ECLI:NL:GHSHE:2020:1368

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
200.241.002_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tuinonderhoudsovereenkomst en vertegenwoordiging met schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die werkzaam was voor Gezond Groen B.V., tegen een vonnis van de kantonrechter. De zaak betreft een tuinonderhoudsovereenkomst die [appellant] heeft gesloten met [de klant] en de vraag of hij binnen zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de vordering van Gezond Groen tegen [appellant] toegewezen, waarbij [appellant] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.667,28, vermeerderd met wettelijke rente. In hoger beroep heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis. Gezond Groen heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst met Gezond Groen. Het hof oordeelt dat [appellant] zonder overleg met Gezond Groen een prijsafspraak heeft gemaakt met [de klant], wat ongeoorloofd was. De schade die Gezond Groen heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming is door het hof begroot op € 14.667,28. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.241.002/02
arrest van 21 april 2020
in de zaak van
[appellant],
wonende te Landgraaf,
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. F.H.I. Hundscheid te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
tegen
Gezond Groen B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. E.H.J. van der Heijden te Maastricht,
als vervolg op het tussenarrest van dit hof van 31 juli 2018 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer/rolnummer 6495254 \ CV EXPL 17-8687 tussen partijen gewezen vonnis van 21 maart 2018.

5.Het verdere verloop van het geding

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 31 juli 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 31 oktober 2018;
- de memorie van grieven in principaal appel;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, tevens houdende voorwaardelijke eiswijziging;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel (“reconventie”).
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij tussenarrest van heeft het hof een comparitie gelast. De comparitie heeft niet geleid tot een minnelijke regeling.
6.2.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
[appellant] is van 15 maart 2016 tot en met 31 december 2016 werkzaam geweest voor Gezond Groen in het kader van ‘sociale activering’ door het UWV.
In de periode september 2016 tot en met december 2016 heeft [appellant] werkzaamheden verricht voor een gedeeltelijke tuinrenovatie en schilderwerk aan de buitenzijde van het huis van een klant, [de klant] (hierna: [de klant] ).
[de klant] heeft – na bijstelling van de kosten door [appellant] en nader overeengekomen extra werkzaamheden – uiteindelijk contant een bedrag aan [appellant] betaald. [appellant] heeft daarvan € 4.000,00 aan Gezond Groen afgedragen.
Gezond Groen heeft deze werkzaamheden voor € 18.667,28 op basis van nacalculatie gefactureerd aan [de klant] .
6.3.
Gezond Groen heeft [de klant] en [appellant] in rechte betrokken.
6.4.
Gezond Groen heeft in eerste aanleg gevorderd, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de klant] dan wel [appellant] te veroordelen, des dat de een betalende, de ander zal zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Gezond Groen te betalen:
“primair:
- € 14.667,28 (inclusief BTW), te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 februari 2017, dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
- een in goede justitie nader te bepalen bedrag in het kader van de redelijkheid en billijkheid;
primair en subsidiair:€ 921,67 aan buitengerechtelijke kosten;de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van Gezond Groen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat gedaagden in verzuim zijn deze (proces)kosten te voldoen, alsmede de nakosten.”
Gezond Groen heeft hiertoe aangevoerd dat – door tussenkomst van [appellant] als (onmiddellijk) vertegenwoordiger – een aannemingsovereenkomst op basis van nacalculatie tot stand is gekomen tussen Gezond Groen en [de klant] . De vordering op [appellant] is “primair” gegrond op nakoming van de afspraken tussen Gezond Groen en [appellant] . “Subsidiair” is de grondslag van de vordering jegens [appellant] gelegen in vervangende schadevergoeding op basis van wanprestatie, waarbij de toerekenbare tekortkoming is gelegen in overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid door [appellant] . Het gaat bij deze grondslagen, naar het hof begrijpt, om nevengeschikte vorderingen: Gezond Groen vordert afdracht van ontvangen bedragen (nakoming) en vergoeding van schade (schadevergoeding), met dien verstande dat het bedrag van de gevorderde afdracht is inbegrepen in het bedrag van de gevorderde schadevergoeding.
6.5.
[de klant] en [appellant] hebben in eerste aanleg verweer gevoerd. [appellant] heeft aangevoerd dat hij namens Gezond Groen een overeenkomst heeft gesloten met [de klant] en dat hij de vaste prijsafspraak met Gezond Groen heeft afgestemd. Dit betekent dat hij niet buiten zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid is getreden, aldus [appellant] .
