De curator heeft in zijn faxbericht van 7 april 2020 het volgende geschreven.
De vordering van de faillissementsaanvrager van [VOF] en haar vennoten is in het kader van het ingediende verzet van [vennoot 2] integraal voldaan. Op de crediteurenlijst staan twee betwiste vorderingen, te weten die van [cediteur 1] ten bedrage van € 1.895,56 en [cediteur 2] ten bedrage van € 1.783,92. Beide vorderingen worden – aldus de curator - op goede gronden betwist.
[vennoot 1] heeft met instemming van de rechter-commissaris vanaf datum faillissement doorgewerkt. Op dit moment staat aan facturen open € 16.345,49. Aan debiteuren is
ontvangen € 4.016,24. Deze hebben deels betrekking op datum voor faillissement. Op dit moment staat open aan debiteuren € 12.329,25. Zeker voor wat betreft de debiteuren na datum faillissement, die thans pro resto € 8.103,85 belopen, hebben de incassomogelijkheden een goede kans van slagen. Tot op heden is in totaal € 4.647,93 gegeneerd. De boedelkosten bedroegen € 125,16 zodat thans sprake is van een saldo op de boedelrekening van € 4.522,77.
Er is voorts sprake van verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst inzake de winkel. Op dit moment is geen sprake van een achterstand inzake huurverplichtingen. De verhuurder heeft aangegeven in mei 2020 huur in rekening te zullen brengen. De winkel omvat ook inventaris en voorraad. De prijzen op de inventarislijst zijn verkoopprijzen. De executiewaarde zal daar natuurlijk fors onderliggen. Desalniettemin hebben voorraad en inventaris natuurlijk wel een zekere waarde.
Voor wat betreft [vennoot 1] kan aanvullend worden opgemerkt dat sprake is van een lening
bij ABN AMRO Bank. Daarnaast is sprake van een hypothecaire vordering van Aegon.
Er is geen sprake van achterstand. Aegon eist de lening nog niet op in verband met de
uitkomst van het hoger beroep.
De curator heeft betrokkenen aangegeven dat hij bij vernietiging van de faillissement van [VOF] en [vennoot 1] bereid is voor wat betreft het faillissement van [vennoot 1] af te zien van salaris en inzake het faillissement van [VOF] V.O.F. salaris te matigen tot 54,5 uur. Dat leidt tot een totaal aan salaris curator van € 19.096,80 (excl. BTW) en verschotten ad € 763,87 (excl. BTW). Totaal derhalve € 24.031,41incl. BTW .
De curator heeft voorts begrepen van de advocaat van gefailleerden dat een derde
€ 30.000,00 ter beschikking heeft gesteld in het kader van het realiseren van een regeling en betaling van crediteuren. Daarenboven is dus sprake van een saldo op de faillissementsrekening van € 4.522,77.
Uit de bewijsstukken die de advocaat van gefailleerden heeft overgelegd blijkt dat de crediteuren die vorderingen hebben ingediend, en zelfs nog crediteuren die geen vordering ter verificatie hebben ingediend, inmiddels uit het hem ter beschikking gestelde budget zijn voldaan, dan wel dat regelingen met die crediteuren zijn getroffen zodanig dat hun vorderingen niet opeisbaar zijn. De regelingen kunnen ook redelijkerwijze worden nagekomen. [vennoot 1] moet als zelfstandige in staat worden geacht om en nabij € 6.000,00 bruto als inkomsten te genereren. Daarnaast is zijn echtgenote in loondienst en genereert daaruit een netto inkomen van € 2.294,94. Het hoger beroep tegen het faillissementsvonnis van [VOF] en [vennoot 1] kan dus gegrond worden verklaard, althans de curator refereert zich in dat kader aan het oordeel van het gerechtshof. Bij vernietiging van het faillissementsvonnis verzoekt de curator salaris en verschotten curator in het faillissement van [vennoot 1] op nihil te plaatsen en salaris en verschotten curator in het faillissement van [VOF] te bepalen op € 19.096,80 (excl. BTW) resp. € 763,87 (excl. BTW), derhalve € 24.031,41 totaal) incl. BTW.