In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap [appellante] tegen de besloten vennootschap [geïntimeerde], die mede handelt onder de naam Innovation Connect. De vordering betreft betaling van vier onbetaald gebleven facturen, die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht van 14 september 2011. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. Het hof dient te beoordelen of partijen elkaars contractspartij zijn en of de vordering terecht is toegewezen.
Het hof oordeelt dat de vordering door juridische fusie is overgegaan op [geïntimeerde]. [appellante] betwist dat zij contractspartij is, maar het hof concludeert dat [appellante] wel degelijk partij is bij de overeenkomst. De grieven van [appellante] worden verworpen, waarbij het hof oordeelt dat de facturen zijn gebaseerd op daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en dat [appellante] niet heeft aangetoond dat er een afspraak was gemaakt om de facturen als niet verzonden te beschouwen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 28 april 2020.