6.6.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vordering tegen [de klant] afgewezen. De kantonrechter heeft de vordering tegen [appellant] toegewezen, als volgt:
“6.3 veroordeelt [appellant] , gedaagde 2, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Gezond Groen te betalen een bedrag van € 14.667,28, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;”
De kantonrechter heeft de vordering jegens [appellant] voor het overige afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
6.7.
[de klant] is geen partij in dit hoger beroep.
6.8.
[appellant] heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Hij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing van het door Gezond Groen gevorderde.
Gezond Groen voert in principaal hoger beroep gemotiveerd verweer en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Gezond Groen heeft in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, onder de voorwaarde van aantasting van de toewijzing van het gevorderde in het bestreden vonnis, een grief aangevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met verbetering van de gronden conform haar voorwaardelijke eiswijziging. De eiswijziging heeft te maken met een herformulering van (de gronden van) de vordering en is onderworpen aan de voorwaarde dat het hof toekomt aan een herbeoordeling van de vordering van Gezond Groen.
[appellant] heeft verweer gevoerd in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.
6.9.
Het hof zal de grieven in principaal hoger beroep gezamenlijk behandelen.
6.10.
Het hof stelt de verklaringen van [de klant] en [appellant] ter gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg voorop bij de beoordeling:
[de klant] :
“Ik heb afspraken gemaakt met de heer [appellant] voor de renovatie van mijn tuin en schilderwerkzaamheden aan mijn huis. Wij hebben daarvoor een vast bedrag afgesproken van uiteindelijk € 8.550,00. Dit bedrag heb ik contant betaald aan de heer [appellant] . Ik heb nooit een offerte ontvangen van Gezond Groen. Ik heb alle zaken gedaan met de heer [appellant] want dat was al mijn tuinman. Wie hij voor de werkzaamheden inhuurde maakte mij niet uit.”
[appellant] :
“Het klopt dat ik in de periode van 15 maart tot en met 31 december 2016 via het UWV werkzaam was bij Gezond Groen.De afspraken die ik met mevrouw [de klant] heb gemaakt heb ik namens Gezond Groen gemaakt. Ik heb dit ook steeds met Gezond Groen afgestemd. Dat deed ik met de heer [medewerker 1 van Gezond Groen] en de heer [medewerker 2 van Gezond Groen] . Ik heb inderdaad de prijsafspraken gemaakt zoals door mevrouw [de klant] aangegeven. Het bedrag van
€ 8.550,00 heb ik contant van mevrouw [de klant] ontvangen. Nu u mij erna vraagt heb ik daarvan
€ 4.800,00 betaald aan de heer [medewerker 2 van Gezond Groen] . De rest zal ik dan wel gehouden hebben. Dat heeft te maken met de schade die is veroorzaakt en eigen uren die ik ook in de tuin heb gestoken. De schade had niet te maken met de werkzaamheden in de tuin van mevrouw [de klant] .”
6.11.
De kantonrechter heeft beslist dat met [de klant] een vaste prijsafspraak is gemaakt. [appellant] heeft tegen deze beslissing geen grief gericht, zodat deze beslissing voor het hof het uitgangspunt is. Verder is voor het hof, bij gebreke van een tegen overwegingen 2.2-2.3 van het bestreden vonnis gerichte grief, het uitgangspunt dat [appellant] op grond van zijn overeenkomst met Gezond Groen (i) potentiële klanten mocht benaderen, een kostencalculatie mocht maken en die voor akkoord aan de financiële administratie moest voorleggen en (ii) zelfstandig opdrachten mocht aangaan op basis van nacalculatie. [appellant] gaat er ook van uit dat hij contacten heeft gehad met [de klant] over de afspraken over de tuinwerkzaamheden.
6.12.
Het geschil spitst zich in de eerste plaats toe op de vraag of [appellant] tussen Gezond Groen en [de klant] uitsluitend heeft bemiddeld en prijsafspraken alleen – namens Gezond Groen – heeft bevestigd en gecommuniceerd (boodschappen uitgewisseld), zoals [appellant] aanvoert.
6.13.
