie voor de kinderen.