In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 25 februari 2019. De man, die onbekend is in zijn woon- en verblijfplaats, is appellant in principaal appel en verweerder in incidenteel appel. De vrouw, wonende te [woonplaats], is verweerster in principaal appel en appellante in incidenteel appel. De zaak draait om hun minderjarige kind, geboren in 2006, en de vraag van gezag, omgang en kinderalimentatie. De man verzoekt om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling, terwijl de vrouw verzoekt om de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2020 is de vrouw gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. R.R.F.J. Palmen. De man is niet verschenen, en zijn advocaat heeft zich onttrokken aan de zaak. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat zij heeft gedaan. De rechtbank had eerder de man het recht op omgang ontzegd voor de duur van een jaar en bepaald dat hij kinderalimentatie moest betalen.
Het hof overweegt dat er een diep wantrouwen bestaat tussen de ouders, wat communicatie bemoeilijkt. De man stelt dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, maar het hof is van oordeel dat dit risico wel degelijk aanwezig is. De vrouw voert aan dat de huidige situatie stabiliteit biedt voor de minderjarige. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank om de omgang te ontzeggen en bevestigt de alimentatieverplichting. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.