Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 20 juni 2017 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2017;
- het proces-verbaal van voortzetting comparitie van 23 oktober 2017;
- de memorie van grieven met producties 2 t/m 7;
- de memorie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijke vordering ex artikel 843a Rv, met producties 1 t/m 3;
- het pleidooi, waarbij mr. Kleeven een pleitnotitie heeft overgelegd;
- de bij H-formulier van 6 juni 2019 door mr. Kleeven toegezonden producties 8 en 9, die zij bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
aantekeningen van de griffier van de zitting van 19 juli 2016” zich niet in het dossier bevinden en partijen desgevraagd hebben verklaard daar evenmin over te beschikken.
6.De beoordeling
Kalvermesterij [kalvermesterij]”. [erflater] zal hierna worden aangeduid als [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] .
Mts [de nieuwe maatschap]” en deze gesommeerd om het bedrag van de opgelegde boete aan [appellant] te betalen (vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten).
Mts [de nieuwe maatschap] t.a.v. mevrouw [echtgenote van de erflater]”. Een derde sommatie werd op 29 oktober 2015 gezonden aan “
Maatschap Kalvermesterij [kalvermesterij]”.
voorshands van oordeel zou zijn dat [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] door [appellant] aan te spreken zou zijn voor de aan [appellant] opgelegde heffing”, het hof zal bepalen dat [appellant] de door hem ingevulde informatie graasdieren 2009, het formulier “meer informatie kunstmest 2009”, de mestboekhouding 2009 en de Gecombineerde Opgave 2009 in het geding zal brengen.
(..) Gedaagden[hebben]
zich op het standpunt gesteld dat gedaagden sub 1, 2 en 3 ten onrechte zijn gedagvaard.
Daartoe hebben zij aangevoerd dat de mestafzetovereenkomst van 1 oktober 2006 tussen eiser en [erflater] namens de maatschap [de oude maatschap] is gesloten. Gedaagden sub 1, 2 en 3 maakten echter op 1 oktober 2006 geen deel uit van deze maatschap. Ter zitting heeft eiser de juistheid van dat verweer erkend (..)”. Tegen deze overweging is geen grief aangevoerd.
de maatschap” lezen: [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] c.q. zijn erven.
Mts [de nieuwe maatschap]”) hebben opgevat en nog steeds opvatten als een aan alle erven gerichte aansprakelijkheidsstelling in dit verband. Deze brief luidde (voor zover thans van belang)
mevrouw [echtgenote van de erflater]” was gericht) blijkt voldoende duidelijk dat [appellant] zich jegens “mevrouw [echtgenote van de erflater] ” (waaronder de overige erven [de erven] zich in het kader van deze procedure dus ook hebben geschaard) het recht voorbehoudt om alsnog nakoming/schadevergoeding te vorderen, en dat zij ermee rekening moet houden dat zij de beschikking houdt over gegevens en bewijsmateriaal, zodat zij zich tegen een door [appellant] mogelijk in te stellen vordering behoorlijk kan verweren. Uit hun stellingen in de procedure blijkt dat de erven [de erven] deze brief ook als zodanig hebben opgevat en zij ook wisten om welke kwestie en welke vordering het ging.
De mestleverancier dierlijke mest mag leveren op alle gronden welke bij het bedrijf van mestafnemer in gebruik zijn”) en artikel 4 onder a van de overeenkomst (“
De geleverde mest mag in enig kalenderjaar niet de wettelijke normen, thans zijnde 170 kg stikstof per hectare en 85 kg fosfaat per hectare, overschrijden.”).
wistdat [appellant] deze eigen mestsoorten gebruikte op zijn land, en dus, zo begrijpt het hof, had [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] daar rekening mee moeten houden, ook omdat [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] beschouwd kan worden als een professioneel mestverspreider.
7.De uitspraak
[appellant]toe tot het bewijs van zijn stelling dat hij in april 2009 met (wijlen) [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] heeft afgesproken dat de boete die mogelijk aan [appellant] zou worden opgelegd vanwege de overschrijding van de toegestane gebruiksnormen over 2009 aldus zou worden verdeeld, dat het deel van de boete voor zover dat betrekking had op leveranties ná 13 april 2009 voor zijn - [appellant] ’s - rekening zou komen, en het deel van de boete dat zag op leveranties vóór 13 april 2009 voor rekening van [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] zou komen;
de erven [de erven]toe tot het bewijs van hun stelling dat [appellant] niet heeft voldaan aan zijn verplichting tot informatie aan [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] omtrent de hoeveelheid hectaren grond dat in 2009 beschikbaar zou zijn voor bemesting door [in leven maat 1 van de nieuwe maatschap] ;