6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellante] heeft van [geïntimeerde 1] de woning aan het [adres] te [woonplaats] gehuurd tegen een huurprijs van € 753,75 per maand ten tijde van de dagvaarding in eerste aanleg.
Bij brief van haar gemachtigde van 16 juni 2016 heeft [appellante] [geïntimeerde 1] aangeschreven over gebreken aan het gehuurde in de vorm van onvoldoende onderhoud aan de buitenzijde van de woning. Hierdoor was, aldus [appellante] , sprake van een ernstige mate van schimmelvorming in de woning. Gelet op de schimmelvorming heeft [appellante] voorgesteld de huur voor de woning met ingang van 1 juli 2016 te verlagen tot € 290,= en de servicekosten vast te stellen op € 50,= tot het moment waarop de gebreken die tot de schimmelvorming hebben geleid zullen zijn verholpen.
[geïntimeerde 1] heeft betwist dat sprake zou zijn van gebreken aan het gehuurde en heeft niet ingestemd met een huurverlaging.
Gedagtekend op 29 juni 2016 is een rapport opgemaakt door ir. [expert] van [Vastgoed] Vastgoed naar aanleiding van een onderzoek naar vochtproblemen in de gehuurde woning.
Met ingang van 1 juli 2016 is [appellante] daadwerkelijk minder huur gaan betalen: gedurende 13 maanden heeft zij € 360,= per maand minder betaald dan overeengekomen.
Op 24 januari 2018 heeft in de woning een onderzoek plaatsgevonden door bouwkundig expert [bouwkundig expert] die naar aanleiding hiervan bij brief van 22 februari 2018 zijn bevindingen heeft gerapporteerd.
Op 26 maart 2018 heeft ir. [expert] de kruipruimte onder de woning visueel geïnspecteerd. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een rapport van 30 maart 2018.
Bij brief van 13 april 2018 heeft [de vof] V.O.F., handelend onder de naam Vochtwering Totaal, een offerte aan [appellante] doen toekomen met betrekking tot een voorgestelde oplossing voor een probleem van optrekkend vocht.
Op 17 oktober 2018 is in opdracht van [appellante] een onderzoek in de woning verricht door [deskundige aan de zijde van appellante] van [Keuring & Advies] Keuring & Advies B.V., waarvan het resultaat is neergelegd in een op 31 oktober 2018 gedateerd rapport.
De huurovereenkomst is met wederzijdse instemming beëindigd per 31 december 2018 en [appellante] heeft de woning ontruimd en opgeleverd.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellante] – zakelijk weergegeven – een vermindering van de huurprijs met een bedrag van € 301,50 vanaf 1 juli 2016 en veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van het geding.
6.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De gehuurde woning vertoont gebreken die [geïntimeerde 1] , als verhuurder, op grond van het bepaalde in artikel 7:206 BW moet herstellen. Meer in het bijzonder bestaan de gebreken volgens [appellante] uit:
schimmelvorming op zolder;
schimmelvorming in de keuken;
schimmelvorming bij de tuindeuren;
verzakking van de vloer in de woonkamer op de begane grond;
lekkage van het voorraam van de woonkamer op de begane grond;
een verstoorde vochtbalans in de gehele woning.
Door deze gebreken wordt het huurgenot verminderd. Om die reden maakt [appellante] aanspraak op een evenredige vermindering van de huurprijs op de voet van artikel 7:207 lid 1 BW.
6.2.3.[geïntimeerde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In een tussenvonnis van 24 augustus 2017 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018. Een daarvan opgemaakt proces-verbaal bevindt zich bij de processtukken.
6.2.5.Nadat nog een aktewisseling had plaatsgevonden, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 9 augustus 2018 de vorderingen van [appellante] afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter – zakelijk weergegeven – overwogen dat geen feiten of omstandigheden waren gesteld of gebleken op grond waarvan kon worden aangenomen dat het gehuurde gebreken vertoonde op grond waarvan sprake is van dusdanig verminderd huurgenot dat er recht bestaat op een evenredige verlaging van de huur en die voor rekening van [geïntimeerde 1] hersteld moesten worden. Om die reden was de kantonrechter van oordeel dat ook geen grond was gebleken voor de verlangde huurvermindering.