3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Met ingang van 11 februari 2010 verhuurt Woonbedrijf aan [geïntimeerde] de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna te noemen: het gehuurde);
b. Op die huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte d.d. 1 november 2004 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Hierin is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
“Bescherming woonklimaat
6.7.1
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast, hinder of schade wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde en/of de directe woonomgeving of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
6.7.2
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in de directe omgeving die tot het gehuurde behoort, hennep te kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als hennepkwekerij. (…) Het handelen in strijd met dit verbod is dermate ernstig dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde op de kortst mogelijke termijn rechtvaardigt.
6.7.3
Het is huurder evenmin toegestaan om qat, soft drugs, harddrugs of andere van overheidswege verboden middelen te verhandelen te produceren of in groepsverband te gebruiken of te laten gebruiken in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in de directe omgeving van het gehuurde. Het is huurder bekend dat het handelen in strijd met voormelde gepaard kan gaan met overlast zoals vervuiling, vandalisme etc. Het handelen in strijd met dit verbod is dermate ernstig dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde op de kortst mogelijke termijn rechtvaardigt.”
c. Op 27 juni 2017 vond er in verband met een opsporingsonderzoek een inval plaats in het gehuurde. Naar aanleiding van deze inval heeft de politie op 28 augustus 2017 een rapport opgesteld. Dit rapport is op 22 december 2017 door de politie nader aangevuld. Uit deze rapporten blijkt dat verschillende goederen in beslag zijn genomen waaronder cachetjes met wit poeder, gripzakjes met henneptoppen, patronen, een vuurwapen met zes patronen en andere drugsgerelateerde zaken waaronder een doorzichtig bakje met henneptoppen, een grinder voor het vermalen van henneptoppen, twee weegschalen, 115 lege gripzakjes en vier hennepplanten in de tuin. In totaal is 20,6 gram cocaïne en 198,7 gram hennep in het gehuurde aangetroffen. Niet duidelijk is wat exact de bruto of netto hoeveelheid betreft. De politie beschouwt dit als een handelshoeveelheid.
d. Hierop werden [geïntimeerde] en haar partner [partner van geintimeerde] (hierna: [partner van geintimeerde] ) aangehouden.
e. Woonbedrijf heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om de huur van het gehuurde vrijwillig op te zeggen, maar hiertoe was [geïntimeerde] niet bereid. Woonbedrijf heeft daarop [geïntimeerde] in rechte betrokken.
f. [partner van geintimeerde] is blijkens het strafvonnis van 24 oktober 2017 van de rechtbank Oost-Brabant strafrechtelijk veroordeeld voor:
1. het in de periode van 1 maart 2017 tot en met 27 juni 2017, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, hennep en hasjiesj;
2. het op 27 juni 2017, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 12,5 gram cocaïne en meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj;
3. het op 27 juni 2017 voorhanden hebben van een vuurwapen alsmede in totaal 21 patronen.
g. [geïntimeerde] is blijkens het strafvonnis van 4 april 2019 van de rechtbank Oost-Brabant strafrechtelijk veroordeeld voor:
1. het in de periode van 20 mei 2017 tot en met 27 juni 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van hennep;
2. het op 27 juni 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennep.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Woonbedrijf, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen Woonbedrijf en [geïntimeerde] te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Woonbedrijf, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat sprake is van ernstige tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen op basis van de wet en de huurovereenkomst. [geïntimeerde] heeft zich - gelet op de bevindingen van de politie - niet als een goed huurder gedragen en is tevens op grond van artikel 7:219 BW verantwoordelijk voor de gedragingen van [partner van geintimeerde] .
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter overwogen dat het vanuit maatschappelijk en moreel oogpunt kwalijk is dat [geïntimeerde] de ruime aanwezigheid van drugs en zaken die daarmee in verband staan en de aanwezigheid van een vuurwapen met munitie in haar woning heeft toegestaan of niet verhinderd. Woonbedrijf mag zich de aangevoerde feiten en omstandigheden alleen aantrekken als zij enigerlei nadeel daarvan zou ondervinden in haar belang als verhuurder. Volgens de kantonrechter is dit niet het geval, nu Woonbedrijf haar vordering louter heeft gebaseerd op de kans van ongunstige invloed op de leefbaarheid, veiligheid en gezondheid en niets heeft gesteld wat die kansen aannemelijk maakt.
Op grond daarvan heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonbedrijf afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.