Het hof acht dit standpunt van [appellant] onvoldoende gemotiveerd. [appellant] heeft immers niet uitgelegd wanneer en hoe hij over deze “communicatie” en “boodschappen” overleg met Gezond Groen ( [medewerker 1 van Gezond Groen] en [medewerker 2 van Gezond Groen] ) heeft gevoerd, wie daarbij aanwezig was en wie wat bij dit overleg heeft gezegd, waaruit hij redelijkerwijs mocht opmaken dat Gezond Groen kon instemmen met zijn handelwijze en de beoogde vaste prijsafspraak met [de klant] . [appellant] voert aan dat Gezond Groen contact heeft gehad met [de klant] , maar hij volstaat met de opmerking dat [medewerker 1 van Gezond Groen] [de klant] heeft gevraagd of “alles tot dat moment naar tevredenheid verliep”; [appellant] heeft niet gemotiveerd toegelicht dat de vaste prijsafspraak in die contacten is gemaakt. Bij gebreke van een nadere motivering door [appellant] moet het hof het ervoor houden, zoals Gezond Groen stelt, dat [appellant] zonder overleg met Gezond Groen de vaste prijsafspraak met [de klant] heeft gemaakt. Dit betekent dat het beroep van [appellant] op “communicatie” of “bemiddeling” wordt verworpen. De overige standpunten van [appellant] wat betreft bevoegdheid, vertegenwoordiging en volmacht doen niet ter zake.
6.14.
Het hof beoordeelt vervolgens de gevolgen van de handelwijze van [appellant] .
6.15.
[appellant] is naar het oordeel van het hof tekort geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit zijn overeenkomst met Gezond Groen (zie 6.11-6.13 hiervoor). De handelwijze van [appellant] , zoals omschreven in die overwegingen, was in de context van de overeenkomst tussen partijen ongeoorloofd. Het hof stelt verder vast dat [appellant] tegenover de gemotiveerde stelling van Gezond Groen niets heeft aangevoerd waaruit volgt dat hij Gezond Groen heeft ingelicht over de vaste prijsafspraak. [appellant] was naar het oordeel van het hof wel gehouden tot nader overleg met Gezond Groen over deze afspraak. Hij moest als ervaren tuinman begrijpen dat de kosten gedurende de uitvoering van de werkzaamheden veel hoger opliepen dan de vaste prijsafspraak die in zijn contacten met [de klant] was gemaakt. [appellant] is dan ook gehouden tot vergoeding van schade (“subsidiaire” grondslag van het gevorderde, 6.4 hiervoor).
6.16.
[appellant] heeft de begroting betwist van de schade die Gezond Groen stelt te hebben geleden als gevolg van deze tekortkoming. De kantonrechter heeft de schade begroot op € 14.667,28, conform het standpunt van Gezond Groen. Gezond Groen heeft ter onderbouwing de aan [de klant] gerichte factuur overgelegd ter hoogte van dit bedrag, alsmede meerdere facturen van leveranciers en ketenpartners, die aan Gezond Groen zijn gericht (bestreden vonnis, 5.12). [appellant] betwist dat de bonnetjes en facturen zien op de tuin van [de klant] en zijn betaald. Hij betwist ook het aantal beweerdelijk gewerkte uren. [appellant] herhaalt verder zijn standpunt dat twee bomen van [de klant] zijn omgezaagd (waardoor [de klant] schade leed die moest worden vergoed door kosteloos te werken). [appellant] beroept zich tot slot op eigen schuld van Gezond Groen omdat Gezond Groen volgens hem geen duidelijke overeenkomst heeft gesloten met [de klant] en niet goed met haar heeft gecommuniceerd.
6.17.
Het hof verwerpt deze standpunten en begroot de schade overeenkomstig het bestreden vonnis. [appellant] is niet concreet ingegaan op de bonnetjes, facturen en uren. Hij heeft ook niet uitgelegd dat of waarom hij daarop niet heeft kunnen ingaan. Hij erkent dat hij nauw betrokken was bij de uitvoering van de werkzaamheden. Een nadere toelichting over de uitvoering van de werkzaamheden, de benodigde materialen en de bestede uren mocht van hem worden verlangd. [appellant] heeft ook zijn standpunt over de twee omgezaagde bomen niet voldoende toegelicht. Hij heeft niet aangevoerd om welke concrete bomen het gaat, waar deze hebben gestaan, wie de bomen wanneer heeft omgezaagd, hoe dit concreet is gegaan, welke contacten er met [de klant] waren, of [de klant] hierover heeft geklaagd en zo ja, hoe en wanneer.
6.18.
