Het hof overweegt dat voor de bewijswaardering vooral de getuigenverklaringen van [geïntimeerde] en [appellant] van belang zijn. Hun getuigenissen bevatten echter vooral oprecht ogende mededelingen en conclusies, maar nauwelijks of geen door hen zelf nog concreet herinnerde feiten daaromtrent. Zo verklaart [geïntimeerde] als getuige:
“
Het is alweer een tijdje geleden (…) Ik weet niet meer in welke ruimte we toen hebben gezeten (…) Ik neem aan dat we mijn versie van de schriftelijke huurovereenkomst toen hebben ondertekend, maar ik weet dat niet zeker meer. Ik herinner me ook niet meer of we toen wel of geen tweede versie daarvan hebben ondertekend. Achteraf vind ik het logisch als we dat wel gedaan hebben, maar ik herinner het me niet meer.
Als we mijn versie van het huurcontract hebben ondertekend, dan had ik het thuis al doorgelezen en zal ik voor de ondertekening niet veel tijd meer nodig hebben gehad om het door te nemen. Als ik een door [appellant] aangereikte versie mocht hebben ondertekend, dan zal ik de tijd genomen hebben om de belangrijkste passages even door te nemen; daarbij zal ik er dan van zijn uitgegaan dat het dezelfde versie was die mij vooraf was toegestuurd. Ik kan me dat niet meer herinneren, maar zo ben ik namelijk wel. Mijn meest logische redenering is dat ik het schriftelijke huurcontract vooraf in tweevoud zal hebben gekregen. (…) Toen ik bij [appellant] thuis het huurcontract heb ondertekend zullen we een sociaal praatje hebben gemaakt, ik herinner me niet meer waarover: het is al heel lang geleden (…)
Ik herinner me niet meer wat er toen precies is gebeurd, maar in mijn redenatie zal ik niet hebben ondertekend omdat die bijlagen er niet bij zaten en ik ze niet gezien heb tijdens de ondertekening. Ik neem aan dat we daarover toen nog wel hebben gesproken, maar ook dat herinner ik me niet echt meer. (…)
Ik weet niet meer hoe lang te voren mij het schriftelijke huurcontract is toegezonden (…)”
[appellant] getuigt:
“
(…) Ik herinner me niet meer het moment waarop het huurcontract uiteindelijk werd ondertekend. Ik weet ook niet meer waar we het hebben ondertekend, maar ik denk dat het bij mij thuis was. Het ondertekende huurcontract is opgesteld aan de hand van een eerder gemaakt concept dat de hier aanwezige [geïntimeerde] handgeschreven had ingevuld. Het is in ieder geval niet mijn handschrift dat staat op de conceptversie die ik hier bij mij heb. (…) Ik weet niet meer hoe dat precies feitelijk in zijn werk is gegaan, maar ik zal dat concept ter invulling aan [geïntimeerde] hebben meegegeven of samen met hem hebben besproken toen hij het zelf invulde. In ieder geval is het uiteindelijke contract aan de hand van dit door hem ingevulde concept opgemaakt.
(…)
Als mij wordt voorgehouden dat op pagina 4 van het huurcontract een afzonderlijke handtekening voor het ontvangst van de bijlagen ontbreekt, dan zeg ik dat [geïntimeerde] dat over het hoofd zal hebben gezien. Ik herinner me niet meer dat we afzonderlijk over die bijlagen hebben gesproken, maar ze zaten er gewoon bij.
(…) Ik weet niet meer wie voor mij destijds het uiteindelijk ondertekende huurcontract heeft ingevuld en opgemaakt. Ik werk met verschillende beëdigde makelaars. (…)
Ik weet niet meer of het contract zoals dat uiteindelijk is ondertekend, op voorhand ook al aan [geïntimeerde] was toegestuurd. Het is al te lang geleden.
Als mij wordt gevraagd of er een tekening van het gehuurde en een proces-verbaal van oplevering bij het huurcontract was gevoegd, omdat die ook daaronder staat vermeld, dan zeg ik dat ik dat niet meer weet. Dat kan best zijn, maar ik weet het gewoon niet meer. Bij nader inzien zeg ik: ik weet zeker dat die er niet bij zaten. [geïntimeerde] heeft die misschien naderhand wel gehad, omdat hij veel heeft verbouwd. (…).”
Blijkens hun getuigenverklaringen kunnen allebei de getuigen zich eigenlijk geen relevante feiten uit die periode (in of omstreeks juli 2005) meer voor de geest halen althans concreet herinneren. Dat zij daarover niet meer uit eigen waarneming blijken te kunnen verklaren, valt de getuigen vanwege de sindsdien verstreken tijd niet te verwijten. Maar het heeft wel tot gevolg dat de voorshands bewezen geachte terhandstelling van de algemene bepalingen voor of bij het sluiten van de huurovereenkomst niet is ontzenuwd, zodat [geïntimeerde] het tegenbewijs niet heeft geleverd.