3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2019 is Adede veroordeeld om ten gunste van [geïntimeerde] vanaf oktober 2018 een bedrag van € 4.000,-- bruto per maand aan loon te voldoen, voor zover dit loon nog niet aan [geïntimeerde] is betaald. Daarnaast is Adede veroordeeld tot betaling van € 1.000,-- aan wettelijke verhoging, tot het verstrekken van salarisspecificaties over de maanden oktober 2018 tot en met januari 2019 op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag of dagdeel, en Adede is veroordeeld in de proceskosten.
Bij beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 juli 2019 is aan [geïntimeerde] verlof verleend voor het leggen van Europees bankbeslag op grond van Verordening (EU) nr. 655/2014 (hierna: de Verordening) ten laste van Adede, op een drietal door Adede aangehouden bankrekeningen in België, met begroting van de vordering van [geïntimeerde] op € 42.228,22.
Adede is tegen het vonnis van de kantonrechter van 6 februari 2019 in hoger beroep gegaan. Bij arrest van 6 augustus 2019 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de hoger beroepsprocedure. Het gerechtshof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft de veroordeling van Adede om aan [geïntimeerde] vanaf oktober 2018 € 4.000,-- aan loon per maand te voldoen, en heeft, opnieuw rechtdoende, Adede veroordeeld tot betaling aan loon aan [geïntimeerde] ter hoogte van 70% van € 4.000,-- bruto per maand vanaf oktober 2018 tot het moment dat rechtsgeldig een einde aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen komt of is gekomen, voor zover dit loon nog niet aan [geïntimeerde] is betaald. Deze veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het gerechtshof heeft het vonnis van de kantonrechter voor het overige bekrachtigd.
Op 22 augustus 2019 heeft de deurwaarder ten laste van Adede bewarend derdenbeslag gelegd onder KBC Bank N.V., BNP Paribas Fortis en onder ING Belgium N.V., allen te [plaats] . Blijkens de door de banken afgelegde verklaring ingevolge artikel 25 van de Verordening is onder elke bank beslag gelegd tot een bedrag van € 42.228,22.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft Adede gevorderd om:
primair
1. het bevel in te trekken
2. ( [geïntimeerde] te gebieden) de tenuitvoerlegging van het bevel te beëindigen op straffe van verbeurte van een dwangsom
3. de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van 6 februari 2019 te staken en gestaakt te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom
subsidiair
1. het bevel te wijzigen en wel zo dat het bedrag waarop conservatoir beslag is gelegd op nihil wordt gesteld, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag dat lager is dan € 42.228,82 en [geïntimeerde] te gebieden de beslagen voor wat betreft het surplus op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom
2. te gelasten dat het bedrag waarvoor de beslagen mogelijk blijven gelden door [geïntimeerde] wordt vrijgegeven zodra Adede ten genoege van de rechtbank respectievelijk gedaagde deugdelijke zekerheid stelt.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Adede, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan de voorwaarden en vereisten voor de uitvaardiging van het bevel.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het vonnis van 16 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter als volgt beslist:
- het Europees bevel tot conservatoir beslag dat op 23 juli 2019 op verzoek van [geïntimeerde] is verleend, wordt gewijzigd in die zin dat het bevel uitsluitend ziet op de beslaglegging onder de KBC Bank N.V. te [plaats] , en dat het bedrag waarop het conservatoir beslag moet worden gelegd wordt beperkt tot € 29.560,00;
- vrijgave wordt gelast van:
a. een bedrag van € 42.228,82 waarop onder BNP Paribas Fortis te [plaats] ten laste van Adede beslag is gelegd;
b. een bedrag van € 42.228,.82 waarop onder ING Belgium N.V. te [plaats] ten laste van Adede beslag is gelegd;
c. een bedrag van € 12.668,82 waarop onder KBC Bank N.V. te [plaats] ten laste van Adede beslag is gelegd.
De voorzieningenrechter heeft de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gelast om de wijzigingen en de daaruit voortvloeiende vrijgaven van de bedragen onverwijld ter kennis te brengen van de bevoegde instantie in [plaats] door middel van het aan het vonnis gehechte modelformulier.
Voorts is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van Adede en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.