ECLI:NL:GHSHE:2020:1420

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
20-000715-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal van sloep en trailer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal. De verdachte, geboren in 1959, heeft in de periode van 12 tot en met 13 december 2014 samen met een medeverdachte een sloep en een trailer gestolen uit een loods in Nederland. Het gerechtshof heeft het hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid van het EVRM is geschonden, wat heeft geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk passend zou zijn geweest.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000715-17
Uitspraak : 19 maart 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 februari 2017 in de strafzaak met parketnummer
01-993390-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en in zoverre opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken .
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair zich op het standpunt gesteld dat dient te worden volstaan met oplegging van een taakstraf eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december 2014 te [adres 2] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een loods [adres 2] ) heeft weggenomen een sloep (merk Polar) en/of een trailer (merk Freewheel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, hebbende hij en/of zijn mededader(s) een
cilinderslot en/of een overheaddeur van voornoemde loods geforceerd en/of vernield;
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een tijdstip in de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december 2014 te [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods ( [adres 2] ) heeft weggenomen een sloep (merk Polar) en een trailer (merk Freewheel), toebehorende aan [benadeelde] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, hebbende zijn mededader een cilinderslot vernield.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de aan hem tenlastegelegde diefstal van een sloep in [adres 2] dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte volgens zijn eigen verklaring in de periode van 12 december 2014 tot en met 13 december 2014 niet in [adres 2] is geweest, hij medeverdachte [medeverdachte] pas in Purmerend heeft getroffen en hij hem aldaar heeft geholpen met het vervoeren van de sloep. Volgens de verdediging blijkt – kort gezegd – ook uit de mastgegevens van de telefoon van verdachte dat hij in de tenlastegelegde periode niet in [adres 2] is geweest. Het dossier bevat ook verder geen bewijs, dat ondersteuning biedt aan de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij samen met verdachte in genoemde periode in [adres 2] de in de tenlastelegging bedoelde sloep heeft gestolen.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Allereerst overweegt het hof dat de omstandigheid dat in het onderzoek naar de historische gegevens van de gsm-nummers in gebruik bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet blijkt dat verdachtes telefoon gedurende de zaterdagochtend van 13 december 2014 aanstraalt bij een telefoonmast
in[adres 2] , niet uitsluit dat verdachte op dat moment in [adres 2] is geweest. Een telefoon kan immers uitgezet worden. Van belang is dat de telefoon van de verdachte zich in de ochtend van 13 december 2014 om 8:59:31 uur wel bevindt in de omgeving van [adres 2] en in de nabijheid van [medeverdachte] , want de telefoon van de verdachte straalt een zendmast in Emmeloord aan, terwijl de telefoon van [medeverdachte] 3 seconden eerder én 7 seconde later eveneens een zendmast in Emmeloord aanstraalt.
Bovendien heeft verdachte desgevraagd zelf tegenover de politie verklaard dat hij in de nacht van 12 op 13 december 2014 wel in de buurt van [adres 2] was (dossierpagina 83) .
Voorts overweegt het hof dat het procesdossier geen enkele aanleiding geeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de – door bovenstaande telefoongegevens ondersteunde - verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] omtrent de toedracht van het stelen van de sloep. Het hof wijst erop dat medeverdachte [medeverdachte] niet alleen belastend en gedetailleerd heeft verklaard over verdachtes betrokkenheid, maar dat hij ook zijn eigen betrokkenheid bij het stelen van de sloep heeft bekend en hij hierbij beschrijft dat hijzelf de grootste rol had. Ten overvloede overweegt het hof daarbij dat in vereniging plegen voor [medeverdachte] een strafverzwarende omstandigheid oplevert.
Het hof verwerpt het verweer.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het op het feit gestelde strafmaximum en de straffen die gewoonlijk voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin onderhavige diefstal heeft geleid tot schade en ergernis bij aangever;
  • de omstandigheid dat verdachte de laakbaarheid van zijn handelen niet heeft ingezien.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds meer dan twintig keer eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het herhaald plegen van diefstal niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep geschonden. Zonder deze schendingen van de redelijke termijn zou – alle omstandigheden in aanmerking genomen – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken passend zijn geweest.
Nu evenwel de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 19 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J. Grapperhaus, mr. E.E. van der Bijl en mr. A.R. Veldt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.