Het hof acht ook het beroep van [appellant] op eigen schuld van Gezond Groen ongegrond. Het hof beoordeelt de vraag in hoeverre de wederzijdse gedragingen tot de schade hebben bijgedragen. Het hof overweegt dat Gezond Groen wellicht wel met [de klant] over de te verwachten kosten had moeten spreken. De kosten liepen nogal op, en Gezond Groen verkeerde in de veronderstelling, volgens haar eigen zeggen, dat er geen vaste prijs was afgesproken, maar dat het werk op basis van nacalculatie was aangenomen. Uit niets blijkt dat zij ervan uitging dat [appellant] [de klant] informeerde over het oplopen van de kosten en het te verwachten eindbedrag. [appellant] heeft echter niet voldoende onderbouwd dat deze handelwijze van Gezond Groen in enige mate tot de schade heeft bijgedragen. De schade is ontstaan, doordat [appellant] tegen de instructies in met [de klant] een prijsafspraak had gemaakt en [de klant] zich vervolgens daarop beriep. Nu die prijsafspraak voor dat werk eenmaal was gemaakt, kon [de klant] daarop een beroep doen, ook als Gezond Groen vóór of tijdens het werk eens bij haar langs was gegaan om over de kosten te praten. Het hof neemt daarom aan dat een verzuim van Gezond Groen om met [de klant] over de kosten te praten, de schade niet zou hebben beperkt en dus dat dit verzuim niet tot de schade heeft bijgedragen. Feiten of omstandigheden die dit anders maken, bijvoorbeeld dat [de klant] in dat geval geen beroep op de prijsafspraak zou hebben gedaan of van een deel van het overeengekomen werk zou hebben afgezien, zijn niet naar voren gebracht. Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld. Mocht [appellant] overigens hebben bedoeld dat Gezond Groen niet met hem in zee had moeten gaan (waardoor hij de instructies niet had overtreden en de afspraak met [de klant] niet had gemaakt), dan is dit standpunt naar het oordeel van het hof niet voldoende onderbouwd. [appellant] was een ervaren tuinman en hij heeft niets gesteld waaruit volgt dat Gezond Groen had moeten afzien van de samenwerking met hem.
6.19.
Het voorgaande is voldoende om de toewijzing van het door Gezond Groen gevorderde te dragen.
6.20.
Het hof stelt overigens vast dat partijen een afspraak hadden: [appellant] draagt de door hem ontvangen bedragen af aan Gezond Groen. [appellant] betwist deze afspraak op zichzelf niet. Hij heeft in elk geval € 4.000,00 afgedragen. [appellant] betwist wel dat hij meer dan € 6.500,00 heeft ontvangen van [de klant] , maar hij is niet ingegaan op de hiervoor aangehaalde verklaringen door hem en [de klant] : hij heeft € 8.550,00 ontvangen. Ook hier is zijn afwijkende standpunt in principaal hoger beroep onvoldoende gemotiveerd. [appellant] moet dan ook nog € 4.550,00 afdragen (“primaire” grondslag van het gevorderde, 6.4 hiervoor). Dit bedrag is echter, naar het hof begrijpt, reeds inbegrepen in de hiervoor begrote schade.
6.21.
Gezond Groen heeft erkend € 1.250,00 te hebben ontvangen van [appellant] . Het hof zal dit meenemen in de beslissing hierna. [appellant] voert aan dat hij niet meer dan € 1.250,00 hoeft te betalen aan Gezond Groen, maar dat standpunt is ongegrond, zoals hiervoor is overwogen.
6.22.
De beoordeling leidt tot de volgende conclusies. De grieven in principaal hoger beroep falen. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Het hof zal bepalen dat de betaling van € 1.250,00 moet worden toegerekend op de vorderingen van Gezond Groen in overeenstemming met de wettelijke regels. Het hof laat het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep en de voorwaardelijke eiswijziging verder onbesproken omdat aan de desbetreffende voorwaarden niet is voldaan. Een kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep blijft daarom achterwege. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in principaal hoger beroep worden veroordeeld. Het hof is van oordeel dat [appellant] gelet op al het voorgaande terecht in eerste aanleg als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten is veroordeeld.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het principaal hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Gezond Groen op € 1.978,00 aan griffierecht en op € 1.074,00 aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 157,00 indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 239,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden; en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
bepaalt dat de betaling door [appellant] van € 1.250,00 wordt toegerekend op de vorderingen van Gezond Groen in overeenstemming met de wettelijke regels;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en J.M.W. Werker en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 april 2020.
griffier rolraadsheer